Hoe verhouden regionale musea zich in hun aanpak en focus tot nationale narratieven van vrijheid en bevrijding? Museumspecialist Monique Brinks bezocht twee regionale oorlogsmusea in Noord- en Oost-Nederland, op zoek naar hun blik op de bevrijding. Tussen een veelheid aan objecten vond ze betekenisvolle pareltjes.
“Wat voor invloed heb jij op je eigen vrijheid of op de vrijheid van iemand anders?” Deze vraag prijkt op de wand van het Memory Vrijheidsmuseum in Nijverdal, nog voor je de eigenlijke tentoonstellingsruimte betreedt. Het is een abstracte, moeilijk te beantwoorden vraag; best zware kost om mee te starten. Spoiler: hij wordt ook niet beantwoord.
Ik sta in de entreehal van het grote gebouw dat tot 2009 dienstdeed als bibliotheek van Nijverdal. Vanaf 2010 werd dit de plek waar de collectie van oud-motorcoureur en handelaar Joop Staman wordt tentoongesteld. Zo kreeg Nijverdal zijn museum over de Tweede Wereldoorlog; een museum waar volgens de website verleden, heden en toekomst samenkomen.
Ruïnes
Niet alleen de wandspreuk maar ook het gebouw roept verwachtingen op. Het museum ligt op een centrale plek in het dorp en is een echte blikvanger. Dat komt door de buitengevel: het hele gebouw is zwart en de bakstenen muur om het museum is afgebrokkeld – althans, zo lijkt het. In werkelijkheid hebben mensen van het architectenbureau dat het ontwerp maakte zelf meegewerkt aan het bouwen van deze kapotte muur. Een muur die symbool staat voor de ruïnes in diezelfde straat na het vergisbombardement door geallieerden op 22 maart 1945. De brokkelige muur loopt over in ongehavende nieuwbouw waar het museum leslokalen en een ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen onderbracht.
Het museum is ruim opgezet en dat is prettig. De looppaden zijn breed, de belichting is sfeervol. De tentoonstellingsroute begint bij 1914, met de dood van de troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije, Franz Ferdinand. De insteek: laten zien dat zo’n relatief kleine gebeurtenis wereldwijd zulke grote, dodelijke gevolgen kan hebben. Het zet de toon voor de verhaallijn die het museum kiest. De vele tekstborden beschrijven het Hele Verhaal, niet alleen dat van Nijverdal, Salland of Twente. Zelfs niet alleen dat van Nederland, maar dat van de héle wereldoorlog – inclusief de lange aanloop. En dat voelt soms alsof het museum wat buiten zijn oevers treedt. Het is geen zwakte om te kiezen voor een regionale of lokale scope. Het gevoel bekruipt me dat dit museum het echter als een soort plicht voelt om het gehele verhaal te vertellen. Dat is jammer, want meer is hier niet beter. En de tekstborden die je met een meer lokale focus zou uitsparen, zouden gebruikt kunnen worden om de resterende tekst naar het Engels te vertalen. Dan begrijpt het Spaanse stel dat met mij in het museum rondloopt de inhoud ook.
Vlieg- en voertuigen
Het Victory Museum 1940-1945 in het Groningse Grootegast doet het in dit opzicht beter dan zijn Overijsselse broedermuseum. Hier geen poging de gehele periode in woorden uit te leggen. De tweetalige teksten die op banieren boven de diorama’s hangen zijn prettig kort. Beide musea laten zich goed vergelijken qua oppervlakte en grootte van de collectie. Net als de collectie in Nijverdal komt ook het Victory Museum voort uit de privéverzameling van een liefhebber. Heiko Ates verzamelt al bijna een halve eeuw materiaal uit de Tweede Wereldoorlog. Zijn focus ligt daarbij op voertuigen van de geallieerden die de ‘victory’ naar de bezette gebieden brachten. Een Engels vliegtuig, veel Engelse en Canadese wagens en gepantserde voertuigen, Amerikaanse en Poolse uitrustingen. Ook de Duitse zijde is goed vertegenwoordigd. Het is veel, heel veel, in deze grote, hoge loods waar het schelle licht van de tl-buizen komt.
De leegte die bij mij echoot is die van het persoonlijke verhaal: waar hebben deze wagens gereden, wie vervoerden zij, wie waren hun chauffeurs? Ates vertelt dat het lastig is om het verhaal van de lokale bevrijding goed te vertellen, omdat deze niet heel spectaculair verliep. De Canadezen reden door het dorp heen en zijn er niet eens gestopt. Hij heeft één voertuig in zijn collectie waarvan een foto bestaat met twee jochies die op dat bewuste voertuig zitten, maar de nabestaanden van deze inmiddels overleden mannen willen helaas niet dat de foto gebruikt wordt in het museum.
