Tastbare herinneringen. De rol van materieel oorlogserfgoed

Analyse

door Ben de Vries – leesduur 9 minuten

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, onderdeel van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zet zich actief in voor het beschermen, beheren en toegankelijk maken van materieel erfgoed met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog. Dat erfgoed – van gebouwd erfgoed en archeologie tot cultuurlandschap en collecties – vertelt immers verhalen over wat er in Nederland tijdens de oorlog is gebeurd. Verhalen die blijvend opgetekend, bewaard, gekoesterd en doorgegeven moeten worden. Hoe ziet dat er in de hedendaagse erfgoedpraktijk uit?

Nu de oorlogsgeneratie ons bijna is ontvallen, komt het moment in zicht dat mensen ons niet langer verhalen uit eerste hand kunnen vertellen en ooggetuigen ons niet langer kunnen waarschuwen voor een herhaling van het drama dat hen toen is overkomen. Erfgoed – of het nu gebouwen zijn, of plekken, foto’s, dagboeken of voorwerpen uit die tijd – speelt daarbij een cruciale rol. Uit respect voor het gedeelde verleden zet de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), waar ik werkzaam ben, de nodige stappen om dit materieel erfgoed veilig te stellen en door te geven aan nieuwe generaties.

Bij oorlogserfgoed moet ik zelf onmiddellijk aan mijn vader denken, met zijn 89 jaar een van die laatste ooggetuigen. Hij vertelde me laatst nog dat hij als 9-jarige jongen op 21 mei 1940, vlak na de capitulatie, met zijn ouders vanuit hun huis in Bennekom naar de Grebbeberg fietste. Zij woonden daar de allereerste dodenherdenking van Nederland bij, op een geïmproviseerd oorlogskerkhof. Zijn vader, mijn opa, zat bij de hulppolitie en had de dagen ervoor het Rode Kruis geholpen bij het verzamelen, identificeren en begraven van honderden Duitse en Nederlandse gesneuvelde militairen, wiens graven toen nog bij elkaar lagen.

Mijn vader ziet de vers gedolven graven nog zo voor zich, met kruizen van dennentakken, soms met een helm erop. In het open veld staken nog geweren met de loop in de grond als markering. Nu, tachtig jaar later, zijn enkele kazematten en delen van stellingen op de Grebbeberg uitgegraven. Dat maakt het verhaal van deze dodenakker tastbaar en beleefbaar.

De betonnen mitrailleurkazemat van het type S3 is in 1939-1940 gebouwd in het kader van de versterking van de Valleistelling en is vrijstaand gelegen achter het Hoornwerk aan de Grebbe. Het is één van de in totaal 4 kazematten uit deze periode die op dit gedeelte van de Valleistelling nog resteren en is een Rijksmonument. De toegangsloopgraaf is gereconstrueerd. Foto: HenkvD op Wikimedia Commons (CC BY-SA 3.0)

Duitse oorlogsgraven. Hauptmann von der Dechen brengt de Hitlergroet na de begrafenis van enkele Duitse kameraden, omgekomen tijdens de slag om de Grebbeberg. 22 mei 1940. Foto: Beeldbank WO2 – Spaarnestad Photo

Kom met verhalen

Voor jongeren en nieuwkomers is de Tweede Wereldoorlog lang geleden. Voor hen is het soms niet meer dan een hoofdstuk in een geschiedenisboek. Maar het zijn juist déze generaties die in de toekomst de vrijheid, rechtszekerheid en tolerantie in onze samenleving moeten blijven garanderen. Minister van OCW Ingrid van Engelshoven schreef de Tweede Kamer het afgelopen voorjaar een brief waarin zij aangaf het erfgoed uit deze periode in al zijn facetten blijvend te willen beschermen, zodat juist de toekomstige generaties kunnen zien wat zich hier heeft afgespeeld en daarvan kunnen leren.

Daarbij vroeg ze ook expliciet aandacht voor het belang van het vertellen van verhalen als een aanvullend middel.1 Want wie de verhalen achter het erfgoed kent, kan ze verder vertellen. Zo ondersteunt erfgoed het levend houden van het verhaal en het verhaal het levend houden van erfgoed.

