Een feilloos geheugen bestaat niet

Bij het thema

door Christel Tijenk – leesduur 4 minuten

Ooit zag ik in het United States Holocaust Memorial Museum (USHMM) in Washington een expositie met video-interviews met ooggetuigen. Ze hadden als kind de eerste jaren van de Jodenvervolging in nazi-Duitsland meegemaakt. Ze beschreven marcherende SA-mannen die antisemitische liederen zongen, haatdragende posters, pesterijen door andere kinderen. Af en toe verscheen er een tekst onderin beeld waarin werd aangegeven dat de herinnering niet juist kon zijn, omdat de beschreven poster pas jaren later ontworpen was of het gehoorde lied toen nog niet geschreven.

Ik vond het een opmerkelijke manier van omgaan met getuigenissen van ooggetuigen. Eentje die vragen bij me opriep. Gebruik je interviews in een museale setting om kennis over te brengen op bezoekers en mogen er daarom geen ‘vergissingen’ in voorkomen? Of gebruik je ze juist om de impact van gebeurtenissen te laten zien vanuit verschillende perspectieven?

Tussen feit en fictie, zo heet deze editie van WO2 Onderzoek uitgelicht. Gevraagd naar de bruikbaarheid van herinneringen binnen oorlogsmusea en herinneringscentra, antwoordt professor Harald Merckelbach in dit nummer: “Er is een harde kern van integriteit als het op herinneringen aankomt.” Tegelijkertijd stelt hij dat wat een getuige zich decennia later herinnert, niet voetstoots voor waar aan te nemen is en dus niet bruikbaar is als kennisbron op microniveau.

Gaten in het geheugen

Hoe problematisch het is als getuigenissen wel als kennisbron worden gezien, blijkt uit de terugblik van journalist Margalith Kleijwegt op de Demjanjuk-processen. Door het ontbreken van documenten was deze zaak vrijwel geheel gebouwd op herinneringen van slachtoffers die decennia eerder getuige waren van gruwelijke misdaden. Geheugenexpert Willem Wagenaar plaatste kritische kanttekeningen bij de gebruikte procedures. Hij stelde dat iemand die over het verleden vertelt, iedere keer een reconstructie van dat verleden maakt en daarbij gaten in de herinnering opvult. Daardoor is op een gegeven moment niet meer zeker wat daadwerkelijke herinneringen zijn en wat nieuwe verhalen die dienen als opvullingen.

Dit wordt ook zichtbaar in het artikel ‘Cameraman onder de nazi’s’, waarin Renske Krimp de intrigerende zoektocht beschrijft van Arq-medewerker Wim Visser naar de ‘waarheid’ achter het verhaal van Piet Reijnen. Reijnen legde vast hoe hij gedwongen was mee te werken aan nazifilms waarbij concentratiekampgevangenen om het leven kwamen. De door Reijnen beschreven gebeurtenissen en personen zijn echter niet terug te vinden in archieven of herinneringen van tijdgenoten. Het manuscript van Reijnen ontstond in een therapeutische setting: schrijftherapie bij psychiater Bastiaans. Krimp laat in haar artikel zowel Visser als Harald Merckelbach conclusies trekken op basis van dezelfde informatie, wat toont hoe moeilijk het is pseudoherinneringen te herkennen.

Subjectieve kleur

Wanneer een ooggetuige wordt geïnterviewd voor de collectie van een museum, moet een periode van jaren gecomprimeerd worden tot een verhaal van enkele uren. Hierdoor krijgt deze geschiedenis onvermijdelijk een eigen, subjectieve kleur. Daarnaast speelt de wens ‘jezelf in de ogen te kunnen kijken’ een rol – Eva Moraal schrijft daarover ook in haar column ‘Duizenden Westerborken’. Bovendien kennen wij niet alle ervaringen van de betrokkenen; we kunnen niet nagaan wat herinnerd en wat vergeten is, wat verteld wordt en wat verzwegen. Heftige gebeurtenissen worden uitgebreid beschreven, terwijl de sleur en eentonigheid buiten beeld blijven. In de herinnering wordt een structuur aangebracht die leidt naar het overleven.

Dit alles is geen kwestie van onoprechtheid of van geldigheid. Herinneringen geven toegang tot het verleden, en moeten net als andere bronnen met een kritische maar respectvolle blik worden bekeken. In de woorden van Merckelbach: “Het gevaar van meer kennis over de werking van het geheugen en het onderkennen van het reconstruerend vermogen ervan, is dat we te veel gaan relativeren. […] Het is daarom belangrijk om ons heel goed te realiseren wat het geheugen van ooggetuigen ons wél kan leren.”

Herinrichting van het terrein van het voormalige doorgangskamp Westerbork. Foto: Sake Elzinga, 2018

Leerlingen

Op dit moment zijn we volop bezig met de herinrichting van Herinneringscentrum Kamp Westerbork. In de interviewfragmenten met ooggetuigen die een plek krijgen in de nieuwe expositie zal een corrigerende ondertiteling, zoals ik die in het USHMM zag, ontbreken. De context van de tentoonstelling geeft kennis en inzicht in de structuur en werking van kamp Westerbork. De ooggetuigen maken duidelijk welke impact kamp Westerbork als voorportaal van de deportatie naar de vernietigingskampen had op hun eigen leven en op hun gemeenschap.

In educatieve programma’s voor middelbare scholieren en lerarenopleidingen waarin we werken met ooggetuigeninterviews, bieden we leerlingen handvatten om in te zien dat getuigenissen zijn beperkt door het individuele geheugen. Tegelijk proberen we inzicht te geven in multiperspectiviteit. We moeten ons blijven realiseren dat het kunnen historiseren van ooggetuigen iets is dat je leerlingen én reguliere bezoekers van het museum expliciet moet meegeven.

Over de auteur

 

Christel Tijenk

Christel Tijenk is historica. Ze is werkzaam als coördinator Educatie bij Herinneringscentrum Kamp Westerbork.


Foto bovenaan artikel: De ‘Tower of Faces’, onderdeel van de vaste tentoonstelling van het United States Holocaust Memorial Museum. Bron: Dsdugan op Wikimedia Commons (CC0 1.0)