In het centrum van Hiroshima beginnen de dagen met het rammelende geluid van passerende trams over de vele bruggen die de stad telt. Tegen zonsopgang rijdt er een tram langs de Atoombomkoepel in het Vredespark van Hiroshima. Daar was de tram ook op de ochtend van 6 augustus 1945. Twee van de door de atoombom getroffen trams zijn, na renovatie en versteviging, nog steeds in gebruik. Nr. 651 en nr. 652 vervoeren elke dag forenzen van en naar het centrum van de stad.
De verouderde, lawaaiige en klungelige ijzeren wagons steken slecht af naast de snelle, gestroomlijnde en efficiënte nieuwe modellen. Maar voor de lokale bewoners zijn de door de atoombom getroffen trams een vast onderdeel van het dagelijks leven, net zoals de ruïne van de Atoombomkoepel.
Boven de wolk
Op 6 augustus 1945 vertrok de Enola Gay vóór de dageraad aanbrak met zijn twaalfkoppige bemanning van het eiland Tinian om de eerste nucleaire aanval ooit uit te voeren. Om kwart over acht werd op ongeveer 600 meter hoogte een atoombom boven de stad Hiroshima tot ontploffing gebracht.
Bij de aanblik van de enorme paddenstoelenwolk, die een hoogte van meer dan 18 kilometer bereikte, kon de Amerikaanse copiloot Robert A. Lewis zich nog nauwelijks een voorstelling maken van wat zich onder de wolk ontvouwde. Hij schreef in zijn logboek: “Mijn God, wat hebben we gedaan?”
Hoewel slechts 1,7% van het bommateriaal was geactiveerd, verwoestte de bom in een ogenblik alles binnen een straal van 1,6 kilometer van het hypocentrum; waaronder een ziekenhuis dat midden in een dichtbevolkte handelswijk stond. Zij die de gigantische flits waarnamen, werden door een golf van hitte en straling terstond verblind, verbrand en tot as gereduceerd.
De ontploffing en schokgolf reet hen aan stukken, verpletterde huizen, tilde bruggen op van hun fundament en sloopte gebouwen van gewapend beton. De stad werd overspoeld door een vuurbal met een temperatuur van 3.000 tot 4.000℃ – heet genoeg om glas en ijzeren spijlen te doen smelten – die alles binnen een oppervlak van 11 vierkante kilometer verslond.
Tegen het einde van 1945 was het geschatte aantal doden door het bombardement opgelopen naar 140.000. Het eigenlijke sterftecijfer zou mogelijk nog hoger kunnen zijn. De schatting is gemaakt op basis van gegevens uit oorlogstijd, zoals huishoudregisters die waren opgesteld ten behoeve van de rantsoenering en lijsten van fabrieksarbeiders, gelegerde soldaten en gemobiliseerde studenten. Het exacte aantal niet-Japanse bewoners en dwangarbeiders is nog steeds niet bekend.
Onder de wolk
Op het moment van inslag waren circa 6.000 gemobiliseerde studenten nabij het stadscentrum houten woningen aan het slopen en wegruimen. Het idee was om zo branduitbreiding snel te kunnen stoppen in het geval van luchtaanvallen. Vlakbij oefenden moeders met een wateremmerestafette.
Middelbare scholieres oefenden zelfverdediging met bamboestokken in de buurt van het keizerlijk hoofdkwartier in het kastelencomplex van Hiroshima, ongeveer 800 meter ten noorden van het hypocentrum. Minstens 1000 mensen die zich op dat moment in of nabij het hoofdkwartier bevonden, waren op slag dood, onder wie ook twee Amerikaanse krijgsgevangenen.
Twee tienermeisjes overleefden de ontploffing door te schuilen in de bunker van het hoofdkwartier. Zij verzonden het eerste verslag van de ramp, die was veroorzaakt door “een nieuwe soort bom”. Zestien uur later kondigde de Amerikaanse president Truman aan dat het een atoombom was geweest, een zeer radioactief wapen dat verwoestende langetermijnschade toebracht aan levende wezens. Hiroshima was getroffen door een uraniumbom. Drie dagen later ontplofte boven Nagasaki een plutoniumbom – die vernietigde daar de gemeenschap.
