Welke video’s over de oorlog in Syrië zijn er op YouTube te vinden, en welke komen er boven aan de lijstjes met voorgestelde filmpjes te staan als je een gerichte zoekopdracht geeft? Het antwoord hierop laat zien dat online platformen de documentatie van oorlogen en conflicten niet alleen faciliteren, maar ook op allerlei manieren sturen en modereren.
In de zomer van 2017 verwijderde YouTube van de een op de andere dag duizenden video’s die tijdens de almaar voortdurende oorlog in het land waren opgenomen en geüpload door Syrische activisten en burgers. Hoe dat kwam? Het videoplatform veranderde iets in zijn algoritme dat voortdurend scant of er videomateriaal op het platform geüpload is dat er volgens de regels van het platform niet op hoort te staan. In de verwijderde video’s waren schokkende beelden te zien die horen bij deze oorlog: verminkte lichamen, dode kinderen, mensen die happen naar adem doordat ze in aanraking zijn gekomen met zenuwgas.
Chris Woods, de directeur van Airwars, een organisatie die luchtaanvallen op burgers monitort, reageerde in de New York Times op de plotselinge verdwijning van de ooggetuigenvideo’s. Hij zei: “Wat er recht voor onze ogen verdwijnt, is de geschiedenis van deze verschrikkelijke oorlog.”1
In dit artikel zet ik uiteen hoe het samenspel tussen een platform en platformgebruikers ertoe leidt dat bepaalde representaties van het verleden dominant worden en andere worden vergeten of zelfs verdwijnen. Het betreft een proces dat belangrijk is om te snappen én te monitoren, omdat de commerciële platformen die wereldwijd als communicatiemiddel worden gebruikt, geen enkele verantwoording hoeven af te leggen over wat bewaard blijft en wat niet. En dat terwijl ze voor veel gebruikers, waaronder burgerjournalisten, activisten en mensenrechtenorganisaties, wel als archief fungeren.2
Aan de hand van het voorbeeld van de oorlog in Syrië en de manier waarop deze wordt gedocumenteerd op YouTube, wil ik laten zien hoe herinnering verstrengelt met de manier waarop dit platform werkt. Eerst zal ik echter kort stilstaan bij onderzoek dat gedaan wordt naar digitale herinnering, waaronder mijn eigen onderzoek.
Retorische oorlogen
Ook al zette YouTube na groot protest van gebruikers veel video’s terug, het bovenstaande voorbeeld laat zien hoe digitale platformen de documentatie van oorlog faciliteren en tegelijkertijd ook enorme invloed kunnen uitoefenen op wat we zien en wat bewaard blijft. Steeds meer wetenschappelijk onderzoek binnen het veld van digitale herinneringsstudies (digital memory studies) richt zich op deze dynamiek.
Zo hebben Ellen Rutten en collega’s bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar web wars over herinneringen aan conflicten in postsocialistische staten.3 Deze online retorische oorlogen beïnvloeden de constructie van nationale identiteit in sterke mate, aldus Rutten c.s. Rutten bouwt voort op het werk van onder anderen Andrew Hoskins.4 Hoskins beargumenteert dat online digitale media ervoor hebben gezorgd dat het makkelijker is bij te dragen aan de representatie van het verleden. Hoskins meent daarom dat het collectieve geheugen meer fluïde, bottom-up en diffuus is geworden en minder institutioneel.
Voor mijn eigen onderzoek ontwikkelde ik het concept ‘digitaal herinneringswerk’ (digital memory work) om deze dynamiek beter te begrijpen. Herinneringswerk is al zo oud als de mensheid en verscheidene technologieën en technieken maken al lang deel uit van dit fenomeen, van grottekeningen en rituelen tot het schrift en televisie. Herinneringswerk kan persoonlijke vormen aannemen (denk aan het schrijven van een dagboek) of collectief zijn (zoals bij nationale herdenkingsdagen).
Herinneringswerk omvat dus de overlevering en reconstructie van kennis en ervaringen van verleden naar heden en de toekomst, maar ook het vergeten hiervan. Vandaag de dag spelen digitale platformen zoals YouTube, Facebook en Wikipedia een groeiende rol in dit proces. Platformen faciliteren, vormen en beperken herinneringswerk op eigen wijze, net als eerdere mediatechnologieën zoals de krant of televisie dat deden en doen. Platformen zijn dus geen neutrale instrumenten (hoewel ze vaak claimen dat wel te zijn). Ze maken actief deel uit van het herinneringswerk. Hoe werkt dit in de praktijk?
