Sociale-mediaplatforms als Instagram en TikTok hebben zich in de afgelopen vijf jaar tot nieuwe spelers in het onderwijsveld ontwikkeld. Korte uitlegvideo’s weten duizenden en soms miljoenen gebruikers te boeien. Hoe kunnen WO2-erfgoedinstellingen sociale media gebruiken voor Holocausteducatie, zonder de complexiteit en gelaagdheid van het onderwerp te verliezen? Tessa Bouwman onderzoekt deze vraag aan de hand van twee internationale onderzoeksrapporten uit 2023 en 2024.
In 2023 verscheen Recommendations for using social media for Holocaust education and memory, een onderzoek onder professionals in de WO2-erfgoedsector uitgevoerd door de Universiteit van Sussex. De publicatie legt de vinger op de zere plek: er is een spanningsveld tussen de frivole en snelle aard van sociale media en de complexiteit van de Holocaust. Toch bestaat er inmiddels ook consensus over het belang van een actieve aanwezigheid in de onlinewereld. Dat is een interessante ontwikkeling ten opzichte van 2014. Toen publiceerde de International Holocaust Research Infrastructure (IHRA) nog richtlijnen voor het gebruik van sociale media die vooral gebaseerd waren op angst voor controleverlies. Natuurlijk is die kritische blik belangrijk, maar deze kan ook beperken en nieuwe vormen van kennisoverdracht en dialoog in de weg staan.
Want kansen zijn er genoeg. Zo is digitale inhoud ook toegankelijk voor bezoekers die niet naar een fysieke locatie kunnen komen, bieden sociale media de mogelijkheid om snel verbindingen te leggen met inhoud van andere organisaties en nodigen digitale platformen uit tot participatie en co-creatie. Ook kunnen gebruikers via sociale media op een relatief makkelijke en laagdrempelige manier het gesprek met erfgoedinstellingen opzoeken en inhoudelijke of praktische vragen stellen. Tijdens de lockdowns in de covid-pandemie waren er bijvoorbeeld verschillende Duitse herinneringscentra die live-rondleidingen via Instagram of YouTube aanboden, om de historische plekken voor bezoekers toegankelijk te houden. Daarnaast begonnen vanaf 2021 steeds meer musea en andere erfgoedinstellingen actief videocontent voor Instagram en TikTok te produceren.

Recommendations for using social media for Holocaust memory and education. Bron: The Digital Holocaust Memory Project.
Gelaagde aanpak
In het sociale-medialandschap zijn de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust alomtegenwoordig, net als andere complexe historische en politieke thema’s. Voor gebruikers zijn deze net zo goed onderdeel van hun ervaring in de digitale ruimte als lichtere kost. Voor het in 2024 verschenen Social Media Concept – Virtualisation and Multimodal Exploration of Heritage on Nazi Persecution van het Europese samenwerkingsproject MEMORISE werd onderzoek gedaan naar verschillende vormen van videocontent. Zowel studenten als scholieren werden hier actief bij betrokken. Het rapport maakt duidelijk dat de manier waarop de inhoud het beste kan worden gepresenteerd, verschilt per platform. In het rapport wordt onder meer ingegaan op TikTok, dat zich vooral leent voor korte, snelle video’s. Gebruikmakend van fenomenen uit andere niches, zoals BookTok (een zeer actieve community die boekentips en andere zaken rondom boeken deelt), kunnen op TikTok gericht kleine porties informatie worden gepresenteerd. Ook uitlegvideo’s, waarin complexe onderwerpen worden ontleed en uitgelegd, zijn populair op zowel Instagram als TikTok.
Daarnaast kan het zinvol zijn om na te denken over formats waarin activiteit op sociale media wordt gecombineerd met verdiepende informatie op andere kanalen, of waarin inhoud op sociale media als verrijking van een fysiek bezoek aan een museum of historische plek fungeert. Door deze meer gelaagde aanpak te hanteren, kunnen verschillende doelgroepen met uiteenlopende informatiebehoeften worden bediend, maar wordt toch zo min mogelijk afbreuk gedaan aan de historische complexiteit.
Betrouwbaar en drempelverlagend
Wanneer je als erfgoedinstelling actief wordt op platformen als Instagram en TikTok, is het zaak vooraf doelstellingen te formuleren, zo laten de twee onderzoeken zien. Gaat het vooral om zichtbaarheid en het aantrekken van bezoekers? Ligt de focus op het verdiepen van de bezoekerservaring door het aanbieden van extra informatie over collectieobjecten, tentoonstellingen of andere elementen die zich op de historische plek bevinden? Gaat het om een actief geluid tegen Holocaustontkenning, antisemitische inhoud of andere zaken? Het MEMORISE-onderzoek benadrukt daarnaast het belang van het vinden van de juiste toon: niet belerend en bestraffend, maar benaderbaar en betrouwbaar.