Voor de geallieerden bracht de ongekende kracht van het wapen een versneld einde aan een lange oorlog. Maar in het inslaggebied begon voor de bewoners die ternauwernood aan de dood waren ontsnapt een nieuwe strijd om het leven. Zowel boven als onder de paddenstoelenwolk drong hetzelfde besef door: een nieuw tijdperk van totale vernietiging was aangebroken. Maar wat zich onder de paddenstoelenwolk voltrok, was voor de rest van de wereld onbekend, totdat een jaar later de stilte werd verbroken door de journalist John Hersey.
Hibakusha-getuigenissen
In de daaropvolgende decennia intensiveerde de atoomwapenwedloop, terwijl de getuigenverslagen van hibakusha (zij die de atoombom overleefd hadden) als inspiratie dienden voor wereldwijde inspanningen om atoomwapens te verbieden. Door de inzet van de International Campaign to Abolish Nuclear Weapons (ICAN) werd in 2017 eindelijk dan toch het Verdrag inzake het verbod op kernwapens ondertekend; het trad op 22 januari 2021 in werking.
De nalatenschap van het atoombombardement omvat dus zowel wetenschappelijke kennis als geleefde ervaring als wereldwijde inzet om een toekomstige atoomoorlog te voorkomen. Deze nalatenschap is verankerd in het Vredesmonument van Hiroshima, ook wel de Atoombomkoepel genoemd. Een Engelstalig gidsboek legt uit dat de koepel, een skelet van een van de weinige overeind gebleven bouwwerken nabij het hypocentrum, de herinnering aan de noodlottige dag in 1945 ‘bewaart’, en zo het onbeschrijfelijke leed vastlegt dat decennia geleden plaatsvond.
Voor de lokale bewoners zijn de herinneringen echter nog levend, niet bevroren in het verleden.
Reddingsacties per tram
Bij het Vredesmuseum van Hiroshima vertelt een overlevende hoe bewoners van naburige steden tegen het einde van die 6e augustus 1945 te hulp schoten met handkarren en houten boten. Ontsnappings- en reddingsacties werden belemmerd door brandende wrakstukken. Lichamen van doden en nog stervenden bedekten de grond en de rivieren.
Desondanks kwamen de overlevenden zelf in actie. Ze maakten de tramrails vrij en repareerden de transmissiesystemen. Velen gaven hun laatste adem aan dit werk. Op 9 augustus, de derde dag na het bombardement, reed de eerste tram de nog nasmeulende stad binnen. De tramconducteurs waren 14-jarige studenten van de Hiroden Home Economics Girls’ School. Zij vervoerden reddingswerkers het verschroeide land in en evacueerden zwaargewonde mensen, meerdere keren per dag.
Sindsdien worden trams geassocieerd met de dood. Een onderzoek naar hibakusha uit 1986 laat zien dat een hoog percentage van de mensen met PTSS getriggerd wordt door beeltenissen van trams. Door de decennia heen bleven de trams echter de gemeenschap bedienen. In 2005 werd in een nieuw vervoersplan voorgesteld om de door de atoombom getroffen trams uit de dienstregeling te halen. Toen liet nieuw onderzoek zien dat de trams een symbool waren geworden van weerbaarheid, hoop en vrede voor de hibakusha en bewoners van Hiroshima.
Zoals een passagier het verwoordde: “Ik neem graag de tram, niet zozeer voor het gemak, maar omdat ze nog steeds werken, na alle verschrikkelijke dingen die ze hebben doorstaan.” De gebombardeerde trams werden weer in gebruik genomen en werden zo een drijvende kracht in de gemeenschap.
Wie nu zo’n tram binnengaat, treft lange banken vol passagiers. Ze schuiven naar links en naar rechts om overzeese reizigers ruimte te geven naast hen te komen zitten. Er ontvouwt zich een klein gesprek. “We komen uit Californië.” “Ah, wat leuk. Hebben jullie het Vredespark al gezien?” Hier in de tram, waar de herinneringen van Hiroshima zo zichtbaar aanwezig zijn, groeit de kloof van de paddenstoelenwolk dicht, en verspreidt zich de hoop dat het leven een weg zal vinden voorbij de schaduw van het verleden.
Vertaald door Yi Fong Au
Over de auteur
Luli van der Does is universitair hoofddocent Herinnering en sociale psychologie bij het Center for Peace aan de universiteit van Hiroshima.
Beeld boven aan artikel
De twee overgebleven trams na het afwerpen van de atoombom op Hiroshima. Bron: Nkensei op Wikimedia Commons (CC BY-SA 3.0)