Hoe verwerd ‘Israël/Palestina en de Holocaust’ tot de splijtzwam die het inmiddels is in het Nederlandse publieke en politieke debat? Laura Almagor schetst het ontstaan van de complexe mix aan gevoelens en opvattingen aan de hand van historische geopolitieke ontwikkelingen. De dekolonisatieoorlog in Indonesië en de Koude Oorlog speelden hierin beide een belangrijke rol.
“Als wij ‘nooit meer’ zeggen, dan bedoelen wij echt ‘nooit meer’. Maar het gebeurt nu, in Gaza.” Aldus een vertegenwoordiger van het antizionistische joodse collectief Erev Rav. Het collectief sloot zich op 10 maart 2024 aan bij de protesten tegen de aanwezigheid van de Israëlische president Isaac Herzog tijdens de opening van het Nationaal Holocaustmuseum in Amsterdam. De uitnodiging van de persoon die velen zagen als een van de hoofdverantwoordelijken van een nieuwe genocide – in Gaza – bij de langverwachte inwijding van een museum over de meest besproken genocide uit de geschiedenis: het was de demonstranten een doorn in het oog. De Erev Rav-vertegenwoordiger trok met zijn woorden zelfs een directe parallel tussen het lot van de slachtoffers van de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog en dat van de Gazanen sinds 7 oktober 2023. Impliciet werd Herzog hiermee in de rol geplaatst van genocidaire.
Emile Schrijver, directeur van het Joods Cultureel Kwartier waartoe het museum behoort, reageerde daarentegen met een compleet tegengesteld argument. Volgens hem stond de Israëlische president juist symbool voor de toekomst die ook Nederlandse overlevenden van de Holocaust na 1948 hadden kunnen opbouwen in de nieuwe joodse staat.1
Deze anekdote illustreert de complexe Nederlandse houding ten opzichte van zowel de herinnering aan de Holocaust als het voortdurende Palestijns-Israëlische conflict. Deze dubbelzijdige houding leidt al decennialang tot gespannen situaties in het publieke debat. Sinds 7 oktober 2023 hebben de gewelddadigheden in het Midden-Oosten nieuwe, ongekende dimensies aangenomen. Hiermee is de spagaat in de discussie alleen nog maar groter geworden. Maar hoe is de ingewikkelde relatie tussen de herinneringscultuur rondom de Holocaust en de Nederlandse politieke en maatschappelijke steun voor zowel de staat Israël als de Palestijnse strijd tégen onderdrukking en vóór zelfbeschikking tot stand gekomen? De basis van deze ontwikkelingen werd gelegd tijdens de Koude Oorlog. Ondanks het feit dat de geopolitieke context sinds 1989 radicaal veranderd is, helpt die eerder gelegde basis ons nog altijd om het huidige maatschappelijke klimaat beter te begrijpen.

Toespraak van Isaac Herzog bij de opening van het Nationaal Holocaustmuseum op 10 maart 2024. Bron: Amos Ben Gershom / Government Press Office of Israel op Wikimedia Commons ( CC BY-SA 3.0).
Tussen 1948 en de jaren zestig: terughoudendheid
In mei 1948 werd de staat Israël uitgeroepen. Het duurde nog zo’n driekwart jaar, tot 29 januari 1949, voordat de Nederlandse overheid overging tot de facto erkenning van de nieuwe joodse staat. De jure erkenning volgde pas een jaar later, op 16 januari 1950. Nederland liep hiermee weliswaar niet geheel uit de pas met andere West-Europese landen, maar toch is dit terughoudende begin opvallend gezien de latere innige diplomatieke banden tussen Nederland en Israël. De voornaamste reden voor het aanvankelijk schoorvoetende Nederlandse erkenningsproces? Die lag niet in Europa of het Midden-Oosten, maar in Azië. Tussen 1945 en 1949 was Nederland als voormalige koloniale overheerser in Indonesië druk bezig een antikoloniale onafhankelijkheidsstrijd te beteugelen. In de hoofden van de verantwoordelijken in Den Haag zou een “premature” erkenning van de joodse staat verkeerd kunnen vallen bij Indonesische moslims die deels misschien nog te mobiliseren waren voor de Nederlandse zaak: zo veel mogelijk controle behouden over de voormalige koloniale bezittingen.
