Ondertussen, ergens anders. Het Nederlandse verzet over Nederlands-Indië

Verzet

door Wim Manuhutu – leesduur 7 minuten

In de kring van organisaties die zich bezighouden met de Tweede Wereldoorlog in Azië klinkt al jaren de klacht dat ‘hun’ oorlog altijd in de schaduw staat van die in Nederland zelf. En dat terwijl de Tweede Wereldoorlog natuurlijk ook een belangrijke impact had in en op de Nederlandse koninkrijksdelen Indonesië, Suriname en de Antillen. Tijdens de oorlog zelf was dat duidelijker dan nu, zo toont een verrassende studie van Jennifer Foray. Indonesië viel bepaald niet buiten het blikveld van het Nederlands verzet, zo laat zij zien.


Dit artikel werd in 2014 gepubliceerd in WO2 Onderzoek uitgelicht (destijds nog een papieren uitgave).


Op 8 maart 2014 vond in Amersfoort de conferentie Eén WO II plaats. Die draaide om de vraag hoe het wereldomvattende karakter van de oorlog, ook als je hem louter beziet vanuit de Nederlandse context, naar voren kan worden gebracht.

Die vraag betekent nog altijd een fikse uitdaging voor iedereen die professioneel of anderszins betrokken is bij het herdenken en het herinneren van de Tweede Wereldoorlog. Want er zijn vele verhalen te vertellen over deze oorlog, vanuit veel meer verschillende perspectieven dan alleen die van de Nederlanders die leden in het bezette Europa. Hoewel in de nationale herdenking op 4 mei de aandacht groeit voor het feit dat de oorlog zich in alle delen van het toenmalige koninkrijk afspeelde, ontbreekt een goed grand narrative tot nog toe.

De hamvraag voor professionals is dan ook hoe de verhalen van de Tweede Wereldoorlog binnen en buiten Europa met elkaar kunnen worden vervlochten. Het was een post op Facebook, van de in Nederland woonachtige Indonesische onderzoeker en journalist Joss Wibisono, die me attendeerde op het onderzoek van de Amerikaanse historicus Jennifer Foray. Zij bestudeerde de denkbeelden over de toekomstige verhoudingen met Indië/Indonesië zoals die tussen 1940 en 1945 leefden in het door Duitsland bezette Nederland. Haar interessante studie uit 2012 brengt de vervlechting van oorlogskwesties in Nederland en Nederlands-Indië in kaart.

Moluks verzet

Het is algemeen bekend dat de oorlogservaringen in Nederland van invloed waren op de opvattingen aan Nederlandse kant in de eerste fase van het Nederlands-Indonesische conflict. De Indonesische leiders Soekarno en Hatta werden vanwege hun samenwerking met de Japanners beschouwd als collaborateurs. Dat beiden ten tijde van de Japanse inval vanwege hun inzet voor de nationalistische zaak in Nederlandse gevangenschap zaten, maakte voor dat beeld geen verschil.

Later werden ook andere visies op de verhouding tussen Indonesiërs en Nederlanders ten tijde van de oorlog naar voren gebracht. Toen het Moluks Historisch Museum in 1992 door middel van een tentoonstelling en een publicatie aandacht schonk aan de rol van Molukkers in het verzet gedurende de Tweede Wereldoorlog, werd bijvoorbeeld bewust gekeken naar Molukkers die in Nederland mee hadden gedaan aan het verzet tegen de Duitsers.1 Daarbij kon voor bronnen voor een deel worden teruggegrepen op het baanbrekende onderzoek van Harry Poeze naar Indonesiërs in Nederland.2

Jennifer Foray snijdt met haar studie een nieuwe dimensie aan. Zij laat zien dat in de kranten die door het Nederlandse verzet werden uitgebracht, ruimschoots aandacht werd besteed aan Nederlands-Indië.

Bijeenkomst van de Perhimpoenan Indonesia, waarschijnlijk in Leiden tussen ca. 1924 en 1927. Mohammed Hatta als zesde van links. Foto: KITLV

Opvoeden tot een ‘volwassen’ land

Foray putte voor haar onderzoek onder andere uit de rijke collectie van het NIOD, en dan met name uit de oorlogsjaargangen van bladen die door het verzet werden uitgebracht: Vrij Nederland, Het Parool, De Waarheid, Trouw en Je Maintiendrai. Dat de verschillen in politieke kleur van deze bladen zich ook manifesteerden in hun artikelen over de actuele situatie en de toekomst in Indonesië is op zich niet verbazingwekkend.

