“We zijn allemaal ergens naar op zoek.” Het theater van waargebeurde verhalen

Analyse

door Djuna Kramer – leesduur 9 minuten

De afgelopen jaren zagen steeds meer theaterproducties het licht waarin vluchtelingen op het podium hun vluchtverhalen met het publiek deelden. Buitengewoon waardevol voor iedereen in de zaal. Maar wat levert het mensen met een vluchtgeschiedenis zelf op, en zijn er geen risico’s aan verbonden? Het gaat immers vaak om mensen met traumatische ervaringen.

Theater wordt meer en meer een medium om verhalen te vertellen die in het maatschappelijk debat onderbelicht blijven. Waargebeurde, persoonlijke verhalen die schuilgaan achter de nieuwsberichten die we lezen of de instellingen waarover we horen. Theater Frascati in Amsterdam zette de programmalijn De onvertelde stad op, waarin theatermakers samenwerkingen aangaan met partners als woningbouwcorporatie Rochdale of kinderpsychiatrie-instelling De Bascule. De Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Brussel en Theater Rotterdam stelden ‘stadsdramaturgen’ aan. En Adelheid Roosen ontwikkelde met theatergroep Zina de WijkSafari, waarin toeschouwers een inkijk krijgen in het leven van buurtbewoners.

Een van de echte werelden waarin het theaterpubliek de afgelopen jaren veel is meegenomen, is die van mensen op de vlucht. Tal van verhalen over de lange, gevaarlijke reis naar het Westen, over wachten op een verblijfsvergunning en over het leven in een asielzoekerscentrum passeerden de revue. Theatermaker Ilay den Boer bijvoorbeeld werkte voor zijn voorstelling Salomonsoordeel zeven maanden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Salia Sanou baseerde zijn Du désir d’horizons op dansworkshops in vluchtelingenkampen en bij Frascati maakte Theater DEGASTEN in samenwerking met ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum drie voorstellingen waarin getraumatiseerde vluchtelingen op het podium hun verhaal verbeeldden.

En dit is slechts een greep uit de vele theaterprojecten waarin de persoonlijke verhalen van mensen met een vluchtverleden als uitgangspunt dienen of door henzelf worden verbeeld.

Nu er steeds vaker mensen met een vluchtelingengeschiedenis en zonder theaterachtergrond meewerken aan voorstellingen, dringt zich deze vraag op: levert dit ook hunzelf iets op? Kan het voor mensen die traumatiserende dingen hebben meegemaakt, waardevol zijn hun ervaringen op deze manier te delen? En wat zijn de risico’s van deze manier van theater maken?

Zielzoekers

In 2018 schreef Clark Michael Baim in zijn paper ‘Theatre, Therapy and Personal Narrative’ dat hoe meer het ‘theater van persoonlijke verhalen’ in zwang raakt, hoe meer het theater zich begeeft op het gebied van de psychotherapie.

Volgens deze directeur van het Birmingham Institute for Psychodrama vervagen de grenzen tussen enerzijds de nieuwe theatervorm waarin met gemarginaliseerde of kwetsbare mensen gewerkt wordt en anderzijds dramatherapie, waarbij theater ingezet wordt voor strikt therapeutische doeleinden. Tegelijkertijd signaleert hij dat theatermakers zelf zich in de regel verre houden van termen als therapie.

Dit gaat ook op voor Mokhallad Rasem, de Iraaks-Belgische theatermaker die voor zijn voorstelling Zielzoekers bij Theater Malpertuis zes weken in een opvangcentrum voor vluchtelingen in Menen woonde. Hij richtte er een atelier in, zodat bewoners met hem konden komen praten, muziek luisteren, iets schilderen of een boek lezen. Na afloop bracht hij hun verhalen met filmbeelden, tekeningen en spel naar het toneel. Iets wat hij herhaalde in opvangcentra in Parijs en Noord-Frankrijk.

