Namenlijst
Al vroeg in de oorlog worden door de Duitsers lijsten bijgehouden
met namen van mensen die als anti-Duits worden aangemerkt.

Al sinds het begin van de oorlog houden de Duitsers lijsten bij met namen van anti-Duitse Nederlanders. Een speciale afdeling van de Duitse Sicherheitsdienst verzamelt deze gegevens. Deze mensen worden hierbij geholpen door Nederlandse informanten, die vaak geld krijgen voor de informatie die ze geven.

Ook beschikt de Sicherheitsdienst per gemeente over lijsten met namen en adressen van de notabelen: de burgemeester, de dominee, de notaris en anderen. Soms zijn dit dezelfde namen als op de lijsten met anti-Duitse mensen. Hiermee beschikken de Duitsers over een potentieel reservoir aan gijzelaars, wanneer zich een gebeurtenis voordoet die gewroken moet worden. Zulke gebeurtenissen variëren van het vieren van Koninginnedag (dit was verboden!) tot de liquidatie van vooraanstaande NSB’ers. Voor elk van deze vergrijpen kunnen zij worden opgepakt.

Na verloop van tijd, als de tactiek van de Duitsers duidelijker wordt, gebeurt het steeds vaker dat de arrestatieteams van de Duitse Sicherheitspolizei en hun Nederlandse handlangers de mensen van de lijsten niet thuis aantreffen. Uit voorzorg, omdat zij vermoeden of via het verzet weten dat hun naam op de lijst staat, hebben zij een onderduikadres gevonden. De gijzelaars die wel worden opgepakt – ongeveer 400 in totaal – komen in verschillende kampen terecht: Schoorl, Amersfoort, Vught en Beekvliet.