De relatie tussen het Nederlandse militaire handelen in Indonesië en de Nederlandse onwil om Israël te erkennen, is inmiddels uitgebreid geanalyseerd in de Nederlandse diplomatieke geschiedschrijving.2 Minder bekend is echter dat het denken en handelen van Nederlandse politici rondom de “Indonesische kwestie” in de late jaren veertig ook bredere consequenties had voor joodse politiek-culturele activiteiten. De verschrikkingen van de Jodenvervolging lagen weliswaar vers in het geheugen, maar dit vertaalde zich niet in een openlijke erkenning van het Holocaust-trauma van de kleine groep joodse Nederlanders die de oorlog had overleefd. Als zodanig toonden Nederlandse beleidsmakers weinig empathie – laat staan schuld- of verantwoordelijkheidsgevoel – toen zij geconfronteerd werden met joodse initiatieven die een expliciet beroep deden op de morele plicht om joodse overlevenden een toekomst te bieden.

Isaac Steinberg, oprichter van de Freeland League for Jewish Territorial Colonization in 1939. Bron: Onbekend (publiek domein).
Zo kwam een joods-Amerikaanse organisatie, de Freeland League for Jewish Territorial Colonization, in het voorjaar van 1946 met het voorstel om een vestigingsplaats te creëren voor joodse ontheemden – de zogeheten ‘Displaced Persons’ (DP’s) – in Suriname.3 Aanvankelijk hadden diverse hooggeplaatste ambtenaren en politici in zowel Den Haag als Paramaribo wel oren naar dit plan voor joodse kolonisatie in het district Saramacca. Na ruim twee jaar bleek de weerstand tegen het voorstel echter groter dan de getoonde interesse en in augustus 1948 werd het Saramacca-plan eenzijdig door de Surinaamse autoriteiten in de ijskast geplaatst. De Nederlandse gezagdragers waren achter de schermen van doorslaggevende invloed geweest op de besluitvorming. Nu presenteerden zij als een duveltje uit een doosje de ‘Indonesische kwestie’ als een van de hoofdredenen om de onderhandelingen te bevriezen: een joodse nederzetting op wat officieel nog Nederlands grondgebied was, zou de Nederlandse inzet in Nederlands-Indië negatief kunnen beïnvloeden.
Minder openlijk waren de antisemitische sentimenten die de Haagse ambtenaren en politici onderling uitwisselden. De veelal uit Oost-Europa afkomstige joodse vluchtelingen stonden bij minister van Buitenlandse Zaken Pim van Boetzelaer bekend als een “weinig handelbaar ras”. “Zoals je bekend, smell ik a rat”, schreef een andere BZ-ambtenaar aan een collega, omdat hij de Freeland League ervan verdacht communistische elementen Suriname binnen te willen smokkelen. Een klassiek antisemitisch vooroordeel dat in de context van de vroege Koude Oorlog-jaren nieuwe urgentie had verkregen.4

Adolf Eichmann tijdens zijn proces in 1961. Bron: Israel Government Press Office op Wikimedia Commons (Publiek domein).
Jaren zestig: groeiend respect
Het tij begon te keren onder invloed van een aantal invloedrijke spelers op het Nederlandse politieke toneel die het tragische Nederlands-joodse verleden direct verbonden met het lot van Israël. Onder leiderschap van premiers Willem Drees en Joseph Luns nam de politieke steun voor Israël al gedurende de jaren vijftig en vooral rondom de Suez-crisis van 1956 toe. De verschuiving van de publieke opinie over Israël in relatie tot joodse identiteit en de Holocaust kwam echter pas goed op gang vanaf het begin van de jaren zestig.
Om te beginnen markeerde het breed in de media uitgemeten Eichmann-proces een ommezwaai in de zichtbaarheid van de verschrikkingen van de Jodenvervolging. Adolf Eichmann, de voormalige SS-topman, was in 1960 door Israëlische geheim agenten ontvoerd vanuit zijn schuilland Argentinië en stond in 1961 in Jeruzalem terecht voor zijn vele misdaden tijdens het naziregime. De locatie van de rechtszaak plaatste Israël nu definitief in het centrum van het bewustwordingsproces ten aanzien van de Holocaust. Delen van de rechtszaak werden internationaal op televisie uitgezonden en miljoenen mensen zagen, ook in Nederland, vanuit hun woonkamers de hartverscheurende getuigenissen van Holocaust-overlevenden.5 Deze persoonlijke verhalen en de controverse rondom het boek Eichmann in Jeruzalem (1962) van de Duits-joodse filosofe Hannah Arendt droegen ook bij aan een joodse passieve slachtoffercultus.