Zeker wilde hij iets betekenen voor de mensen wier verhaal hij vertelt, zegt Rasem, maar therapie zou hij het nooit noemen. “Natuurlijk heeft theater met gevoelens te maken, het is een plek waar mensen komen om te lachen, te huilen, om te helen. Maar theater moet open blijven, het kan niet zulk soort labels krijgen.” Zijn doel met Zielzoekers, zegt hij, was vooral om mensen in het opvangcentrum te laten zien dat er daarbuiten een wereld op ze wacht. “Een nieuw leven, iets anders dan de kleurloze toestand waarin ze op dat moment zitten.”

Rasem kent die fase uit de tijd dat hij zelf vluchtte uit Bagdad, in 2005, en in het opvangcentrum in Menen woonde. “Het is een heel onzekere tijd, alles is vreemd, van het eten tot de taal. Je bent alleen maar aan het wachten: wachten op papieren, wachten tot je leven weer verder kan gaan. Je verdwijnt in een soort cocon van wachten, waarin je je identiteitsloos kunt gaan voelen. Dat wilde ik met Zielzoekers tegengaan. Ik wilde deze mensen laten zien dat ze wél een identiteit hebben, een persoonlijkheid, een verbeelding, allemaal dingen die zoveel groter zijn dan de dagelijkse routine van die plek.”

Scènefoto uit My Name Before NaomiFoto: De (on)vertelde stad

Ervaringen transformeren

De hier besproken vorm van theater wordt misschien geen therapie genoemd, maar kan wel degelijk een therapeutische werking hebben, zegt psychiater en wetenschapper Pim Scholte. Hij is de oprichter van Equator Foundation, de organisatie binnen ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum die zich bezighoudt met de behandeling van getraumatiseerde vluchtelingen en slachtoffers van mensenhandel.

Scholte was betrokken bij de drie voorstellingen die Theater DEGASTEN maakte bij Frascati: To be or not to beWe will be, My name before Naomi en Let there be light.

“De psychiatrie is vaak erg gericht op het oplossen van problemen binnen de muren van de spreekkamer,” zegt Scholte, “maar veel van wat bevorderlijk is voor iemands welzijn, speelt zich niet daar af. Een groot deel van onze betekenisgeving als mens hangt bijvoorbeeld af van de rollen die we spelen in ons sociale milieu: je bent vader, je bent medewerker of je bent deel van een beweging. Daarom is er een steeds groter pleidooi vanuit de psychiatrie om samen te werken met andere sectoren, om te zorgen dat mensen betrokken raken bij activiteiten die niet binnen het GGZ-pakket te halen zijn.”

Theater maken kan op meerdere manieren van positieve invloed zijn voor mensen die last hebben van trauma’s, aldus Scholte. “Traumatische gebeurtenissen worden vaak niet goed opgeslagen in het geheugen, waardoor de emoties eromheen niet verwerkt kunnen worden. Door er een verhaal van te maken en er een vorm aan te geven, kan het trauma een hanteerbare plek krijgen in de eigen geschiedenis.”

Ook Rasem benoemt de kracht van het tot verhaal maken van de eigen ervaringen. “Je transformeert je oude wereld naar iets wat in de nieuwe wereld, je nieuwe land, getoond kan worden. Op die manier creëer je continuïteit tussen heden en verleden en kun je je openstellen voor een nieuwe plek.”

Een essentieel onderdeel van het vertellen van een verhaal, is dat er ook iemand naar luistert. Volgens Scholte is de sociale interactie met makers, publiek en medespelers een van de belangrijkste redenen dat theater maken kan bijdragen aan traumaverwerking. “Nieuwe relaties kunnen heel veel opleveren, ze kunnen het isolement doorbreken van iemand die in zijn eentje zit te tobben met zijn klachten.”