Tags, views en categorieën
YouTube-gebruikers uploaden gezamenlijk ongeveer 500 uren aan videomateriaal per minuut.5 De inhoud van deze video’s kan variëren van de eerste stapjes van een kind tot een opname van de heimelijke lancering van een raket. Zolang de video’s zich houden aan YouTubes ‘Regels voor Beleid, Veiligheid en Auteursrecht’ en ‘Communityrichtlijnen’ mag alles gedeeld worden op het platform.
Om hun materiaal zoek- en vindbaar te maken, moeten gebruikers hun video’s rudimentair archiveren, ordenen en categoriseren. Dat wil zeggen dat video’s titels, beschrijvingen en tags nodig hebben. In termen van de vind- en zoekbaarheid van een video is dit zelfs belangrijker dan de populariteit van een video (gemeten in het aantal views). Dit is de reden waarom YouTubers veel tags geven, uitgebreide beschrijvingen plaatsen bij hun video’s of lange titels gebruiken. Het rudimentair archiveren van video’s zorgt ervoor dat een zoekalgoritme (in het geval van YouTube: die van Google) zijn werk kan doen.
Daarnaast kunnen gebruikers videomateriaal ordenen door afspeellijsten te maken van (hun eigen) video’s. Sommige YouTubers zijn beter in het ‘archiveren’ van hun video’s dan andere, waardoor hun video’s zichtbaarder worden en ook jaren later nog vindbaar zijn.
Daarnaast speelt YouTube zelf een actieve rol in wat een gebruiker te zien krijgt, op ten minste vijf manieren. Ten eerste zijn zoekresultaten gesorteerd op basis van relevantie. Onder relevantie wordt hier verstaan hoe goed zoekresultaten matchen met titels, tags en beschrijvingen. Ten tweede laat YouTube gebruikers kiezen tussen voorgedefinieerde categorieën zoals ‘nieuws en politiek’ of ‘activisme’. Dit helpt het ordenen, maar stuurt natuurlijk ook. Ten derde degradeert YouTube algoritmisch video’s die bloederig of aanstootgevend worden bevonden, en zorgt er zo voor dat ze minder zichtbaar zijn. Ten vierde anticipeert Google op zoekgedrag door automatisch zoekopdrachten af te maken (autocomplete genaamd).
Maar het belangrijkste geautomatiseerde proces dat bepaalt wat gebruikers te zien krijgen op het platform is het vijfde: personalisatie. Iedere YouTube-gebruiker krijgt andere zoekresultaten te zien die gebaseerd zijn op eerder zoekgedrag, locatie en gebruikersprofiel.
Burgers, activisten, journalisten
Samen met twee collega’s heb ik onderzocht hoe de hierboven beschreven mechanismen het herinneringswerk ten aanzien van de oorlog in Syrië beïnvloeden.6 Dit conflict wordt sterk gemedieerd, niet door professionele journalisten, maar vooral door burgers en activisten, die met hun smartphones video’s maken van (de nasleep van) militair geweld en deze uploaden op YouTube.
We vroegen ons in dit onderzoek af wiens video’s van de chemische wapenaanval op de wijk Ghouta op 21 augustus 2013 zichtbaar werden in de door ons geanonimiseerde zoekopdrachten. Daarnaast waren we benieuwd welke verhaalkaders (frames) gebruikt werden in de vaakst getoonde video’s. Dit gaf ons een goed beeld wiens herinneringswerk eigenlijk het effectiefst was, hoe dit bewerkstelligd werd en welke rol YouTube hierin speelde.
In eerste instantie was onze verwachting dat video’s van getuigen boven aan de zoekresultaten zouden staan en dat vooral hun herinneringswerk effectief zou zijn. In de literatuur wordt namelijk vol hoop gekeken naar het democratiserende potentieel van digitale media: iedereen zou nu zijn of haar kijk (letterlijk) kunnen toevoegen aan het verhaal van het verleden. We vonden iets anders, namelijk dat de populairste en meest zichtbare video’s over deze aanval compilaties waren van getuigenvideo’s, gemaakt door professionele, commerciële media. Op zich hoeft dit geen probleem te zijn, maar toen we keken naar de frames die gebruikt werden in de video’s vonden we dat vooral een sceptisch, bevragend frame overheerste: had de aanval wel echt plaatsgevonden?
Ook hierbij kan je je afvragen of dit zo erg is. Immers, er worden ook incidenten in scène gezet en op YouTube geüpload. Het echte probleem werd pas duidelijk aan het eind van het onderzoek. De originele video’s van getuigen die zichtbaar waren en die wij hadden opgenomen in onze dataset verdwenen na verloop van tijd van YouTube, terwijl de compilaties met de bevragende frames bleven bestaan. Dit viel deels te verklaren door de grote geautomatiseerde ‘opschoonactie’ die ik beschreef in het begin van dit artikel.
