Dit nummer staat in het teken van de huidige oorlog in Gaza, na de aanval van Hamas op Israël op 7 oktober 2023. Meer specifiek ligt de focus in dit nummer op de impact van het lange Israëlisch-Palestijns conflict op de manier waarop we hier in Nederland de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust herdenken en bespreken. We ontkomen niet aan de dwarsverbanden die worden gelegd tussen Gaza nu, de Holocaust toen, en de geschiedenis van de staat Israël. Dergelijke dwarsverbanden roepen wrevel op, maar raken tegelijkertijd aan de kern van de herinneringscultuur. In dit nummer informeren we lezers over de historische context van dit conflict en vragen we aan onze partners in het herinneringsveld hoe ze dit conflict bespreekbaar maken.
De Holocaust en de oorlog in Gaza “moeten strikt van elkaar gescheiden blijven”, schreef Arnon Grunberg onlangs in antwoord op de vraag of het hier een zinvolle analogie betreft. Maar zelfs als de vergelijking mank gaat – “niet elke oorlogsmisdaad is genocide, niet elke genocide is Auschwitz,” schreef Grunberg ook – en daarmee een goed begrip in de weg staat van én de Holocaust én de Hamas-aanval van 7 oktober én de vernietigings- en vergeldingsoorlog die Israël nu in Gaza voert, dan nog is de realiteit dat hij voortdurend gemaakt wordt.
Dit nummer draait niet om het maken van de vergelijking, maar om het bestuderen ervan. Hoe en waarom wordt dat gedaan, en hoe wordt dat ervaren? Want of het nou de gele ster van de Israëlische ambassadeur bij de VN betreft of de slogans ‘nie wieder ist jetzt’ en ‘nooit meer voor wie dan ook’: wie over Israël en Gaza praat, praat al snel over de Tweede Wereldoorlog en de moord op zes miljoen Joden. De Holocaust is, in de woorden van Frank van Vree, een “onvermijdelijk referentiepunt”.
We hebben daarom als redactie besloten dit nummer van WO2 Onderzoek uitgelicht te maken, in weerwil van Grunbergs oproep en ondanks het feit dat het een ongemakkelijk thema is. Dat ongemak bleek al in de praktijk van de samenstelling van het nummer. Academische houvast ontbrak door de recente aard van de gebeurtenissen. Toch vonden we het belangrijk om stil te staan bij de impact die de gebeurtenissen in Israël en Gaza in Nederland hebben, en vooral bij de manier waarop die actuele werkelijkheid zich verweeft met herinneringen aan de Holocaust en de Tweede Wereldoorlog.
Tweegesprekken over pijn en ongemak
Het ongemak komt direct sterk naar voren in de twee artikelen die draaien om de vraag hoe respectievelijk Joden en Palestijnen in Nederland omgaan met de actualiteit en hoe binnen hun gemeenschappen de verstrengeling daarvan met de herinnering aan de Holocaust wordt ervaren. Hoe verschillend dat verder ook is, in beide artikelen komt het ongemak van de vergelijking naar voren. “Als je in Nederland je Palestijnse identiteit kenbaar maakt,” zegt de Palestijns-Nederlandse psychiater Nasser Harbiye, “krijg je al snel de Tweede Wereldoorlog naar je hoofd geslingerd. Dan denk ik: daar hadden wij part noch deel aan.”
Het trekken van historische dwarsverbanden is al snel “eendimensionaal” en “niet productief,” zegt migratie-onderzoeker Channa Zaccai in het tweegesprek met Esti Cohen van Joods Maatschappelijk Werk over de worsteling van de Joodse gemeenschap in Nederland met het onderwerp. Zo worden “groepen en mensen weggezet en tegen elkaar uitgespeeld. Dat helpt niet om de situatie in het Midden-Oosten te begrijpen.”
Tegelijkertijd ligt die vergelijking dus op de loer, voortdurend, vanwege het ‘onvermijdelijke referentiepunt’ dat het WO2-verleden geworden is. Zo merkt Harbiye’s gesprekspartner, de politicoloog Radi Suudi, al snel op dat “de principes waarvan we met z’n allen dachten dat die na de Tweede Wereldoorlog overeind stonden, hoe krakkemikkig ook, weg zijn”.
Genocide of niet?
Over die principes en hun krakkemikkigheid gaat het ook in de twee artikelen die draaien om een van de belangrijkste WO2-lessen: dat je genocides moet bestrijden, en ze daarvoor dus ook moet herkennen. Dat herkennen is zo makkelijk nog niet. Want waar de één “genocide” zegt, hoort een ander al snel “Auschwitz” en gaat de discussie vervolgens over vergelijkingsethiek in plaats van over het heden. In wetenschappelijke kringen wordt er daarom door sommigen voor gepleit de term te vervangen. In Martin Shaws bijdrage, een vertaling van de lezing die de hoogleraar vorig jaar bij het NIOD hield, pleit hij ervoor het begrip ‘genocide’ juist goed af te stoffen. “Als we het niet kunnen erkennen in Gaza”, schrijft hij, herkennen we het ook niet in de vele andere vergeten casussen, van Syrië tot Soedan.