Diorama’s
In beide musea ziet de bezoeker het verhaal grotendeels aan de hand van diorama’s met figuren. Dat brengt een mogelijk afbreukrisico met zich mee, want die figuren zijn in kleinere musea negen van de tien keer afgedankte paspoppen, die eerder het beeld oproepen van een kledingwinkel uit de jaren tachtig dan van een scène uit de Tweede Wereldoorlog. Dat eerste beeld laat mij bij de Nijverdalse figuren niet los, al klopt hun kleding en hebben hun gezichten daadwerkelijk enige expressie. De figuren in Groningen zijn van nog wat mindere kwaliteit, maar zij krijgen momenteel allemaal een opknapbeurt van een kundige vrijwilligster.
In Nijverdal passeer ik achtereenvolgens de mobilisatie, Auschwitz-Birkenau, D-day, een ziekenboeg, de bevrijding en zelfs een scène uit Nederlands-Indië. Bij vrijwel ieder onderwerp zijn originele objecten te zien; de collectie is divers en uitgebreid. Opvallend in het onderdeel over de opkomst van antisemitisme in Duitsland is bijvoorbeeld een poppenkastpop die een karikaturale Joodse man moet voorstellen en bedoeld was om de jeugd mee bang mee te maken. Zo zijn er wel meer bijzondere voorwerpen te zien die duidelijk uitspringen boven de geijkte bonkaarten en bevrijdingsparafernalia.
Brieven in dialect
Op de bovenverdieping in Nijverdal, halverwege de tijdlijn, is gelukkig ook ruimte voor het regionale (en daarmee meteen meer persoonlijke) verhaal: de Enschedese fabriek waar de gele Jodensterren werden gedrukt, het verhaal van verschillende Joodse families, Kamp Twilhaar, lokale onderduik en Arbeitseinsatz. De kracht van het persoonlijke verhaal is onmiskenbaar: ik blijf hier lang hangen. Sympathiek is de mini-tentoonstelling die gemaakt is rondom een recente schenking van een verzetsfamilie. Voor het dagboek, de trouwjurk, het bevrijdingsjurkje, de onderscheidingen en de foto’s waar deze schenking uit bestaat, is uitgebreid ruimte gemaakt. De trots van het museum op deze aanwinst is voelbaar en die blijkt ook uit de voorgelezen fragmenten uit de briefwisseling tussen het echtpaar die klinken uit verborgen luidsprekers rondom het tentoonstellingsmeubel: de fragmenten zijn in het dialect. Geboren en getogen in het nabijgelegen Deventer raakt mij dit onverwacht recht in het hart. De mannenstem lijkt op die van mijn vader die in 1994 overleed. De combinatie van deze stem en het dialect dat ik hem als kind vaak hoorde spreken, roept mijn eigen verleden op. En daar zit precies de kracht van een regionaal verhaal.
Juist dit kleine verhaal over één gezin en de moeilijkheden die zij ervoeren – en de emoties die deze moeilijkheden bij hen opriepen – is ook 80 jaar later nog herkenbaar en roept empathie op, of in ieder geval de wil om je tot hun verhaal te verhouden. Die persoonlijke touch mis ik een beetje in Groningen. Bij een opstelling van voertuigen en gebruiksvoorwerpen zonder context wordt dit een stuk lastiger. Maar het is de vraag of dit per se erg is. Ik vind het heerlijk om meegenomen te worden in een historisch verhaal, maar ik weet dat er ook een grote groep liefhebbers is voor louter militaria. Die komen in Grootegast ten volle aan hun trekken. De diorama’s waarin zij figureren zijn zodanig dat je fantasie absoluut geprikkeld wordt, al krijgt de bezoeker niet de randvoorwaarden mee om dat verhaal historisch correct te kunnen invullen. Of dat een gemis is? Dat is een vraag die je aan een historica niet moet stellen.
Over de auteur
Monique Brinks is historica en is bij WO2Net verantwoordelijk voor publieksbereik en innovaties. Daarvoor was zij onder meer projectmanager Tentoonstellingen bij het Nationaal Militair Museum. Voor het Herinneringscentrum Kamp Westerbork was ze projectleider van het museum in Potocari, waar de genocide in Srebrenica vanuit meerdere perspectieven wordt getoond. Ook schreef ze een vierdelig standaardwerk over het Scholtenhuis, de Groningse zetel van de Sicherheitsdienst, inclusief een virtuele reconstructie van het Scholtenhuis.
Foto bovenaan artikel
Een nagebouwd vliegveld in Engeland in het Victory Museum 1940-1945. Bron: Museumplein Grootegast