Niet-Nederlandse gijzelaars
In mei 1940 laat de Nederlandse overheid preventief Duitsers en Oostenrijkers arresteren.
Later nemen de Duitsers in Nederland wonende Fransen, Belgen en Britten gevangen.

Tussen 10 en 14 mei 1940 worden in Nederland maar ook in Nederlands-Indië, in Suriname en op de Antillen Rijks-Duitsers en Oostenrijkers gearresteerd, enkele duizenden in totaal. Zij worden door de Nederlandse overheid als staatsgevaarlijk gezien. De ‘vijfde kolonne’-gedachte – een term uit de Spaanse Burgeroorlog die aanduidt dat er wordt samengewerkt met de vijand – wordt herhaaldelijk met hen in verband gebracht, vaak ten onrechte. Onder de gearresteerden bevinden zich namelijk ook Duitse gevluchte Joden en andere totaal onschuldige burgers. Toch vrezen de Nederlandse autoriteiten dat deze mensen door hun afkomst loyaal aan de Duitsers zijn en wil men met hun arrestatie in ieder geval alle risico’s hiervan wegnemen.

In juni 1940, dus na de capitulatie van Nederland, arresteren de Duitsers vanuit dezelfde gedachte Fransen, Belgen en Britten die in Nederland wonen of hier langere tijd verblijven, een kleine duizend in totaal. Zij komen in Kamp Schoorl terecht. Na enkele weken worden de Belgen en Fransen vrijgelaten. De Britten (mannen en vrouwen) moeten naar een kamp voor civiel geïnterneerden in Opper-Silezië (nu: Polen). De mannen en vrouwen komen in afzonderlijke kampen terecht.

Na Pearl Harbor arresteren de Duitsers ook een groep van 120 Amerikaanse mannen. Zij komen terecht in Kamp Amersfoort, Kamp Vught en deels ook in hetzelfde kamp als de Britten in Opper-Silezië.