Een belangrijke omwenteling in dit beeld van het passieve ‘joodse lam’ dat zich had laten wegvoeren naar de slachtbank, volgde met de Zesdaagse Oorlog in 1967. De jonge joodse staat was na de Eichmann-beelden meer dan tevoren onlosmakelijk verbonden geraakt met het lijden van de Holocaust-jaren. Nu ontpopte Israël zich voor het oog van de wereld tegen alle verwachtingen in van een klein, economisch zwak land tot een militaire overwinnaar, in staat om de veel sterkere aanvallende legers van de omringende Arabische landen te verslaan. Deze joodse ‘David’ die de door de Egyptische leider Nasser geleide Arabische ‘Goliath’ klein wist te krijgen, sprak tot de verbeelding van een breed westers publiek.

Cover van “Methode Israël” van Jaques de Kadt. Bron: Uitgeverij van Oorschot.
1967 als moreel schild
Ook in Nederland leidde de Zesdaagse Oorlog tot een euforische adoratie van de staat Israël. Uit een NIPO-onderzoek bleek zelfs dat 67% van de ondervraagden Israël vlak na de oorlog steunde.6 Zo nu en dan werden in het publieke debat wel kritische noten geplaatst bij de Palestijnse vluchtelingenkwestie en de structurele discriminatie van zowel de Arabische bevolkingsgroepen in Israël als de niet-Europese joodse immigranten uit onder meer Irak en Marokko. Deze kritische geluiden waren echter nog zeldzaam in deze periode. Israël werd toch vooral werd gezien als een heldhaftige, liberale, sociaaldemocratische buitenpost van het Westen in een vijandig Midden-Oosten.
Een prominente vertegenwoordiger van deze positie was het controversiële voormalig PvdA-kamerlid Jacques de Kadt (1897-1988). In zijn jonge jaren was De Kadt eerst communist en toen een van de oprichters van de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP) geweest. De Kadt, een niet-belijdende Jood, vluchtte tijdens de Duitse bezetting naar Nederlands-Indië waar hij als enige van zijn familie de Japanse interneringskampen overleefde. Zowel voor als na de oorlog was De Kadt een belangrijke voorvechter van Indonesische onafhankelijkheid. Het is dan ook veelzeggend dat deze oud-linkse antikoloniale socialist in 1967 direct na afloop van de Zesdaagse Oorlog een ontegenzeggelijk pro-Israëlisch pamflet publiceerde onder de titel Methode Israël.7 De Kadt had zich in de voorgaande jaren ontpopt tot een militante Koude Oorlog-liberaal. Nu presenteerde hij het handelen van Israël als een voorbeeld voor het Westen, dat volgens hem immers ook veel te vrezen had van de Arabische wereld. Aangedreven door de Sovjet-Unie was de aanval op Israël in feite een aanval geweest op “ons”, op “een klein stukje Westen”.8 Vol bewondering aanschouwde De Kadt de jonge joodse staat, waarbij hij het Nederlandse Holocausttrauma – in zijn geval ook van hoogstpersoonlijke aard – en de bijna sacrale betekenis die westerse noties van vrijheid hadden verkregen in het publieke debat met elkaar combineerde. In Israël, schreef hij, was “de vervolgde Jood…vrije Israëli geworden”.9
Maar was er ook ruimte voor de nationale rechten van de Palestijnen in De Kadts analyse? Op dit dieptepunt van de Koude Oorlog was de wereld voor veel Nederlanders, inclusief De Kadt, scherp verdeeld geraakt in een ‘Oosten’ en een ‘Westen’. Binnen dat wereldbeeld was er weinig plaats voor de morele tekortkomingen van de jonge ‘heldhaftige’ staat Israël. Dit verklaart wellicht waarom De Kadt, die eerder als ‘luis in de pels’ van de Nederlandse politiek het zelfbeschikkingsrecht van de Indonesische bevolking keer op keer had verdedigd, nu de rechten verwierp van de Arabische Palestijnen. Hun nationale beweging deed volgens hem in alle opzichten onder voor de joodse. Vóór de komst van de zionistische kolonisten, zo schreef hij, was Palestina een gebied geweest “waar Arabieren zwierven of vegeteerden, maar ternauwernood ‘woonden’; in een woestijn dus die ook, maatschappelijk en politiek gesproken, geen ‘staat’ was, maar een maatschappelijk-politieke woestijn”.10 Met deze afwijzende visie op het Palestijnse beschavingsniveau en zelfbeschikkingsrecht vertegenwoordigde De Kadt in 1967 in Nederland geenszins een minderheidsopinie.