Storytelling, zeker in nieuwe en creatieve vormen, helpt niet alleen bij het betuigen van respect aan de slachtoffers van de oorlog, maar ook bij het aan bod laten komen van verschillende perspectieven op de oorlog. Neem bijvoorbeeld de levensverhalen van drie jonge Nederlandse militairen die op de Grebbeberg vochten voor hun leven, te beluisteren in het informatiecentrum in een hoek van het militaire ereveld.

Of de verhalen die horen bij de recente selectie van de 100 meest aansprekende foto’s uit de Tweede Wereldoorlog van Nederland. Eén foto daaruit maakte op mij met name veel indruk: een groepsfoto van onschuldig ogende Utrechtse politiemannen. Het is nauwelijks voorstelbaar dat zij in werkelijkheid fanatieke Jodenjagers waren. Zijn zij meegesleept door de ontwikkelingen? Hadden ze een keuze? Zulke oorlogsbeelden blijven lang hangen.

Vijf rechercheurs van de Centrale Controle poseren op het hoofdbureau van de politie. Dit is de afdeling van de Utrechtse politie die vanaf najaar 1942 is belast met het opsporen en arresteren van Joden. Foto: Beeldbank WO2 – NIOD

Herinneringserfgoed

Natuurlijk moeten we bij het beschermen van oorlogserfgoed ook de verhalen en tastbare herinneringen aan wat er buiten Nederland gebeurde niet vergeten. Ook in voormalig Nederlands-Indië woedde immers de Tweede Wereldoorlog. Het einde ervan wordt jaarlijks op 15 augustus herdacht, binnenkort precies 75 jaar geleden.

Het ‘Koloniaal Militair Invalidenhuis’ en museum Bronbeek in Arnhem, dat in zijn vaste expositie Het verhaal van Indië aandacht schenkt aan de oorlog in Azië, herbergt op zijn omringende landgoedterrein verschillende monumenten die herinneren aan de slachtoffers van de Birma-Siam en Pakan Baroe spoorlijnen, Japanse zeetransporten, Japanse jongens- en vrouwenkampen en de Slag in de Javazee. Jaarlijks vinden bij deze monumenten herdenkingen plaats. Minister Van Engelshoven was er in augustus 2019 aanwezig bij de herdenkingsplechtigheid rond de bevrijding van Japanse vrouwenkampen.

Een andere bijzondere vorm van Nederlands-Indisch oorlogserfgoed bieden de wrakken van enkele Nederlandse oorlogsschepen in de Javazee bij Indonesië, vergaan in de Tweede Wereldoorlog. Deze scheepswrakken, tevens oorlogsgraven, zijn onlangs als gevolg van grootschalige illegale bergingsactiviteiten bijna geheel verdwenen. Dat leidde in Nederland tot grote publieke verontwaardiging. De betrokken ministeries van OCW, Defensie en Buitenlandse Zaken zijn met de nabestaanden en met Indonesië in gesprek over hoe ze gezamenlijk de wraklocaties alsnog als plek van herinnering kunnen duiden en markeren.

Sonarbeelden laten zien dat het wrak van de Hr. Ms. De Ruyter in de Javazee is verdwenen. Een groot gat in de zeebodem is het enige wat nog rest van het wrak. Foto: Defensie

Rijksmonumenten

Op het Nederlandse grondgebied zijn in de afgelopen jaren door de RCE diverse lieux de mémoire aangewezen als rijksmonument.2 Daartoe behoren gedenkwaardige plaatsen die zijn ingedeeld naar verschillende groepen oorlogsslachtoffers. Zo is de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam de stille getuige van de Joodse slachtoffers die van hieruit werden weggevoerd naar vernietigingskampen. De verwoeste stad, het dramatische beeld van de Franse beeldhouwer Ossip Zadkine, herinnert aan de inwoners die het leven lieten bij het allesverwoestende bombardement dat Rotterdam in 1940 in het hart trof.

De Herdenkingshof in Putten heeft een beschermde status gekregen vanwege zijn sterke zeggingskracht van buxushaagjes in zes kwadranten van elk honderd vakken, één voor elk slachtoffer van de Duitse razzia in Putten in oktober 1944. De ommuurde Eerebegraafplaats in Bloemendaal memoreert met zijn gelijkvormige grafstenen de verzetsstrijders die hier voor het vuurpeloton stierven. Voor de militaire slachtoffers kreeg de Amerikaanse militaire begraafplaats in Margraten met de lange, gebogen rijen witte kruizen en davidsterren het predicaat rijksmonument.

