Een gedeeld oorlogsverleden verbindt generaties en culturen

Column

door Youssef Azghari – leesduur 4 minuten

Stilstaan bij de Dodenherdenking op 4 mei en het vieren van de Bevrijding op 5 mei heeft niet voor iedereen dezelfde betekenis. Niet alleen is er tussen jong en oud een vanzelfsprekend verschil in draagvlak en beleving. Ook verschillende groepen jongeren in Nederland zitten er anders in. Jongeren met een Nederlandse komaf hechten belang aan het oorlogsverhaal in Europa dat zij leren op school. En jonge Nederlanders met een migratieachtergrond? Die kennen ook altijd een ander oorlogsverhaal.

Deze jongeren zijn nakomelingen van grofweg drie groepen. Allereerst: migranten uit de voormalige koloniën, zoals Nederlands-Indië en Suriname. Ten tweede: oorlogsvluchtelingen, uit Bosnië en Syrië bijvoorbeeld. En tot slot gastarbeiders uit met name Marokko en Turkije. Aandacht voor het oorlogsleed van de ouders of grootouders van deze jongeren ontbreekt vaak in het (geschiedenis)onderwijs. Hoog tijd om dat te veranderen, maar dan wel met nadruk op de verbinding tussen de verschillende oorlogsverhalen. Zo verklein je de kloof tussen generaties en culturen.

Marokkaanse soldaten in Zeeland

Die verbinding start met een grondige kennis van de eigen migratiegeschiedenis en het oorlogsverleden van de eigen (groot)ouders. Belangrijk hierbij is het visualiseren van de ontberingen van de eigen (groot)ouders in combinatie met die van de grootouders van hun Nederlandse leeftijdsgenoten tijdens en na WO2. Dit helpt jongeren – en eigenlijk iedereen – om een breder historisch perspectief te ontwikkelen. Zo’n breed perspectief is nodig om te voorkomen dat huidige generaties een te eenzijdige blik krijgen op de eigen geschiedenis. Een te gekleurde kijk maakt blind en leidt tot mythes of heroïsche verhalen. Cruciaal is dat jongeren hierbij (leren) gebruikmaken van onderzoek op basis van betrouwbare bronnen (inclusief ooggetuigen), wat helpt bij een betere duiding van wereldgebeurtenissen.

Een sprekend voorbeeld is het gegeven dat duizenden Marokkaanse soldaten in Europa hebben meegevochten tegen de nazi’s, onder meer in Zeeland, en dat Marokkaanse soldaten die in Duitse handen vielen als dwangarbeiders werkten aan de Atlantikwall. Zo’n verhaal opent de ogen voor een gedeelde geschiedenis. Belangrijk om te weten is dat dit ‘sterven voor onze vrijheid’ geen vrijwillige keuze was van de Marokkaanse soldaten. Dat zij – gesteund door de Marokkaanse sultan – vochten in dienst van het Franse leger was een gevolg van het feit dat hun geboorteland gekoloniseerd was. Door de Franse annexatiepolitiek werden Marokkaanse boeren beroofd van hun broodwinning, akkers en vee. Dit was een belangrijke reden voor hen om zich aan te sluiten bij het Franse leger: ze namen liever het risico te sneuvelen dan dat hun familie van de honger omkwam. Naast dwang om mee te vechten liepen hun motieven uiteen: van economische noodzaak tot persoonlijke ambities.

Iets soortgelijks gebeurde eerder ook al, bij het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog. Een deel van de voorouders van Marokkaanse Nederlanders vocht voor de fascistische generaal Franco. Ook dat was niet hun eigen strijd. Ondanks dat deze recruten door Riffijnen als verraders werden gezien deden sommigen toch mee uit wanhoop en om niet van de honger te sterven. Hun vraag was niet wie goed of fout zat, maar hoe te ontsnappen aan de misère.

Marokkaanse soldaten in Italië, december 1943. Bron: The digital collections of the National WWII Museum

Wiens vrijheid?