Uit ons onderzoek trokken we een aantal conclusies. Ten eerste werd duidelijk dat de manier waarop video’s door gebruikers worden ‘gearchiveerd’, doorslaggevend is voor de zichtbaarheid van bepaalde versies van het verleden. Wat voor de video van een vlogger of influencer geldt, geldt ook voor in potentie belangrijk historisch materiaal. Daarnaast kan dezelfde getuigenvideo worden hergebruikt voor verschillende politieke doeleinden. Welke compilatie zichtbaar blijft, heeft voor een groot deel te maken met de digitale vaardigheid van een uploader.
Bovendien werd duidelijk dat YouTube herinneringswerk niet alleen faciliteert, maar ook stuurt of er deel van uitmaakt. Het automatisch rangschikken van video’s op basis van ‘relevantie’ is een mild voorbeeld, terwijl het automatisch verwijderen van videomateriaal een sterke interventie is in herinneringswerk.
#4mei
Digitaal herinneringswerk manifesteert zich in veel meer vormen dan hierboven beschreven. Denk bijvoorbeeld aan het gezamenlijk reconstrueren van historische gebeurtenissen op Wikipedia, stilstaan bij het oorlogsverleden via #4mei op Twitter of het herbeleven van het verleden middels een digitale game. Wat echter voor bijna al het digitale herinneringswerk geldt, is dat platformen dit steeds meer faciliteren en vormen, en middels hun onderliggende (algoritmische) technologie ook steeds meer zelf aan herinneringswerk doen.
Als ‘levend archief’7 faciliteert YouTube het doorgeven van kennis, ervaringen, ooggetuigenverslagen, culturele uitingen en gebruiken. Maar de ene partij weet simpelweg beter hoe zichtbaarheid en vindbaarheid vergroot kunnen worden dan de andere. Bovendien verandert YouTube constant zijn gebruikersvoorwaarden en laat algoritmen deze voorwaarden en richtlijnen afdwingen. Zo wordt het platform zelf een speler in plaats van een neutraal instrument in herinneringswerk.
Platformen bieden mogelijkheden voor de democratisering van de herinnering en geschiedenis, maar we moeten niet vergeten dat ze hypercommercieel zijn en geen enkele verantwoording hoeven af te leggen over wat bewaard blijft en wat niet. Dit terwijl ze wel steeds meer beïnvloeden hoe en wat we ons herinneren, als samenleving en als digitaal genetwerkte individuen. Laten we daarom vooral kritisch onderzoek blijven doen naar deze platformen en de manieren waarop zij collectieve en individuele herinnering faciliteren en beïnvloeden.
Over de auteur
Rik Smit is universitair docent en onderzoeker bij het Center for Media and Journalism Studies (CMJS) van de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn onderzoek richt zich op de intersecties van memory studies, digitale cultuur en nieuwe media.
Noten
1. M. Browne, ‘YouTube removes videos showing atrocities in Syria’, New York Times, 22 augustus 2017.
2. A.V. Banchik, ‘Disappearing acts: Content moderation and emergent practices to preserve at risk human rights-related content’. New Media & Society, 2020.
3. E. Rutten, J. Fedor & V. Zvereva (red.), Memory, Conflict and New Media: Web Wars in Post Socialist States. London/New York: Routledge, 2013.
4. A. Hoskins, ‘Digital network memory’, in: A. Erll & A. Rigney, Mediation, Remediation, and Dynamics of Cultural Memory (p. 27-43). Berlijn en New York: Walter de Gruyter, 2009.
5. J. Hale, ‘More Than 500 Hours Of Content Are Now Being Uploaded To YouTube Every Minute’, 7 mei 2019.
6. R. Smit, A. Heinrich & M. Broersma, ‘Witnessing in the new memory ecology: memory construction of the Syrian conflict on YouTube’, New Media & Society, jrg. 19 (2017) nr. 2, p. 289–307.
7. Susan Aasman, ‘Finding Traces in YouTube’s Living Archive: Exploring Informal Archival Practices’, TMG Journal for Media History, jrg. 22 (2019) nr. 1, p 35–55.
Foto boven aan artikel
Screenshot uit een video over de aanval op de wijk Ghouta, 2013. In de video is te zien hoe vaten met gifgas vanaf vrachtwagens worden weggeschoten. Bron: YouTube-kanaal Human Rights Watch