Meer foto's
Een Zweeds schip met meel aan de kade in Delfzijl.
Beeldbank WO2 - NIOD
Voedselhulp, 20 January 1945
Zweeds witbrood

In de Hongerwinter van 1944/1945 hebben de mensen in het bezette deel van Nederland bijna geen eten meer. De winter is streng waardoor de rivieren dicht zijn gevroren en het voedsel niet per schip kan worden aangevoerd. Als wraak voor de spoorwegstaking wordt ook geen voedsel meer per trein aangevoerd. Vooral in de Randstad en de grote steden is het voedselprobleem erg nijpend.

De regering in Londen ziet de naderende ramp met lede ogen aan. De Amerikaanse opperbevelhebber Eisenhower wordt om hulp gevraagd. De geallieerden gaan akkoord en geven het Rode Kruis toestemming om hulp te verlenen. Via het neutrale Zweden wordt per schip meel aan Nederland geleverd. De schepen komen eind januari in de haven van Delfzijl aan. Tijdens de koude en hongerige winter.

Vanuit Delfzijl wordt het meel over Nederland verdeeld. Per streek wordt een bakkerij aangewezen die van het meel witte broden gaat maken. Dag en nacht wordt er gewerkt. De bakkerijen krijgen van de Duitsers tijdelijk weer stroom om de broden te kunnen maken. Gebroederlijk gaan de bakkers aan de slag. Pas eind februari worden de broden uitgedeeld.

Iedereen boven de vier jaar krijgt een half witbrood en Zweedse margarine. Het brood is voor vele een wonder en betekent een groot bezit. Het smaakt als cake. Hoe zeer brood wordt gekoesterd blijkt wel uit een verhaal over een bombardement in Den Haag. Vluchtende mensen hebben het brood onder de arm, want eten is het allerbelangrijkste wat er is.

Bij het brood hoort trouwens een hardnekkige mythe. Vele denken dat het brood met vliegtuigen boven Nederland is uitgeworpen. Dit komt zeer waarschijnlijk doordat de voedseldroppingen van april en mei 1945 zoveel indruk op de mensen hebben gehad. Het brood komt echter als meel de haven van Delfzijl binnen en komt dus niet uit de lucht vallen.

Bron: Andere tijden, 30 april 2006

Video
Voedselhulp, 20 January 1945
Voedseldroppings

De winter van 1944/1945 is koud en lang. Het voedsel is al snel op. Net als de brandstof om de huizen warm te houden. Overal wordt hout gesprokkeld. Bielzen van de tramrails zijn gewilde objecten. Leegstaande huizen worden van al het hout ontdaan.

Aan voedsel is nog veel moeilijker te komen. Het Zweedse wittebrood uit februari en maart van 1945 is een druppel op de gloeiende plaat. Het hongergebrek blijft en wordt alleen maar erger. Vooral in de grote steden in het westen van Nederland. Veel mensen gaan op hongertocht naar het platteland in het oosten en noorden van Nederland.

De Nederlandse regering in Londen wil dat er voedselhulp komt. De geallieerden zien hier in eerste instantie niets in. Zij houden zich bezig met de militaire operaties om Europa te bevrijden. Eind april geven ze echter toch toe aan de druk uit Londen en de roep om hulp uit het westen van Nederland.

De onderhandelingen met de Duitse bezetter wordt op 28 april in het dorpje Achterveld geopend. Seyss-Inquart, de leider van Nederland, kom persoonlijk om over de hulp te praten. Ook prins Bernhard is aanwezig.

Op 30 april wordt een overeenkomst gesloten met de bezetter. De Duitsers zullen niet op de vliegtuigen schieten en de locaties voor de droppings worden bepaald. Dit weerhoudt de Britten niet om al op 28 april te beginnen met het droppen van voedsel.

De Britten noemen hun operatie Manna. Deze naam komt uit de bijbel (ex. 16:15: “Manna is het voedsel dat God dagelijks uit de hemel neer deed dalen, om de Israëlieten tijdens de veertigjarige doortocht door de woestijn van voedsel te voorzien”). De Amerikanen noemen hun operatie Chowhound. Dit is de bijnaam voor soldaten die een tweede keer opscheppen in de kantine.

Bij Den Haag, Leiden, Gouda, Alkmaar, Utrecht, Schiphol, Vogelenzang, Ypenburg, Kralingsche Plas en Hilversum wordt voedsel afgeworpen. Radio Oranje maakt bekend wanneer en wat gedropt zal worden.

Tussen 28 april en 8 mei zijn ongeveer 5200 vluchten uitgevoerd. De bemanning van de bommenwerpers vliegen zeer laag over Nederland. Overal zien ze zwaaiende mensen, maar ook de schade van vijf jaar oorlog. 11.000 ton aan voedsel is uitgeworpen.

De volgende voedselwaren worden onder andere gedropt: melkpoeder, meel, eipoeder, ingeblikt vlees, chocolade, thee, koffie en biscuits. De voedselpakketten worden op de grond verzameld en onder streng toezicht naar een opslagplaats gebracht. Het meeste voedsel wordt na de bevrijding verdeeld.

Bij het naderen van de bevrijding worden ook vrachtwagens met voedsel vanuit de bevrijde gebieden Nederland binnen gelaten.

Voor de piloten is het droppen van voedsel een nieuwe ervaring. Zij kunnen laag vliegen zonder beschoten te worden en in plaats van bommen brengen ze nu voedsels. Jaren later praten ze nog steeds over deze bijzondere gebeurtenis.

Bron: Andere tijden, 30 april 2006

Video
Voedselhulp,
Voedselhulp Na 5 mei

Met de bevrijding is het voedselprobleem niet opeens opgelost. Er is nog steeds een grote vraag naar voedsel in het westen van het land. Er blijven vrachtwagens met voedsel die kant opgaan. Het eten is nog steeds op de bon en voor sommige producten blijft dit nog lange tijd zo.

Wel is de ergste hongernood voorbij en er zijn meer hulpverleners die zich met de verzwakte mensen bezig houden. Voedselhulp blijft nodig, want door de oorlog is veel landbouwgrond vernietigd, zoals de polders in de Wieringermeer en op Walcheren. Het duurt jaren voordat op Walcheren weer een goede oogst behaald kan worden.