Als we ons verder verdiepen in het oorlogsverleden stuiten we op nog een belangrijk verhaal: de dubbele standaarden van westerlingen die destijds het nazisme van Hitler zo fel bestreden. De ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ die de Franse revolutie eind achttiende eeuw zo kenmerkte, bleek in hun ogen niet voor iedereen bestemd. Want toen de Europeanen in 1945 de bevrijding vierden, eisten de Algerijnen en Indonesiërs hun vrijheid op. Deze opstanden werden echter bloedig neergeslagen door Frankrijk en Nederland. Ziehier slechts twee voorbeelden van Europese wereldmachten die anderen de vrijheid niet gunden die ze zelf net hadden terugveroverd. Vrijheid bleek zo iets dat enkel bestemd was voor West-Europeanen. Het etnocentrisme vierde kortom hoogtij, hoezeer het idee dat het witte ras superieur was ook indruiste tegen de universele mensenrechten die in dezelfde tijd hoog in het vaandel werden gehesen. En ook nu nog zien we dat het ‘zich superieur voelen’ wereldwijd tot uitwassen als racisme, uitbuiting en geweld leidt.

Naast verdieping in de eigen geschiedenis en een gelaagder verhaal over het oorlogsverleden is er nog iets van belang voor jongeren met diverse achtergronden. ‘Verborgen’ oorlogsverhalen, hoe klein ook, kunnen positief bijdragen aan hun vermogen om zich te verplaatsen in andermans perspectieven en aanknopingspunten voor herkenning te vinden. Het vergt moed om buiten de eigen comfortzone te treden en bij herdenkingen oog te hebben voor andermans oorlogsleed. Deze verbinding komt tot stand als we behalve bij de Tweede Wereldoorlog ook stilstaan bij andere oorlogen en genocides die onder Nederlanders met een migratieachtergrond voor diepe littekens hebben gezorgd. Als we alleen ons eigen lijden centraal stellen, is er geen ruimte om ons te verplaatsen in de ander.

Vrijheid, vrede, veiligheid

Ik zie twee manieren om samen te komen tot een helder en verbindend verhaal over het oorlogsverleden. Ten eerste: laten we in samenwerking met WO2-instellingen een gedeeld verleden in kaart brengen, met ruimte voor verschillende perspectieven. Daartoe moet in het onderwijs en in openbare ruimtes zoals musea en bibliotheken een prominentere plek worden ingeruimd voor de geschiedenis van Nederlanders die na de Tweede Wereldoorlog naar Nederland kwamen.

Ten tweede: laten we onderzoeken hoe de betrokkenheid en inclusie onder de nieuwe generaties bij de jaarlijkse tradities van herdenken en vieren van vrijheid bevorderd kan worden. Daarbij zouden de oorlogsverhalen van Nederlanders met uiteenlopende achtergronden het uitgangspunt moeten vormen, waaronder bijvoorbeeld Nederlanders met Molukse, Marokkaanse of Bosnische roots. Het is zaak dat de overheid én het onderwijs de oorlogsverhalen die grote groepen Nederlanders persoonlijk raken structureel inbedden in onderzoek en beleid, en deze vertalen in acties en (onderwijs)programma’s. Dit leidt bij iedereen tot meer kennis, bewustwording en wederzijds begrip. Om deze opdracht te stroomlijnen is regie vanuit een speciaal op te richten taskforce nodig. Daarin zie ik vooral experts, bruggenbouwers en (nakomelingen van) ooggetuigen van oorlogsgeweld. Het benadrukken van een gedeeld oorlogsverleden zorgt ervoor dat we uit dezelfde bron putten en maken oorlogsverhalen inclusiever. Daarnaast verbindt het nazaten van alle mensen die hun leven gaven voor onze universele waarden, zoals vrijheid, vrede en veiligheid.


Over de auteur

Youssef Azghari

Dr. Youssef Azghari is schrijver van In dialoog met mijn zoon. Over 100 jaar migratie en docent Social Work en senior onderzoeker Geweld in Afhankelijkheidsrelaties bij Avans Hogeschool.


Foto bovenaan artikel

Marokkaanse soldaten rusten uit tijdens een oefening en poseren met hun wapens, Marokko 1943. Bron: Life magazine / Wikimedia Commons (publiek domein).