Naast het bepalen van de doelstellingen, is het nadenken over interactie essentieel. Als de wens bestaat om door aanwezigheid op sociale media een dialoog met doelgroepen te starten, moet er ruimte en tijd gemaakt worden voor het beantwoorden van vragen, het monitoren van reacties en het inventariseren van wensen en behoeften. De bevraagde professionals geven aan dat er binnen hun organisaties vaak nog onvoldoende kennis is over digitale ontwikkelingen, de specifieke regels en logica van sociale media en bijvoorbeeld het functioneren van algoritmes. In beide onderzoeken wordt beschreven hoe het verzamelen van best practices en nauwe samenwerking met collega’s in het werkveld voor meer zekerheid kunnen zorgen. Workshops waarin gezamenlijk aan inhoud wordt gewerkt en waar dilemma’s en uitdagingen kunnen worden besproken, zijn hierbij een mogelijke werkvorm.
Natuurlijk is ook het creëren van passende inhoud van belang. Voor musea en erfgoedinstellingen die sociale media willen gebruiken voor educatieve doeleinden, bieden beide onderzoeken een aantal ideeën voor mogelijke inhoud. Zo zou het goed werken om bekende personen als Anne Frank als ‘ingang’ te gebruiken om gebruikers kennis te laten maken met nieuwe, verrassende informatie. De scholieren die werden bevraagd in het MEMORISE-onderzoek benadrukken de kracht van persoonlijke verhalen. De inhoud moet bezoekers op hun emotie aanspreken, maar wel historisch accuraat zijn. Dit werkt het beste met de inzet van persoonlijke getuigenissen en het kiezen van thematiek die aansluit op de leefwereld van jonge doelgroepen. Deze aanpak lijkt niet veel te verschillen van educatieve doelstellingen op de historische plekken zelf. Ook hier worden jongeren vaak met verhalen van leeftijdsgenoten in contact gebracht, om zo makkelijker een verbinding met de complexe geschiedenis te kunnen maken.

#IchBinSophieScholl. Bron: SWR
Tussen feit en fictie
Om te laten zien dat het bewaren van de balans tussen authentieke persoonlijke verbinding en betrouwbare historische context uitdagend kan zijn, worden in de onderzoeken enkele voorbeelden van sociale-mediaprojecten genoemd. In het Instagramproject Eva.Stories1 konden gebruikers kennismaken met de 13-jarige Hongaars-Joodse Eva Heyman. Zij hield tijdens de invasie van Hongarije door Duitsland een dagboek bij, dat inzicht geeft in de impact van oorlog op een tiener. Door het beantwoorden van vragen en het reageren op inhoud, zouden jonge gebruikers een emotionele verbinding opbouwen met Eva, waardoor ze de historische informatie met hun eigen leefwereld kunnen verbinden. Eenzelfde soort insteek werd gekozen door de makers van #IchBinSophieScholl2, een Duitse mediaproductie waarin het verhaal van de Duitse verzetsgroep Die Weiße Rose en de studente Sophie Scholl centraal stond.
Hoewel beide projecten miljoenen volgers wisten te bereiken, was er veel kritiek op de geveinsde authenticiteit en de onduidelijkheid over de grenzen tussen feit en fictie. Zo bleek de redactie van het Sophie Scholl-project het soms niet zo nauw te hebben genomen met de waarheid en werden slechts sporadisch en pas na opmerkingen van kritische gebruikers bronvermeldingen toegevoegd.3
Door de bevraagden in het MEMORISE-onderzoek wordt daarnaast benadrukt dat het professionele en filmische karakter van Eva.Stories en #IchBinSophieScholl juist tot minder verbinding en interesse leidt. Audiovisuele inhoud waarin een betrouwbare verteller (zoals een medewerker van een museum, een journalist of een historicus) een specifiek onderwerp, een biografie of een object uitlicht, heeft meer impact. Een voorbeeld hiervan is het account Keine.Erinnerungskultur.4 Onder die naam deelt de Duitse journalist Susanne Siegert sinds 2020 uitlegvideo’s op Instagram en TikTok. De bevraagden waarderen de verbinding van historische thema’s aan actuele maatschappelijke debatten en de manier waarop de verteller gebruikers direct aanspreekt en meeneemt in haar verhaal.

Keine.Erinnerungskultur. Bron: Susanne Siegert
Miljoenen views
De genoemde onderzoeken richten zich veelal op de Duitse, Britse en Amerikaanse context en zijn inmiddels al wat verouderd, waardoor Nederlandse voorbeelden ontbreken. Inmiddels zijn er in het Nederlandse WO2-erfgoedveld ook voorbeelden van educatie op TikTok. Zo plaatst het Oorlogsmuseum Overloon5 regelmatig video’s waarin naast militair-historische inhoud ook aan de Holocaust gerelateerde thema’s worden behandeld. Een video over de anti-Joodse maatregelen, geplaatst in oktober 2024, werd ruim 35.000 keer bekeken. Een blik in de reacties op de video’s laat zien dat het museum het contact met kijkers opzoekt en vragen beantwoordt.