En natuurlijk werd ook het Nationaal Monument op de Dam aangewezen als rijksmonument, als plek voor de jaarlijkse herdenking op 4 mei van álle oorlogsslachtoffers. Al deze locaties staan aan de bakermat van de publieke herdenkingscultuur zoals die opkwam in de eerste decennia na de oorlog. Door de aanwijzing als rijksmonument kregen ze de erkenning die ze verdienen. Ze maken onderdeel uit van ons collectieve geheugen.

Dadererfgoed

Eind vorig jaar heeft de RCE een rapport uitgegeven als resultaat van de Verkenning Militair Erfgoed, waarin zij concludeert dat er sprake is van een rijk en omvangrijk bestand aan erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog, dat over het algemeen goed is beschermd.3 Daarin staan behalve herdenkingsplaatsen ook omvangrijke verdedigingswerken als de Peel-Raamstelling, de Stelling van Kornwerderzand en Fliegerhorst Deelen. Met de huidige collectie van zo’n 550 rijksmonumenten die betrekking hebben op strijd, bezetting en vervolging kan het verhaal van de oorlog in bijna al zijn facetten worden verteld.

Toch constateerde de RCE nog een paar lacunes op de rijksmonumentenlijst, zoals onderduikplekken (met interieurs), dropping zones, landingsterreinen, locaties waar intensief is gevochten en plekken die herinneren aan het verzet. De minister van OCW heeft daarom onlangs besloten om het ‘Oranjehotel’ en de Waalsdorpervlakte de status van rijksmonument te verlenen.4 Deze twee monumenten van verzet zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Duizenden verzetsstrijders zaten in de oorlog in Scheveningen gevangen in het Oranjehotel – de bijnaam voor de Polizeigefängnis in het Huis van Bewaring. Sommige zaten hier in dodencellen in afwachting van hun lot. Uiteindelijk zijn meer dan 200 van hen in de duinen geëxecuteerd, op de Vlakte van Waalsdorp. Met recht kun je dit emotioneel geladen plaatsen van herinnering noemen.5

Een andere recente ontwikkeling is de ‘LinieVisie Atlantikwall’ die de RCE in samenwerking met belanghebbenden gaat ontwikkelen. Voor deze verdedigingslinie die de Duitse bezetter langs de West-Europese kust aanlegde, werden destijds veel inwoners uit hun huizen verdreven. Weliswaar zijn afzonderlijke bunkers die onderdeel uitmaken van de Atlantikwall goed beschermd, maar een centrale visie op het gehele, Europese linielandschap ontbreekt.

Het verhaal van de Atlantikwall kan beter worden verteld als er meer oog is voor de overkoepelende betekenis ervan. Een landschapsbiografie kan daarbij helpen. En Europese samenwerking rondom dit dadererfgoed kan eveneens uitkomst bieden. Want juist erfgoed heeft de kracht om te binden en te verbinden.

Muur van Mussert

Het is evident dat het bij het beschermen van dergelijk oorlogserfgoed niet altijd om bescherming van het monument zelf gaat, maar vooral om een respectvolle omgang en betekenisgeving.6 Dit werd bijvoorbeeld duidelijk bij de discussies rond de Muur van Mussert. Deze openlucht-vergaderplaats met een 150 meter lange, licht gebogen muur werd speciaal voor de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) onder leiding van Anton Mussert gebouwd. De NSB hield in dit ‘Nationaal Tehuis’ op de Goudsberg bij Lunteren tussen 1936 en 1940 massabijeenkomsten ofwel Hagespraken.

De muur kwam in 2018 in het nieuws toen de eigenaar hem wilde slopen. Inmiddels heeft minister Van Engelshoven de muur aangewezen als rijksmonument, omdat hij ons confronteert met de zwarte bladzijden die nadrukkelijk ook deel uitmaken van onze geschiedenis. Niet iedereen was verheugd over dit besluit. Immers, de NSB collaboreerde actief met de Duitse bezetter en dat lijkt dan niet te passen bij zo’n eervolle status.

Maar zoals de minister zei in haar speech toen ze ter plekke het rijksmonumentschildje overhandigde: “Het dwingt ons juist die bladzijden te lezen en te hérlezen. Dat is pijnlijk en beschamend. Maar het is altijd beter dan de muur weg te halen en ons beladen, schuldige verleden te vergeten. Want dan vervallen we in herhaling”. Natuurlijk is het een moeilijke plek want “de muur praat niet, dus moeten betrokkenen haar een beetje helpen het verhaal te vertellen”. De herontwikkelingsplannen zijn nog niet definitief, maar een educatiecentrum lijkt voor de hand te liggen.

