Een pleidooi voor het begrip genocide

Lezing

Door Martin Shaw, vertaling door Jacky-Zoë Dado – leesduur 12 minuten

Ruim tachtig jaar geleden zag het begrip genocide het licht. Het won langzaam aan invloed, werd onderwerp van een VN-verdrag, maar inmiddels gaan er stemmen op om er afscheid van te nemen. Bijvoorbeeld omdat het begrip geweld dat niet aan de definitie voldoet zou bagatelliseren. Martin Shaw pleit juist voor een gerichtere inzet van het begrip. Want: “Kunnen we in alle geloofwaardigheid de vele middelen die Israël heeft aangegrepen om de Palestijnen in Gaza te vernietigen, beschouwen als losstaande acties?”

Tachtig jaar geleden, in november 1944, publiceerde de Joods-Poolse jurist Raphaël Lemkin in Washington DC zijn Axis Rule in Occupied Europe, waarin hij het begrip ‘genocide’ introduceerde. Ik hoef u er niet aan te herinneren dat dit de tijd was die in Nederland de boeken in zou gaan als de Hongerwinter. Die twee gebeurtenissen staan niet los van elkaar. Hoewel de hongersnood meerdere oorzaken had, was deze wel degelijk een gevolg van het Duitse bezettingsbeleid in Nederland, hetgeen Lemkin opnam in zijn analyse van de door de nazi’s gepleegde genocide. Ook beschouwde hij het rantsoeneren van voedsel op grond van ‘ras’ als een van de belangrijkste methoden die het nazi-regime aanwendde bij het “toebrengen van lichamelijk letsel en zelfs het vernietigen van burgers in bezette gebieden”.

Raphaël Lemkin. Bron: UN Photo. 

Het Genocideverdrag

De planmatige vernietiging van hele bevolkingsgroepen door de nazi’s was van een dergelijke aard en schaal dat de pas net opgerichte Verenigde Naties op 9 december 1948 – slechts vier jaar na Lemkins publicatie – besloten hierover een verdrag op te stellen: het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide. Dit Verdrag was echter niet zonder compromissen. Nergens in de tekst werd gerept over de vernietiging van cultuur, volgens Lemkin een belangrijk kenmerk van genocide. Ook werd in de lijst van genocidale handelingen de gedwongen verplaatsing van bevolkingsgroepen opzettelijk weggelaten, niet alleen ondanks het feit dat dit een van dé manieren was waarop nationale en etnische groepen werden vernietigd in de jaren veertig, maar juist ook daarom. De betrokken grootmachten en ook de Verenigde Naties waren op dat moment immers zélf medeplichtig aan grootschalige, gewelddadige deportaties, van Oost-Europa tot aan India en Palestina.

Naast dat de bewoording al strategisch was ingedamd, bleef het Genocideverdrag voor de VN-grootmachten in de woorden van Mark Mazower “een wissel, die ze nooit serieus van plan waren te betalen”. Ze kwamen niet tot de oprichting van het beloofde internationaal Strafhof dat overtreders van het internationaal humanitair recht of het Genocideverdrag zou vervolgen, en al te snel knepen ze een oogje toe voor genocidaal beleid van sommige bondgenoten tijdens de Koude Oorlog.

Een voorlopige versie van het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van Genocide. Bron: UN Photo. 

Ondanks dit weinig belovende begin heeft het begrip genocide niet alleen de tand des tijds doorstaan, maar in de loop der jaren ook aan invloed gewonnen. Het ontsnapte uit de vergaderzalen en werd onderdeel van het publieke discours. Dit is natuurlijk deels omdat de verschrikkingen die het woord oproept aan de orde van de dag bleven. Terwijl politiek leiders al te vaak wegkeken, namen pleitbezorgers van slachtoffergroepen en mensenrechten de handschoen op.

Het toenemende belang van ‘genocide’ als begrip lag ook in de intrinsieke kracht van het idee dat Lemkin in de vroege jaren dertig tot zijn eerste stappen had aangezet en uiteindelijk leidde tot zijn inspanningen voor een internationaal Verdrag. Dit was het idee dat de systematische vernietiging van een bevolkingsgroep weliswaar vaak gebeurt binnen een oorlog, maar wezenlijk verschilt van oorlog volgens haar gangbare definitie, en moet worden erkend als op zichzelf staand fenomeen.

‘Misdaad der misdaden’

In de decennia na het tot stand komen van het verdrag vermeden veel politici angstvallig het (h)erkennen van genocide. Maar ook academici nemen het woord nog altijd niet graag in de mond. Drie jaar geleden opperde Dirk Moses, lange tijd een van de meest uitgesproken exponenten van genocidestudies, in The Problems of Genocide zelfs dat we beter helemaal van het begrip kunnen afzien. Ik wil zijn voorstel serieus nemen omdat Moses, in tegenstelling tot andere critici van genocide als begrip, teruggrijpt op de ideeën van Lemkin en tegenstrijdigheden in diens denken aanwijst. Een voorbeeld daarvan is het feit dat Lemkin in zijn definitie van de genocide door de nazi’s het gedeeltelijk ‘verlammen’ van de bevolking van landen als Nederland op één hoop gooit met de massamoord op de Europese Joden.

Moses concludeert dat ‘genocide’ zoals we het kennen vanuit Lemkins gedachtegoed en dat we terugzien in het VN Genocideverdrag niet alleen veranderlijk is als begrip, maar inherent veranderlijk is. Daarom moet het volgens hem worden vervangen door een nieuw, overkoepelend idee: dat van ‘permanente veiligheid’ (‘permanent security’). Hij poneert zelfs dat “het begrip genocide afleidt van burgerslachtoffers, in plaats van bijdraagt aan een oplossing”, dat het gruweldaden (‘atrocity crimes’) depolitiseert en geweld dat niet voldoet aan de officiële definitie bagatelliseert. Hoogleraar Internationaal recht Philippe Sands onderschreef dit sentiment in 2024, toen hij in een lezing bezwaar maakte tegen de hiërarchie die uitgaat van de emotionele status van genocide als “de misdaad der misdaden”.

