Leden van de ARP en CNV
De Anti-Revolutionaire Partij (ARP) was een politieke partij van protestanten
en vooral van gereformeerden. Het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) was
een Nederlandse werknemersorganisatie (vakbond) op christelijke grondslag.

De Anti-Revolutionaire Partij en het Christelijk Nationaal Vakverbond worden door de Duitsers als gevaarlijk beschouwd. De ARP en het CNV baseerden zich op het protestantse principe dat het gezag van de overheid van God komt en niet van de mensen. Deze gedachte gold met name in kringen van de gereformeerden, die 80% van de ARP-stemmers uitmaakten. De protestanten zien het koningshuis als de beste vertegenwoordiger van dit gezag. De Duitse inval en het feit dat de Koningin met haar familie naar Londen moet uitwijken, motiveert veel protestanten – en met name gereformeerden – om fel in verzet te komen. Het CNV wil bovendien niet opgaan in het Nederlands Arbeidsfront, zoals de Duitsers eisen.

Eind december 1940 arresteren de Duitsers negen vooraanstaande ARP’ers die naar Kamp Schoorl worden gebracht. Nog vijf ARP’ers leggen begin 1941 dezelfde route af. Op 30 juni 1941 sturen de Duitsers 90 leden van de ARP en CNV preventief naar Kamp Schoorl. Zij hebben op dat moment niets verkeerds of illegaals gedaan.

 

 

Eind augustus 1941 komen 40 van hen vrij. De rest wordt overgebracht naar Kamp Buchenwald waar zij bij de Indische gijzelaars worden gevoegd. Omdat zij vanaf dat moment dezelfde weg afleggen als de Indische gijzelaars, voelen en noemen velen zichzelf later ook ‘Indische gijzelaar’. Maar een formeel verschil met deze groep is dat de mensen van de ARP en CNV preventief worden opgepakt en de Indische gijzelaars als represaillemaatregel zijn vastgezet.