Zo signaleert Foray dat in Het Parool niet meer over Nederlands-Indië maar over Indonesië werd geschreven, om aan te geven dat men zich in socialistische kring bewust was van de nieuwe verhoudingen wanneer de oorlog afgelopen zou zijn. Dat gold nog meer voor De Waarheid, het blad van de CPN, die zich al in de jaren dertig had uitgesproken voor de onafhankelijkheid van Indonesië. In de aanloop naar de oorlog was dat standpunt wat gematigd en werd er – met een schuin oog kijkend naar Engeland – meer gesproken over een dominion status van de koloniën. Meer zelfstandigheid, maar wel binnen het koninkrijk dus.

Wel werd in alle gevallen nog uitgegaan van een band tussen Nederland en haar koloniën, hoe de verhoudingen ook zouden mogen worden. Dat blijkt uit de positieve reacties op de rede die koningin Wilhelmina op 6 december 1942 in Londen uitsprak. Hierin stelde ze – zonder erg concreet te worden – dat de verhoudingen binnen het koninkrijk zouden worden aangepast aan de veranderende omstandigheden.

Maar hoe die aanpassingen eruit zouden moeten zien, daarover bestonden zoals gezegd verschillende opvattingen. In Het Parool, Vrij Nederland en De Waarheid werd gepleit voor verregaande hervormingen, terwijl Trouw een conservatiever geluid liet horen en benadrukte dat Nederland de taak had de Indonesische bevolking op te voeden in de richting van een ‘volwassen’ land.

Een aantal redacteuren en auteurs – zoals Paul de Groot van De Waarheid, Frans Goedhart van Het Parool en Gesina van der Molen van Trouw – zouden ook na de oorlog als politici, opiniemakers of belangenbehartigers een rol spelen in het Nederlands-Indonesisch conflict. Door hun stukken uit de illegale pers te lezen, kunnen zowel de continuïteit als de ontwikkelingen in het denken van de stromingen die zij vertegenwoordigden, beter gevolgd en begrepen worden.

In 1943 wijdt verzetskrant Het Parool een voorpagina-artikel aan de naoorlogse verplichtingen van Nederland ten aanzien van Indonesië. Bron: Stichting Democratie & Media

Het Indië-nummer van Trouw, december 1943. Bron: Trouw

Strijd tegen Japan

Een tekortkoming van Forays studie is dat uitgebreide citaten of passages ontbreken. Wellicht is dat omdat Foray het boek schreef voor een internationaal academisch publiek en het boek verscheen bij een Engelse academische uitgeverij. Wie wil lezen wat er precies in de artikelen stond – of in de specials over Indonesië die bijna alle bladen in de jaren 1943 en 1944 uitbrachten – zal zelf de originele bronnen moeten raadplegen.

Dat gaat ook op voor stukken uit een van de kleinere bladen die Foray bespreekt: Ons Volk. Ons Volk verscheen vanaf oktober 1943 en werd uitgegeven door (voornamelijk Leidse) Indologen. In de periode september 1944–april 1945 werden door Ons Volk tussen de 20.000 en 30.000 enquêtes verspreid waarin werd gevraagd of jongemannen bereid zouden zijn om zich direct na de bevrijding van Nederland in te zetten voor de bevrijding van de door Japan bezette Indonesische archipel. Ook werd gevraagd naar hun eigen opvattingen over en betrokkenheid met Indonesië.

Uiteindelijk kwamen 3500 enquêtes terug. Daaruit bleek dat een groot deel van de ondervraagden weliswaar bereid was om deel te nemen aan de strijd tegen Japan, maar dat van een persoonlijke band met de archipel niet of nauwelijks sprake was. De wetenschap dat Ons Volk, een aantal enquêtes en een rapport met de uitkomsten bij het NIOD te raadplegen zijn, maakt wederom nieuwsgierig het originele bronmateriaal onder ogen te zien.

Indonesia. Bevrijdingsnummer van De BevrijdingBron: Erfgoed Leiden en Omstreken

Gemenebestachtige verhouding

Nieuwsgierig maakt Foray de lezer ook naar het blad De Bevrijding. Hiervan zijn slechts enkele exemplaren bewaard gebleven, die zich eveneens in het NIOD-archief bevinden. De Bevrijding werd vanaf mei 1944 uitgegeven door de Perhimpoenan Indonesia (PI), de vereniging van Indonesische studenten in Nederland.

