“Op school leer je alleen de feiten”

Groepsgesprek

door Sophie van den Bergh en Hester Wynia – leesduur 7 minuten

Het is van belang dat jongeren weten wat er tijdens de Tweede Wereldoorlog is gebeurd – althans, dat vinden volwassenen. Maar hoe denken jongeren daar eigenlijk zelf over? Om daar een beeld van te krijgen gingen Sophie van den Bergh en Hester Wynia van het Nationaal Comité 4 en 5 mei in gesprek met zes leerlingen van het Esdal College in Emmen. De jongeren – 15 en 16 jaar oud – zaten in verschillende klassen en niveaus en kenden elkaar veelal niet.

Om te beginnen: hoe staat het eigenlijk met jullie interesse in de Tweede Wereldoorlog?

Femke: “Ik vind het interessant om te weten wat er gebeurd is. Dat komt vooral door mijn vader. Tijdens het eten begint hij er vaak ineens over.”

Dylan: “Als het op school aan bod komt vind ik het interessant, maar ik ga er niet zelf dingen over opzoeken.”

Rumiya: “Ik vind het onderwerp al interessant sinds ik er op de basisschool mee in aanraking kwam. Mijn ouders vertelden toen over Anne Frank, en ik heb een strip over het verhaal van Anne Frank die ik wel drie keer heb gelezen.”

Het Esdal-college in Emmen. Bron: Richard Broekhuijzen op Wikimedia Commons (CC BY-SA 4.0). 

Als jullie meer te weten zouden willen komen over dit onderwerp, hoe zouden jullie dat dan het liefste doen?

Femke: “Ik zou eerder een film willen kijken dan een boek lezen, en ik denk dat ik dan voor veel jongeren spreek.”

Rumiya: “Inderdaad, niet iedereen kan zichzelf goed in een boek uitdrukken. Je voelt de emoties meer als je een film ziet, want je ziet het voor je gebeuren.”

Floor: “Of een film waarin ook echte beelden terugkomen. Ik weet dat er een aantal zijn, dat het een speelfilm is, maar wel met stukjes echte archiefbeelden.”

Praten jullie er weleens over met familie of vrienden?

Rumiya: “Vooral in de maand mei komt het gesprek op het onderwerp, op school en ook buiten met vriendinnen.”

Femke: “Ja, elk jaar in mei zie je video’s van de herdenking op Tiktok of Insta, of bij het Jeugdjournaal.”

Floor: “Rond die tijd heeft mijn oma wel allerlei verhalen. Ze woonde met mijn opa aan het kanaal en toen konden ze vanuit het raam dingen zien. Dat ze voor het huis langs gingen rijden, het leger of de Duitsers, ik weet niet precies wie. Het is heftig dat mijn opa en oma dat hebben meegemaakt. Op school leer je alleen de feiten: toen gebeurde dit en toen dat. Het gaat veel minder over de details en daardoor komt het niet echt binnen.”

Vinden jullie het belangrijk dat jongeren iets weten over dit thema?

Thirza: “Stel, ik heb later kinderen, van mij moeten ze dat weten. Niet elk detail, maar wel globaal wat er gebeurd is. Dat ze weten dat er iets heftigs is gebeurd, en dat het écht is, dat het geen lulverhaal is. Ik vind het gewoon belangrijk dat mensen het weten.”

Rumiya: “En dat is belangrijk zodat het niet opnieuw gebeurt. Met de oorlogen van nu is het wel een beetje disappointing, je ziet dat mensen er niet echt van leren en dat we het daarom moeten vertellen. Het is natuurlijk ook een heel grote les voor ons allemaal. Als het door de tijd heen steeds een minder groot onderwerp wordt, gaat de les ook verloren. En als je erover leert, dan leer je dat je zo niet met mensen om kan gaan. Het vormt je persoonlijkheid en je realiseert je dat mensenrechten heel erg belangrijk zijn. Daarom moeten we erover praten en het aan onze kinderen vertellen.”

Dylan: “Maar in de toekomst zijn er niet veel oudere mensen meer die er verhalen over hebben. De kinderen van de oma’s en opa’s weten nog wel wat, en daarna verdwijnt het langzaam. Zonder die verhalen is het een heel groot gat in de geschiedenis dat mist. Dus het is belangrijk om erover te blijven vertellen.”