1967-1987: morele scrupules
Tegelijkertijd tekenden zich halverwege de jaren zestig ook aardverschuivingen af binnen de linkse politiek, met een ongebalanceerd Nederlands dubbel-engagement met Israël en Palestina als resultaat. Het groeiende geopolitieke gewicht van postkoloniale staten en de prominentere plek die zowel de Holocaust als de realiteit in het Midden-Oosten innamen in de media en het publieke debat speelden hier allebei een rol in. De eerste belangrijke politieke ontwikkeling in deze context was de opkomst van ‘Nieuw Links’, de groep jonge linkse bewegingen en partijen die zich gedreven door revolutionaire idealen afzetten tegen de gevestigde sociaaldemocratische orde. De opinie dat Israël geen held was maar juist onderdeel uitmaakte van een onderdrukkend systeem, werd steeds vaker gehoord in Nieuw-Linkse kringen in Nederland. Dergelijke geluiden vonden hun weg ook in toenemende mate naar het mainstream debat.
Als gevolg van het naoorlogse dekolonisatieproces groeide bovendien de groep voormalige koloniën die als nieuwe natiestaten zitting namen in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Onder hun invloed werd het lijden van de Palestijnse bevolking binnen en buiten Israël steeds meer onder de aandacht gebracht als een voorbeeld van koloniale onderdrukking, met Israël als koloniale onderdrukker en de Palestijnen als onderdrukte slachtoffers. De in 1964 opgerichte Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) gaf de Palestijnse zaak daarbij vooral na 1969 deels een gezicht. De Israëlische territoriale annexaties in 1967 veranderden de Palestijnse inwoners van Gaza en de Westelijke Jordaanoever in inwoners van ‘bezet gebied’. Het Palestijnse vluchtelingenprobleem openbaarde zich nu steeds meer als niet alleen een humanitaire, maar ook een politieke kwestie. Een dieptepunt voor het Israëlische imago was in dit opzicht VN Resolutie 3379, aangenomen op 10 november 1975, waarin het zionisme gelijkgesteld werd aan een vorm van racisme. Gedurende de tweede helft van de jaren zeventig zorgden de aanvankelijke schok van de onverwachte Jom Kippoer-oorlog in 1973 en de overwinning van de Israëlische rechtse Likud-partij van Menachem Begin in 1977 ervoor dat het positieve beeld van de onverwoestbare en moreel onfeilbare joodse staat steeds meer kwam te wankelen.

John Vorster als Mr. Apartheid in de tentoonstelling “Nationaal Socialisme en Zuid-Afrika” in het Anne Frankhuis, 1972. Bron: Henkes, B. (2022). National Socialism, Colonialism and Antifascist Memory Politics in Postwar Dutch–South African Exchanges. South African Historical Journal, 74(1), 160–183.
Sensitiviteits-dissonantie
Parallel aan deze ontwikkelingen groeide gedurende de jaren zeventig en tachtig in Nederland ook het publieke bewustzijn over de Holocaust. De medialisering van de herinnering aan de Jodenvervolging droeg hieraan bij. Een belangrijk voorbeeld van dit proces is het dagboek van Anne Frank. Al vanaf de jaren vijftig vormen Anne en haar wijd gepubliceerde dagboek het belangrijkste internationale symbool van het Nederlandse Holocaustverleden. Tot op de dag van vandaag is het Achterhuis waar Anne en haar familie voor de Duitsers waren ondergedoken de belangrijkste lieu de mémoire van de Jodenvervolging in Nederland. Daarnaast laat de geschiedenis van het Achterhuis als herinneringsplek goed zien dat Holocaustherdenking en een breder maatschappelijk engagement niet onverzoenbaar zijn – althans niet in het Nederland van de jaren zeventig en tachtig. Zo bood het Achterhuis juist vanwege de symbolische waarde van de locatie een platform voor diverse vormen van activisme, zoals in 1972 het protest tegen het Zuid-Afrikaanse Apartheidsregime.11 Als onderdeel van het bewustwordingsproces rondom de Holocaust groeide het collectieve schuldgevoel over het hoge aantal Nederlandse slachtoffers in vergelijking met andere West-Europese landen. Dit schuldgevoel vertaalde zich in een breed gedragen solidariteit met Israël. Deze solidariteit bleek echter moeilijk verenigbaar met soortgelijke gevoelens voor de steeds meer zichtbaar wordende Palestijnse zaak.
Terugkijkend hadden de oliecrisis die volgde op de Jom Kippoer-oorlog, de negatieve ervaringen van Nederlandse UNIFIL-militairen in Libanon en de Israëlische verantwoordelijkheid voor het bloedbad in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in 1982 wel degelijk een negatieve impact op het Israëlische imago in Nederland. Maar deze bekoeling van de liefde voor Israël leidde slechts heel langzaam tot een toename van de erkenning van het lijden van het Palestijnse volk.