Scènefoto uit Hoe ik talent voor het leven kreeg van WAT WE DOEN. Foto: Raymond van Olphen

Talent voor het leven

Ook zonder psychische klachten hebben mensen met een vluchtverleden vaak baat bij nieuwe ontmoetingen, merkte regisseur Floris van Delft. Met zijn gezelschap WAT WE DOEN bracht hij, in samenwerking met ICK Amsterdam, het Amsterdams Andalusisch Orkest en George & Eran Producties, Rodaan al Galidi’s boek Hoe ik talent voor het leven kreeg op de planken.

Van het begin af aan wist Van Delft dat dit verhaal over een man die negen jaar op zijn verblijfsvergunning wacht, verteld moest worden met mensen die iets vergelijkbaars hadden meegemaakt. “Als ik het met alleen acteurs had gedaan, had je er na afloop uit kunnen lopen en zeggen: ‘Jeetje wat een mooi verhaal, waanzinnig, en hij speelde het ook zo goed. Zou het echt zo gebeurd zijn?’ Maar als je deze groep op het podium ziet, is er geen ontsnappen aan dat het gaat over echte mensen. Bovendien vertel je het verhaal nu mét deze mensen samen, niet alleen over hen.”

In gesprekken die hij voerde met deze nieuwkomers kwam naar voren dat veel van hen vooral op zoek waren naar aansluiting, zegt van Delft. “Je komt uit een asielzoekerscentrum, je wordt geholpen een huis te vinden, er is begeleiding richting de arbeidsmarkt. Maar dat betekent allemaal nog niet dat je deelneemt aan de samenleving. Als mens wil je ergens bij betrokken zijn, je wilt iets maken, je wilt nuttig zijn. Zo bezien realiseerden we ons dat we als theater best iets te bieden hebben.”

Om de microkosmos van het azc tot leven te brengen, staan in Hoe ik talent voor het leven kreeg vijftig nieuwkomers op het podium. Van Delft vertelt dat veel deelnemers nieuwe energie hebben geput uit het samenwerken in de groep. “Er zijn er die aan een studie begonnen zijn, die nieuwe projecten zijn gestart of de dingen die ze in hun thuisland al deden weer hebben opgepakt.” Tijdens het maakproces van het theaterstuk vond Van Delft het vooral belangrijk dat iedereen zich veilig voelde en ook eigenaarschap voelde over het resultaat. “Als iemand het gevoel had dat iets niet overeenkwam met zijn of haar ervaringen in het azc, dan moesten we dat kunnen veranderen.”

Over hun persoonlijke levensverhaal hoefde het niet te gaan. Van Delft: “Ik heb altijd gezegd: je mag hier alles vertellen wat je hebt meegemaakt, maar het hoeft absoluut niet. Ik wilde dat niemand zich onder druk gezet voelde om over nare ervaringen te praten.”

Risico’s

Natuurlijk kent participatief theater dat is gebaseerd op (semi)persoonlijke verhalen dergelijke valkuilen. In ‘Theatre, Therapy and Personal Narrative’ benoemt Baim het risico dat de theatermaker de focus te veel legt op pijn en leed. Dat kan volgens Baim naar voyeurisme gaan neigen en schadelijk zijn voor de deelnemers.

Ook Van Delft merkte dat er een gevaar op de loer ligt om in het negatieve te gaan zwelgen. “Ik werd soms nieuwsgierig naar de verschrikkelijke dingen die mensen hadden meegemaakt en wilde daarover dan gaan doorvragen. Op die momenten moest ik even terugschakelen en denken: wacht, waarom wil ik dit eigenlijk weten? Draagt dit bij aan het proces? Waarom vraag ik niet gewoon wat ze graag eten, of wat voor werk ze vroeger deden, in plaats van ze te reduceren tot hun vreselijkste ervaringen?”