Floor: “Mee eens, als er geen mensen meer zijn die het zelf hebben meegemaakt of het via de ouders hebben meegekregen, dan vervaagt het en worden er minder verhalen verteld. Kijk: ik weet zelf ook heel weinig, niet zo veel als mensen die het zelf hebben meegemaakt. Dan kun je ook niet zo veel overbrengen op de volgende generatie.”

Scene uit 13 in de oorlog. Bron: NTR.

Zou het verplicht moeten zijn op school?

Dylan: “Dat is het al. Iedereen krijgt altijd wel de Tweede Wereldoorlog bij het vak geschiedenis, voordat je het mag laten vallen. Ik vind dat dat zo moet blijven.”

Floor: “Het begint al op de basisschool. Wij keken altijd 13 in de oorlog, dat vond ik altijd heel interessant. We hadden het er in de pauze dan nog steeds over, dat we het zielig vonden voor het jongetje dat die vader nooit meer thuiskwam en zo. Het heeft op kleine kinderen wel meer impact denk ik, en dan gaan ze niet blanco naar de middelbare school, maar weten ze er al wat vanaf.”

Rumiya: “In groep 8 zijn we naar Westerbork1 geweest. We liepen langs al die gebouwen en er kwam een heel raar gevoel op. Het voelde zo onmenselijk.”

Floor: “Ik had dat bij Westerbork ook, bij die treinrails die omhoog staan. Even zo’n gevoel: oeh.”

Rumiya: “Dat je gewoon loopt op een plek waar dat is gebeurd. Een angstaanjagend gevoel.”

Femke: “Bij het monument met de steentjes besefte ik ook ineens hoeveel mensen dit is overkomen. Alle Joodse slachtoffers hadden een ster op het steentje.”

Thirza: “En als je jong was had je een klein steentje, en als je oud was een langere.”

Wat doen jullie op 4 mei?

Dylan: “Ik ben twee minuten stil, verder doe ik niet zoveel. We kijken de herdenking thuis op de televisie.”

Rumiya: “Bij ons gaat het zo: ‘Over een paar dagen is het 4 mei, Dodenherdenking. Zullen we een film daarover kijken?’ Dan kijken we een film. Op 4 mei zijn we er niet per se de hele dag mee bezig, maar we zijn wel twee minuten stil om acht uur. We zetten niet de tv aan, we kijken gewoon op de klok.”

Floor: “Wij zetten voor acht uur de televisie aan en dan kijken we naar de filmpjes bij bepaalde kransen. Mijn opa is inmiddels overleden, maar op 4 mei was de eerste keer dat ik hem ooit zag huilen. Dat was het moment dat ik voor het eerst besefte hoeveel impact het op hem had. Mijn moeder heeft de volgende dag uitgelegd waarom dat zo heftig was voor hem.”

Thirza: “Ik heb een jonger broertje en zusje en voor hen is het wel lastig. Ze vinden het moeilijk om stil te zitten op de bank, en ze weten nog niet echt waar het over gaat. Dus we proberen globaal uit te leggen wat er is gebeurd, op een wat luchtigere toon, zodat zij het ook kunnen begrijpen.”

Floor: “Mijn moeder woonde vroeger in het Gooi en die ging een keer met haar gezin naar Amsterdam. Ze maakten er een bijzondere ervaring van, vertelt ze altijd – ze gingen kroketten halen en eventjes Amsterdam in, en toen gingen ze kijken op de Dam. Ze zei dat het veel meer impact maakt om daarbij te zijn dan het op televisie te kijken. Dat gunt ze ons ook, maar het is lastig omdat we zo ver weg wonen.”

Kranslegging tijdens de Nationale Herdenking op de Dam. Bron: Martijn Beekman.

Waar denk je bij die herdenking aan?

Femke: “Ik denk na over wat er toen is gebeurd.”

Rumiya: “Soms denk ik aan mijn broertjes of zusjes, dat kinderen van die leeftijd dat hebben meegemaakt. Dat geeft een diep gevoel van: dat kon ik geweest zijn.”

Floor: “Ik krijg altijd beelden in mijn hoofd. Mijn overgrootmoeder vertelde dat ze vier dorpen verderop moest op de fiets, naar de boer, om eten voor de familie op te halen. Dan krijg ik beelden in mijn hoofd van een jong meisje van twaalf dat gaat fietsen en, hopelijk, met een zak aardappelen terugkomt. Het zijn niet per se nare beelden, maar wel zware beelden.”