Ook het Anne Frank Huis is actief op het platform en plaatst Engelstalige video’s die zich richten zich op een internationaal publiek. Ze worden in sommige gevallen meer dan een miljoen keer bekeken. De eerdergenoemde bekendheid van Anne Frank lijkt hier een factor voor het goede bereik. Sinds april 2025 is de Anne Frank Stichting ook actief met Nederlandstalige inhoud, waarin duidelijk een jongere doelgroep wordt aangesproken. Enkele video’s zijn door tienduizenden gebruikers bekeken. Interactie lijkt op dit account nog niet structureel plaats te vinden.
Experimenteren met oog voor ethische grenzen
Omdat de ontwikkelingen in de digitale wereld razendsnel gaan, is een zekere vorm van flexibiliteit, creativiteit en durf onmisbaar. Om de gewenste doelgroepen te bereiken kan het helpen om actuele trends wat betreft het gebruik van achtergrondmuziek, beeldtaal of hashtags te volgen. Erfgoedinstellingen zullen daarbij meer dan eens worden geconfronteerd met morele dilemma’s wat betreft de bruikbaarheid van vertelvormen die op sociale media gebruikelijk zijn, zoals memes en challenges.6 Hierbij helpt het om een open gesprek te voeren met gebruikers, bijvoorbeeld rondom het gebruik van humor en populaire cultuur in combinatie met de Holocaust. Ga de dialoog aan en benader je gebruikers als gelijkwaardige gesprekspartner.
Daarnaast kunnen erfgoedprofessionals de handen ineenslaan en samenwerking opzoeken met meer gevestigde influencers en educatieve platforms. Gezamenlijke campagnes zorgen voor meer zichtbaarheid en geloofwaardigheid en dragen bij aan een breder maatschappelijk draagvlak.7 Het succes hangt daarbij zeker niet alleen af van kwantiteit, maar vooral van de kwaliteit van de interactie en het vertrouwen dat wordt opgebouwd bij gebruikers en volgers. In het MEMORISE-onderzoek wordt in die context het belang van consistente en herkenbare communicatie genoemd. Zo kan er bijvoorbeeld een stijlgids worden gemaakt, waarin afspraken over taalgebruik en de correcte verwijzing naar bronnen worden opgenomen.
Natuurlijk zullen er telkens nieuwe vragen naar boven komen. Want hoe verhouden we ons tot mediagiganten en hun algoritmen? Hoe geloofwaardig zijn we als museum of erfgoedinstelling als we aanwezig zijn op platformen die gemarginaliseerde stemmen en bepaalde thema’s actief in de schaduw proberen te plaatsen? Hoe gaan we om met het almaar groeiende gebruik van AI en de impact die dit heeft op authenticiteit en storytelling? Om deze en eerder opgeworpen vragen het hoofd te kunnen bieden, zo benadrukken de onderzoeksrapporten, moeten musea en erfgoedinstellingen continu blijven reflecteren op hun benadering van sociale media en andere digitale ontwikkelingen. Door regelmatig te evalueren wat wel en niet werkt, kunnen zij inspelen op veranderende behoeften en verwachtingen. Het experimenteren met nieuwe formats, het samenwerken met collega’s in de WO2-erfgoedsector én de bereidheid om risico te nemen dragen bij aan een dynamische, maar verantwoordelijke online aanwezigheid.
Over de auteur

Tessa Bouwman
Tessa Bouwman (1993) is historicus en digitaal strateeg. Ze werkte van 2016 tot 2022 in het herinneringscentrum Bergen-Belsen in Duitsland, waar ze zelf actief bijdroeg aan Holocausteducatie op sociale media. Sinds 2023 werkt ze als digitaal conservator bij het Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
Noten
1 Instagramaccount van het project Eva.Stories: https://www.instagram.com/eva.stories/?hl=en.
2 Instagramaccount van het project #IchBinSophieScholl: https://www.instagram.com/ichbinsophiescholl/.
3 Nora Hespers, Sophie Scholl als Insta-Freundin: das heikle Spiel mit einer historischen Figur, Uebermedien (2021).
4 TikTok-account van Keine.Erinnerungskultur, https://www.tiktok.com/@keine.erinnerungskultur.
5 TikTok-account van het Oorlogsmuseum Overloon, https://www.tiktok.com/@oorlogsmuseum_overloon.
6 Een meme is een vorm van internethumor, waarbij een foto of video wordt bewerkt die via het internet van persoon naar persoon wordt gestuurd. Een challenge is een specifieke opdracht (bijvoorbeeld in de vorm van een dansje of een specifieke manier van filmen) die door verschillende gebruikers wordt uitgevoerd. In 2020 zorgde de zogenaamde #HolocaustChallenge op TikTok nog voor ophef in het erfgoedveld.
7 Voorbeelden van dergelijke campagnes zijn #WeRemember (geïnitieerd door World Jewish Congress rondom 27 januari, Holocaust Memorial Day) en #GeradeJetzt (samenwerking van vooral Duitse herinneringscentra in het voorjaar van 2025, rondom 80 jaar bevrijding).
Foto bovenaan artikel
Het Instagram-kanaal van de United States Holocaust Memorial Museum. Bron: United States Holocaust Memorial Museum.