Dat alle daders in die vergeten casussen zelden voor het gerecht komen, is de treurige conclusie van het artikel van genocide-expert Iva Vukušić. “De ongemakkelijke waarheid,” schrijft ze, “is dat het Internationaal Strafhof een zwakke positie heeft.” Dat arrestatiebevelen zoals die voor de Israëlische premier Benjamin Netanyahu door lidstaten van het Strafhof genegeerd worden, geeft daarbij weinig moed. Vukušić gaat in op de ‘wij/zij’-logica die volgens haar vanaf het begin in het Internationaal Strafhof vervat zat – het was simpelweg niet bedoeld om bondgenoten te vervolgen.
Over de diepere wortels van dat bondgenootschap gaat het artikel van historicus Laura Almagor. Waar komt die nauwe band met Israël in het geval van Nederland vandaan? Ze schrijft dat die weliswaar te herleiden is tot schuldgevoelens over het lot van de vele tijdens de oorlog vermoorde Joodse landgenoten, maar dat de diepe sympathie voor Israël niet direct na de oorlog ontstond. Dit gebeurde pas in de jaren zestig. Op het hoogtepunt van de Koude Oorlog ontwikkelde Israël zich in de beeldvorming tot “heldhaftige, liberale, sociaaldemocratische buitenpost van het Westen in een vijandig Midden-Oosten”. En terwijl de Koude Oorlog weer verdween, bleef dat beeld van Israël hangen.
Voorwaarden voor uitwisseling
Hoewel voor veel artikelen in dit nummer geldt dat ze over Gaza en Israël gaan vanuit het perspectief van de Nederlandse WO2-herinneringscultuur, is het goed te beseffen dat er veel internationale raakvlakken zijn. In het artikel van Nienke van Leverink komen daarom drie vertegenwoordigers van Duitse, Britse en Belgische herinnerings- en onderzoeksinstellingen aan het woord. Hun observaties spiegelen veelal de Nederlandse: de materie is gevoelig, de samenhang tussen de thema’s Holocaust en discriminatie en racisme in het algemeen ligt onder vuur, en voor een goed gesprek is behalve overeenstemming over de feiten ook erkenning van de emotionele lading van de actualiteit nodig.
Dat laatste resoneert sterk met de laatste twee artikelen in dit nummer. Die gaan over de vraag hoe hier, op afstand, de dialoog over Israël en de Gaza-oorlog gevoerd kan worden. In het interview met lerarenopleider Bjorn Wansink gaat het om de vraag hoe het onderwerp in de klas te bespreken. Het is noodzakelijk daarbij eerst de feiten op een rij te hebben, vertelt hij in het interview. “Waar zijn we het over eens?,” zegt hij, “vervolgens kun je bijvoorbeeld oorzaken en gevolgen bespreken, en pas daarna komen morele vragen en meningen aan bod.” Maar andersom kan ook, bepleitte Jaïr Stranders in het panelgesprek tijdens de WO2Netwerkdag over de omgang van de WO2-erfgoedsector met het onderwerp. Begin niet met de historische feiten, maar met het erkennen van pijn, betoogde Stranders, zowel in het verleden als in het heden. “Zonder erkenning komt er niets binnen.”
Hoewel dit twee tegengestelde benaderingen zijn, onderstrepen ze samen een belangrijke complexiteit. Enerzijds is er behoefte aan feitelijke verheldering als basis voor analyse, anderzijds is het erkennen van emoties en historische beladenheid een voorwaarde voor daadwerkelijke uitwisseling. In het spanningsveld tussen die twee posities bevindt zich de publieke dialoog. Dat vraagt om zorgvuldigheid, openheid en het besef dat er geen pasklare vorm bestaat voor het voeren van dit gesprek. Als redactie willen we die nuance nadrukkelijk meegeven. Niet om de scherpe kanten van de nieuwsberichten uit Israël en Gaza weg te nemen, maar juist om ruimte te scheppen voor reflectie, ook wanneer het schuurt.
Over de auteur

Matthijs Kuipers
Matthijs Kuipers is historicus en werkt als onderzoeker en beleidsadviseur bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Hij zit in de redactie van WO2 Onderzoek uitgelicht.
Foto bovenaan artikel
2024: Protesten tijdens de opening van het Nationaal Holocaust Museum in Amsterdam. Bron: Alarmy.