Dylan: “Herdenken is het leren van een les, dat je het niet weer moet doen. En het tonen van respect voor de mensen die voor ons hebben gevochten.”

Floor: “En de realisatie dat het gewoon absurd is. Te gek voor woorden wat er gebeurd is.”

Rumiya: “Ik denk ook aan oorlogen die nu gebeuren, vooral in Gaza en Oekraïne. Congo is ook een belangrijk onderwerp voor mij. Ook de Armeense genocide en de Oeigoeren. Ik denk ook aan andere mensen die dat hebben meegemaakt.”

Wat betekent meer voor jullie: 4 of 5 mei?

Floor: “Ik hecht veel waarde aan de vrijheid die we nu hebben omdat er voor ons is gevochten, en daardoor denk ik op 5 mei ook aan 4 mei. De realisatie van de vrijheid is gemakkelijker te beseffen dan de realisatie hoeveel mensen er zijn overleden voor ons. De vrijheid voel je, die heb je om je heen, die is overal hier. Maar om de doden te herdenken, dat is wat moeilijker te bevatten. Dat voelt wat minder dichtbij.”

Rumiya: “Vrijheid is dat je rustig kunt slapen, dat je veilig kunt opstaan, genoeg geld om eten te kopen, dat je educatie hebt. Dat was vroeger natuurlijk niet altijd zo.”

Dylan: “Je kan ook kiezen hoeveel je eet, dat kon vroeger niet, toen ze van die bonnetjes hadden.”

Femke: “En als je vroeger Joods was kon je nergens in. Dat is nu niet meer, je zou nu zonder zorgen overal heen moeten kunnen en over straat kunnen lopen.”

Hebben jullie tips aan WO2-organisaties hoe zij jongeren bij dit onderwerp kunnen betrekken?

Rumiya: “Houd je op de hoogte van waar kinderen zich mee bezighouden. Informatieve filmpjes op TikTok worden veel gedeeld en kunnen veel jongeren bereiken.”

Floor: “De Dodenherdenking wordt veel gericht op volwassenen of mensen die er bij zijn geweest. Ik denk dat jongere kinderen er minder bij betrokken worden, maar het is belangrijk dat ze dit van jongs af aan meekrijgen.”

Thirza: “Misschien kan er, speciaal voor jongere kinderen, op 4 mei ‘s middags op tv of sociale media een half uurtje uitleg komen over wat er is gebeurd. Dat ze kunnen begrijpen wat er gezegd wordt, want hoe daar gesproken wordt is vaak lastig voor kinderen om te begrijpen en er worden vaak moeilijke woorden gebruikt.”

Floor: “Of dat er vanaf een aantal dagen van tevoren een serie met korte afleveringen te zien is. Dat ze daarnaar kunnen kijken en zien dat het echt is gebeurd, en dat je op 4/5 mei een afsluitende aflevering hebt.”

Zullen we over 20 jaar nog steeds herdenken?

Rumiya: “Als mensen begrijpen dat het belangrijk is, dan denk ik dat het wel gebeurt. Maar het hangt van ons af, hoe wij daar aandacht aan geven.”

Dylan: “We moeten ervoor zorgen dat dezelfde fout niet nog een keer wordt gemaakt.”

Thirza: “Je hebt wel het type mensen dat denkt: het is gebeurd, nou, boeien. Ik ben bang dat als zij later kinderen hebben, zij die kinderen niet gaan lesgeven over hoe het belangrijk is dat we nog steeds moeten herdenken.”

Dylan: “Dat is exact waarom ik vind dat de WO2-geschiedenis onderdeel moet blijven van het vak geschiedenis.”


Over de auteurs

Sophie van den Bergh (links) en Hester Wynia

Sophie van den Bergh is hoofdredacteur van WO2 Onderzoek uitgelicht en werkt op de afdeling Onderzoek en educatie van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Aan de Universiteit Gent werkt ze aan een proefschrift over herdenkingstheater.

Hester Wynia is publiekshistoricus. Ze is sinds 2022 werkzaam bij het Nationaal Comité als projectleider van educatieve projecten Adopteer een monument en het 4 en 5 mei Denkboek.


Noot

1 Noot van de redactie: Nationaal Monument Kamp Westerbork.


Foto bovenaan artikel

Publiek bij de Nationale Herdenking op de Dam. Fotograaf: Martijn Beekman