De PI was al voor de oorlog sterk socialistisch georiënteerd met leiders als Hatta en Sjahrir. In de oorlog werd een aantal van haar leden actief in het verzet. Met De Bevrijding wilde het PI het Nederlandse publiek informeren over haar standpunt ten aanzien van de naoorlogse relatie tussen Indonesië en Nederland. Daarbij ging het om onafhankelijkheid met behoud van een gemenebestachtige verhouding tot Nederland. De groep achter De Bevrijding hoopte op begrip vanuit de kringen van het verzet.

Uiteindelijk liep het allemaal anders. Een van de dingen die bij het lezen van het boek van Foray opvalt: het overwegend theoretische karakter van de bespiegelingen over de toekomstige verhoudingen met Indonesië in de illegale pers. Men wist in Nederland vrijwel niets over wat er zich in de oorlog in de archipel afspeelde. Dat gold overigens ook in hoge mate voor de regering in Londen en de vertegenwoordiging in Australië. Hoe dat direct na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 leidde tot fatale misrekeningen, is bekend.

Na de bevrijding van Nederland in 1945 werd opgeroepen om als vrijwilliger in het leger dienst te nemen om Nederlands-Indië van de Japanse bezetter te bevrijden. Foto: Beeldbank WO2 – NIOD

Brandstof

Wat de studie van Foray belangwekkend maakt, is dat ze laat zien dat Indonesië in de ogen van het verzet in Nederland een integraal onderdeel uitmaakte van het denken over het naoorlogse koninkrijk. Dat kan een aanknopingspunt zijn om iets te doen aan de vergruizing van het beeld van de oorlog, waarbij iedere groep zijn of haar eigen oorlog lijkt te hebben en niemand oog heeft voor de grotere verbanden.3

En soms zegt een lacune ook veel. Het feit dat Suriname en de Antillen ook in Forays boek stiefmoederlijk zijn bedeeld, laat zien dat er nog veel onderzoek te verrichten valt.

Groot pluspunt is dan weer dat Foray de lezer op het spoor zet van bronnen die waarschijnlijk allerlei bruikbaar materiaal bevatten voor tentoonstellingen en manifestaties. Haar boek laat daarmee ook nog eens zien hoe belangrijk goed ontsloten collecties zijn.

Het wetenschappelijk onderzoek rondom de Tweede Wereldoorlog is constant in ontwikkeling, waarbij nieuwe bronnen toegankelijk worden gemaakt en bestaande bronnen opnieuw worden geïnterpreteerd. Dat onderzoek vormt als het ware de brandstof voor al diegenen die zich in de erfgoedsector bezighouden met die oorlog. Het helpt om bestaande verhalen fris te blijven vertellen, nieuwe verhalen toe te voegen of verhalen met elkaar te verbinden, en zo het herinneren en herdenken van de Tweede Wereldoorlog in de praktijk vorm te geven. Foray levert hiertoe belangrijke inspiratie.

Over de auteur

 

Wim Manuhutu Foto: Nancy Jouwe

Wim Manuhutu was tot 2009 lid van de directie van het Moluks Museum te Utrecht. Momenteel is Manuhutu zelfstandig consultant op het gebied van erfgoed en diversiteit en doet hij aan de Vrije Universiteit promotieonderzoek naar het gemeenschappelijk cultureel erfgoed van Nederland, Indonesië en Suriname.


Noten

1. Bert Immerzeel, Moluks Verzet WO II (Utrecht: Moluks Historisch Museum, 1992).

2. Harry A. Poeze, In het land van de Overheerser. Indonesiërs in Nederland 1600-1950 (Dordrecht: Foris Publications, 1986).

3. De term ‘vergruisd beeld’ is ontleend aan de titel van de in 1939 uitgesproken oratie van historicus Jan Romein waarin hij over de Nederlandse opstand tegen Spanje concludeerde dat er van één algemeen beeld van die opstand geen sprake meer was, maar dat er allerlei verschillende interpretaties waren ontstaan.


Verder lezen

Jennifer L. Foray, Visions of Empire in the Nazi-Occupied Netherlands (Cambridge: Cambridge University Press, 2012).


Foto boven aan artikel

Op 29 juni 1945, de verjaardag van Prins Bernhard, defileerde de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) van het district Leiden. Ook de Indonesische BS’ers liepen mee. Deze groep was vernoemd naar Irawan Sujono, een gefusilleerde Leidse student die actief was in de Perhimpoenan Indonesia en bij het maken van het blad De Bevrijding. Bron: Beeldbank WO2 – Regionaal Archief Leiden