De sensitiviteits-dissonantie die hier zichtbaar werd, is voor een significant deel te wijten aan het symbolische belang van de Nederlandse Holocaust-herinneringscultuur tijdens de Koude Oorlog. Het gewicht van het verleden maakte dat voor veel Nederlanders zelfs openlijke Israëlische wandaden Nederland niet ontsloegen van haar morele historische plicht jegens het joodse volk. Deze plicht bestond eruit om de joodse staat, desnoods ten koste van de Palestijnen, te steunen. De Eerste Intifada in 1987 en het einde van de Koude Oorlog brachten uiteindelijk een radicalere verschuiving teweeg. Hiermee verwerd ‘Israël/Palestina en de Holocaust’ tot de splijtzwam die het inmiddels is in het Nederlandse publieke en politieke debat in de eenentwintigste eeuw.
Over de auteur

Laura Almagor
Laura Almagor is universitair docent politieke geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht. Ze is gespecialiseerd in moderne joodse politieke geschiedenis en heeft een bijzondere interesse in joods nationalisme, koloniale en postkoloniale studies. Ze schreef Beyond Zion: The Jewish Territorialist Movement (The Littman Library of Jewish Civilization, 2022) en was mederedacteur van Global Biographies: Lived History as Method (Manchester University Press, 2022). Laura is een van de initiatiefnemers van het internationale onderzoeksnetwerk GloBio (Global Biographies Research Network).
Geraadpleegde literatuur
Peter Malcontent, Een Open Zenuw: Nederland, Israël & Palestina. Boom, 2018.
Jos van der Lans en Herman Vuijsje, Het Anne Frank Huis: Een Biografie. Boom, 2010.
Jacques de Kadt, Methode Israël. G.A. van Oorschot, 1967.
Judith Keilbach, ‘Instant TV. The Forgotten History of Video Tape Recording (and the Coverage of the Eichmann Trial).’ TMG – Journal for Media History, 27 (2024) nr. 1, p. 1-19.
Alexander Heldring, Het Saramacca Project: Een plan van joodse kolonisatie in Suriname. Verloren, 2011.
Laura Almagor, Beyond Zion: The Jewish Territorialist Movement. The Littman Library of Jewish Civilization/Liverpool University Press, 2022.
Noten
1 https://nos.nl/artikel/2512196-13-aanhoudingen-bij-protestacties-tegen-bezoek-president-israel. De antisemitische incidenten die zich tijdens deze protesten ook voordeden laat ik hier buiten beschouwing: https://nos.nl/artikel/2518998-aangifte-antisemitische-leuzen-bij-opening-holocaustmuseum-geseponeerd.
2 Zie o.a. Peter Malcontent, Een Open Zenuw: Nederland, Israël & Palestina (2018), p. 44-52.
3 Voor meer over dit plan, zie: Alexander Heldring, Het Saramacca Project: Een plan van joodse kolonisatie in Suriname (Hilversum, 2011) en Laura Almagor, Beyond Zion: The Jewish Territorialist Movement (2022), o.a. p. 106-12.
4 Nationaal Archief, Den Haag, 2.05.117: Inventaris van het code-archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1945-1954, Inventarisnummer 12015: Plannen van de Freeland League for Jewish Territorial Colonization in New York om een joodse kolonie op te richten, 1946-1950. Geciteerd in: Heldring, Het Saramacca Project (2011), p. 112 en 179.
5 Voor een analyse van de (technologische) impact van het Eichmann-proces vanuit het perspectief van televisiegeschiedenis, zie Judith Keilbach, ‘Instant TV. The Forgotten History of Video Tape Recording (and the Coverage of the Eichmann Trial).’ TMG – Journal for Media History, 27 (2024) nr. 1, p. 1-19; https://research-portal.uu.nl/ws/files/230827424/667ab63ec7774.pdf.
6 Malcontent, Een Open Zenuw, p. 70.
7 Jacques de Kadt, Methode Israël (1967).
8 Ibid., p. 96.
9 Ibid., p. 37.
10 Ibid., p. 9.
11 Jos van der Lans en Herman Vuijsje, Het Anne Frank Huis: Een Biografie (2010), p. 137-40.
Foto bovenaan artikel
David Ben-Gurion, omringd door de leden van de interim-regering, leest de onafhankelijkheidsverklaring van Israël voor op 14 mei 1948. Bron: Government Press Office Israel op Wikimedia Commons (CC BY-SA 3.0).