Op 22 juni 1940 organiseerde de NSB op haar partijterrein in Lunteren de ‘Hagespraak der Bevrijding’, de eerste massale bijeenkomst van de beweging na de Duitse inval. Mussert spreekt voor de ‘Muur van Mussert’. Na de oorlog is dit terrein onder andere in gebruik genomen door de padvinderij. Foto: NIOD op Wikimedia Commons

Archeologie van de oorlog

Een laatste erfgoeddomein waarbinnen steeds meer aandacht is voor de Tweede Wereldoorlog is de professionele archeologie. In het oog springend zijn de verschillende archeologische onderzoeken die onlangs in de kampen van Westerbork, Vught en Amersfoort zijn uitgevoerd.

Bij het onderzoek in kamp Westerbork zijn de vondsten van de vuilnisstort net buiten het kampterrein gedetermineerd in de vorm van community archaeology, waarbij geïnteresseerden samenwerkten met de archeologen. Een ander voorbeeld is het archeologisch onderzoek naar ‘zachte’ sporen van de Slag om de Grebbeberg, zoals loopgraven. Bovendien zijn daar restanten van twee gietstalen koepelkazematten op de flanken van de Grebbeberg bouwfysisch onderzocht.7

Zeker, er is nog geregeld discussie over de wetenschappelijke meerwaarde van archeologisch onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog.8 Mede hierom roept de RCE een platform in het leven waar vrijwilligers, professionele archeologen en gemeenten kennis en ervaringen kunnen uitwisselen over archeologisch onderzoek naar de oorlog. Tot slot zal de RCE samen met de partners in het veld en de vakwereld een kenniskader of kennisagenda over conflictarcheologie gaan opstellen.9

Wat deze selectie aan voorbeelden laat zien, is dat de Tweede Wereldoorlog in essentie alle erfgoeddomeinen raakt: van gebouwd erfgoed en archeologie tot cultuurlandschap en collecties. Wat het ook toont, is hoezeer erfgoed de drager van verhalen en gebeurtenissen is. Erfgoed maakt herinneringen aan de oorlog tastbaar en deelbaar, voor nu en voor later.

Over de auteur

 

Ben de Vries

Drs. Ben de Vries is historicus en werkzaam bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Momenteel is hij als projectleider betrokken bij militair erfgoed, herinneringserfgoed en beladen erfgoed.


Noten

1. Kamerbrief met beleidsreactie op verkenningen erfgoedthema’s archeologie, militair erfgoed, herinneringserfgoed en erfgoed van na 1965, van de minister van OCW, 28 april 2020. Deze brief sluit aan bij de beleidsbrief Erfgoed Telt (2018) die de maatschappelijke en verbindende waarde van erfgoed onderstreept. De Canon van Nederland biedt hierbij een leidraad. Bovendien sluit dit aan bij het Verdrag van Faro (2005) dat de minister van OCW van plan is te ondertekenen.

2.  D. van Hoogstraten en B. de Vries, Monumenten van de Wederopbouw, Nederland. Opbouw en Optimisme, 1940-1965, NAi010 (2016), p. 261-276.

3. Rapportage Verkenning Militair Erfgoed: Op Verkenning 2.0. Twee eeuwen militair erfgoed in het vizier (2019), p. 14.

4. Kamerbrief over visie Erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog, van de minister van OCW, 5 november 2019.

5. B. de Vries, ‘Monumenten van verzet: Oranjehotel en Waalsdorpervlakte’, Tijdschrift van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2, 2020, p. 12-14.

6. Rapportage Verkenning Herinneringserfgoed: Erfgoed van betekenis. Verkennend onderzoek naar de relatie tussen onroerend erfgoed en de herinnerings- en herdenkingscultuur in Nederland (april 2019).

7. Zie RAAP.nl.

8. Rapportage Verkenning Archeologie: In situ 2100. De betekenis en vormgeving van de bescherming van archeologische vindplaatsen (2019).

9. Kamerbrief visie Erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog.


Foto boven aan artikel

Een kazemat in de Stelling van Kornwerderzand. Bron: Archangel12 op Wikimedia Commons (CC BY 2.0)