De Holocaust als maatschappelijk proces

Bij het thema

door De redactie – leesduur 4 minuten

Op een avond in februari 1941 gaat de telefoon in de villa van Sig Menko, textielfabrikant en voorzitter van de joodse gemeente van Enschede. Menko heeft net het bericht ontvangen dat de Duitse bezetter per direct zijn villa zal vorderen. Aan de andere kant van de lijn vraagt een onbekend persoon of het waar is dat hij zijn huis uit wordt gezet. Wanneer Menko bevestigend antwoordt, krijgt hij als reactie: “Daar ben ik erg blij om en als u wenst kan ik voor u nog wel een plaats in het woonwagenkamp ontruimen.” Meteen daarna wordt er opgehangen.

Wat gebeurt hier precies? Is dit telefoontje te zien als een onderdeeltje van het grootschalige proces van Jodenvervolging, en zo ja, is de onbekende beller dan als dader aan te wijzen? En zo nee, hoe moeten we de interactie dan duiden?

Beton

Op 27 januari is het Holocaust Memorial Day, de jaarlijkse internationale herdenking van de slachtoffers van de Holocaust en nazivervolging. Reden voor Onderzoek uitgelicht om deze editie te wijden aan de laatste stand van zaken in het Holocaust-onderzoek. Centraal staat het perspectief van de Holocaust als een maatschappelijk proces: een dynamiek tussen staat en samenleving waarin sociale processen, lokale machtsstructuren en het gedrag van individuele betrokkenen allemaal een rol spelen. Dit perspectief stelt klassieke beelden ter discussie; beelden van de ‘typische’ dader, maar ook van de omstanders en zelfs van de slachtoffers. We hebben het hier immers niet over in beton gegoten posities. Personen reageerden zeer uiteenlopend op de ontwikkelingen om hen heen en konden op verschillende momenten in het proces van Jodenvervolging wisselende rollen innemen.

Eerder verhulde geschiedenissen

In deze editie wordt deze benadering van de Holocaust vanuit verschillende invalshoeken belicht. Frank van Vree beschrijft de ontwikkelingen in het Holocaust-onderzoek door de tijd heen, met speciale aandacht voor de belangrijke positie die het werk van de historicus Raul Hilberg daarin inneemt. In hun bijdragen breken zowel Marc van Berkel als Ellen van der Waerden een lans voor het centraal stellen van het meervoudige perspectief van persoonlijke geschiedenissen in educatie over de Holocaust, zowel in de klas als in het museum. Beiden benadrukken terecht het belang van een goed gebruik en het in context plaatsen van historische bronnen.

Dienke Hondius laat in haar column zien hoe zo’n nauwkeurige bestudering van bronnen kan leiden tot het blootleggen van eerder verhulde geschiedenissen, in dit geval de hoge sterfte onder niet-Joodse psychiatrische patiënten in bezet Nederland. Het Netwerk Oorlogsbronnen (NOB) belicht ten slotte in de nieuwe rubriek ‘Oorlogsbron uitgelicht’ de positie van de Ordedienst van Westerbork. Deze groep Joodse kampgevangenen was betrokken bij de deportaties van duizenden andere Joden.

Gruwelen in de achtertuin

Met het perspectief van de Holocaust als dynamisch proces wordt ons beeld van het verleden genuanceerder, maar ook complexer. Dat roept onherroepelijk morele vragen en oordelen op.

Wat moeten we vinden van ‘gewone’ mensen die op geen enkele manier actief betrokken waren bij de vervolging van Joden, maar wel aan de andere kant van de straat gingen lopen wanneer ze een Joodse bekende zagen naderen? Wat te denken van Joden die werden ingezet om andere Joden op te pakken? Hoe schuldig was de vrouw van de hooggeplaatste Duitse bestuurder in West-Polen onder wiens auspiciën duizenden Joden werden gedeporteerd, maar die in haar brieven naar familie niets vermeldde over de gruwelijkheden die min of meer in haar achtertuin plaatsvonden?

Wanneer het huidige onderzoek iets duidelijk maakt, dan is het dat de vervolging en uitmoording van de Joden een proces was dat alle facetten van de samenleving beïnvloedde, en dat niemand zich daarom aan dat proces kon onttrekken. Door ons moreel oordeel even uit te stellen en dit proces – en de heel verschillende dynamieken daarbinnen – met een open blik te onderzoeken, krijgen we diepgravend inzicht in de positie van de historische betrokkenen. Dan wordt ook duidelijk hoe een pesterig telefoontje in februari 1941 een klein radertje was in de reusachtige machinerie van destructie.

Foto: Jan Wolkers legt bloemen bij het door hem ontworpen Auschwitz-monument. Koen Suyk (ANEFO) – Nationaal Archief