Baim benoemt ook het gevaar van scheve machtsstructuren die ertoe kunnen leiden dat mensen zich onveilig voelen. De deelnemers weten bijvoorbeeld niet wat ze kunnen verwachten in zo’n theaterproces of er kunnen cultuurverschillen zijn waardoor ze zich niet durven uitspreken. Om dit tegen te gaan, probeerde Van Delft bij de repetities zo helder mogelijk te zijn. “We legden veel uit over het maakproces, gaven gelegenheid tot vragen en hielden na elke repetitie een nabespreking. Daarnaast hebben we ook achter de schermen zes mensen aangenomen met een vluchtverleden, bijvoorbeeld als fotograaf of coördinator voor de spelersgroepen, zodat er op alle vlakken echte samenwerking was.”

Wat Mokhallad Rasem in zijn werk boven alles wil vermijden, is de stigmatisering van mensen met een vluchtverleden, zegt hij. “Mijn werk moet gaan over universele thema’s waarin elk mens zich kan herkennen, niet over een groep die op een of andere manier ‘anders’ is. Daarom gebruik ik bijvoorbeeld nooit de woorden vluchteling of asielzoeker: daar hangen meteen zoveel beelden, ideeën en vooroordelen aan. ‘Zielzoekers’ daarentegen zijn wij allemaal. In mijn voorstelling stel ik de vraag: wat is jouw ziel, wat zoek je? Die kun je aan iedereen stellen, want we zijn allemaal ergens naar op zoek.”

Net als Van Delft wil Rasem het publiek kennis laten maken met een voor hen onbekende wereld. “Laatst vertelde een jongen me achteraf dat hij door zijn ouders gewaarschuwd was voor asielzoekers. Hij zei: ‘Ik was bang om hier binnen te komen, maar nu ik zie dat het heel gewone mensen zijn, gaat er een wereld voor me open.’ Zo’n grote invloed kan kunst dus hebben.” Ook Pim Scholte noemt bewustwording bij het publiek als belangrijke functie van deze vorm van theater. Hoe meer de verhalen van gevluchte mensen verteld worden, hoe meer begrip er voor hen ontstaat.

Scène uit Zielzoekers. Foto: Kurt van der Elst

Verleidingen weerstaan

Daarmee hebben we grofweg drie manieren onderscheiden waarop theater een positieve invloed kan hebben op de levens van mensen met een vluchtverleden. Het tot een verhaal maken van (traumatische) ervaringen kan allereerst bijdragen aan verwerking. De sociale interactie kan herstel bevorderen. En het delen van ervaringen kan bijdragen aan meer begrip in de samenleving.

En hoewel duidelijk mag zijn dat theater geen therapie is, lijkt het daarnaast goed een aantal richtlijnen in het oog te houden om het werkproces voor iedereen veilig en aangenaam te houden. Goede communicatie met de deelnemers in elk onderdeel van het maakproces is essentieel, waarbij het belangrijk is scheve machtsverhoudingen te herkennen en zo veel mogelijk recht te trekken. Ook kan de maker zich beter niet laten verleiden alleen het leed van de deelnemers te thematiseren, om zo een shock-effect teweeg te brengen. Als er integer en bedachtzaam gewerkt wordt, kan dit ‘theater van persoonlijke verhalen’ van grote waarde zijn voor zowel de deelnemers als de maker, én voor het publiek.

Lopende voorstellingen

Zielzoekers van Mokhallad Rasem, Theater Malpertuis, Toneelhuis speelt nog in januari 2022.
Hoe ik talent voor het leven kreeg van WAT WE DOEN komt in 2022 terug in de theaters.

Over de auteur

 

Djuna Kramer

Djuna Kramer is cultuurjournalist en schrijft voor o.a. de Volkskrant, Het Parool, AD en Theaterkrant. Ook maakt ze audioproducties, zoals de podcast Nu het nog kan voor Vrij Nederland, waarin kleinkinderen hun grootouders interviewen over de Tweede Wereldoorlog, en de documentaire De laatste woorden van Anton Mussert voor Docs (NTR/VPRO).


Foto boven aan artikel

Scène uit Het Salomonsoordeel. Bron: Prins de Vos – TG Ilay