Naar aanleiding van onlusten in de Amsterdamse jodenhoek geven de Duitse autoriteiten aan twee vooraanstaande Joden, Abraham Asscher en prof. David Cohen opdracht een Joodse Raad voor Amsterdam op te richten. De Joodse Raad zou voortdurend bij de joodse gemeenschap aandringen op stipte naleving van de Duitse verordeningen. Want niet nakomen, zou nog hardere maatregelen tot gevolg hebben, was de overtuiging. De leiding van de raad schipperde voortdurend tussen gehoorzamen aan de Duitse bepalingen en opkomen voor de belangen van de Joodse gemeenschap. Met deze werkwijze probeerden Asscher en Cohen – tevergeefs – zo veel mogelijk Joden van transport te vrijwaren.