In 1940 vestigde zich in de Engelse hoofdstad een Nederlandse gemeenschap, waarvan koningin en regering het middelpunt waren. De Nederlandse kolonie vormde een bonte mengeling van politici, vissers, journalisten, studenten, artiesten, zeevarenden en zakenlieden. Een groot aantal van hen werd ingedeeld bij geallieerde strijdkrachten, terwijl ongeveer 1000 ambtenaren de regering in haar werkzaamheden moesten bijstaan.