Cover van The Problems of Genocide. Bron: Cambridge University Press. 

Ik kan me hier deels in vinden. Lemkin heeft een breed, onvoldoende uitgewerkt begrip geïntroduceerd en het Genocideverdrag heeft dat probleem uitvergroot. Maar uit de tekortkomingen van eerdere definities volgt mijns inziens niet de conclusie dat het beter is om helemaal af te zien van de term ‘genocide’. Om dat te concluderen zouden we ook latere pogingen tot het formuleren van een vollediger begrip onder de loep moeten nemen, hetgeen Moses nalaat. Daarnaast is enkel het feit dat de term vaak wordt misbruikt geen reden om te geloven dat die niet constructief kan worden ingezet om het lijden van burgers te beschrijven en te helpen voorkomen.

Politiek gebruik

Vermoedelijk uit eigen frustratie met de internationale rechtspraak trekt Sands dezelfde conclusie als Moses. Na zijn mislukte poging het ICJ aan te sporen om in de zaak van Kroatië tegen Servië de juridische ‘drempel’ voor genocide te verlagen, uitte Sands vergelijkbare kritiek op het concept. Hij zei dat hij ondanks zijn achting voor Lemkin niet overtuigd was dat “de introductie van het begrip genocide wel het juiste effect heeft gesorteerd, in maatschappelijk opzicht”. Hij stelde zelfs dat “het misschien wel heeft geleid tot méér genocide”, omdat politiek gebruik van de term “de gemoederen verhit” inzake situaties zoals die in Gaza.

Het is hier mijn doel om, in het licht van deze stellingen, de term genocide terug te claimen als een sociologisch en juridisch begrip. Laat me eerst duidelijk maken op welke punten ik me kan vinden in de eerdergenoemde statements. Ik pleit er al jaren voor om oorlog en genocide in samenhang te bestuderen. Ik ben het tevens eens met Moses dat een obsessie met ‘permanente veiligheid’, waarbij staten toekomstbestendigheid nastreven door vijandige groepen te elimineren, een fundament legt voor geweld. En ik kan me vinden in Sands’ stelling dat de drempels die rechters hebben opgeworpen, de genocidewetgeving in een cul-de-sac hebben gedreven.

Op dit moment echter, een jaar nadat de oorlog in Gaza opnieuw is opgelaaid en het idee van genocide zo nadrukkelijk is teruggekeerd in zowel ons publieke debat als de processen in Den Haag, lijkt het mij ongepast om te stellen dat academici en juristen de term beter kunnen vergeten of vervangen. Het zijn de verschrikkelijke gruweldaden van Hamas en de nog vreselijkere vergeldingsacties van Israël die de gemoederen hoog hebben doen oplopen het afgelopen jaar, niet de term genocide waarmee ze zijn beschreven. Je kunt deze verschrikkingen typeren als oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, zoals eerder ook is gedaan door Karim Khan, hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof. Maar is het echt mogelijk, laat staan wenselijk, om het begrip genocide te weren uit het discours en de rechtszaken waar dit geweld aanleiding toe gaf? En brengen de sociaalhistorische wetenschap en het internationaal recht zichzelf niet in diskrediet wanneer ze proberen dit krachtige idee de kop in te drukken?

Karim Khan op bezoek in Charkiv, Oekraïne in 2022. Bron: Prosecutor General of Ukraine op Wikimedia Commons (CC BY 4.0). 

Wat voegt het idee van genocide toe?

Laten we stilstaan bij de vraag wat het woord ‘genocide’ zou toevoegen aan Khans tenlastelegging en ons begrip van de situatie in Gaza. Lemkin verwoordde het sterker dan ik zou kunnen toen hij verschillende bloedbaden, verschrikkingen en gewelddaden beschreef die niet veel afwijken van Khans aanklacht en stelde dat “deze acties, los beschouwd, strafbaar zijn onder verschillende wetten; maar in samenhang beschouwd schendingen vormen van het volkenrecht op grond van dit ene gemeenschappelijke kenmerk: dat ze zowel het bestaan van de specifieke gemeenschap of groep als de gehele maatschappelijke orde in gevaar brengen”.1

Daarom moeten we deze misdaden niet alleen los van elkaar beschouwen, maar ook “in hun totaliteit”, zodat we kunnen analyseren of ze een gezamenlijk doel dienen; en we moeten bepalen of er sprake is van een algemene genocidale intentie. Wanneer een oorlog alleen geïsoleerde gewelddaden kent, is het passend ze te behandelen als losstaande oorlogsmisdaden. Maar wanneer geweld tegen burgers allesomvattend is, rijst onvermijdelijk de vraag of die burgers misschien als vijand op zich worden gezien, wier bestaan de geweldplegers het liefst zouden uitwissen.

Ik heb groot respect voor Karim Khan, maar tot dusver is hij in zijn aanpak wat Gaza betreft totaal aan deze overwegingen voorbijgegaan. Daarom vraag ik u: kunnen we in alle geloofwaardigheid de vele middelen die Israël heeft aangegrepen om de Palestijnen in Gaza te vernietigen, beschouwen als losstaande acties? Kunnen we onze ogen sluiten voor Israëls algemene vernietigingsdrang richting de Gazaanse bevolking waarvan zo duidelijk blijk wordt gegeven in de speeches vanuit het Israëlische leiderschap – waarvan overigens al op 26 januari 2024 delen werden aangehaald door het ICJ? Roept het patroon van Israëls handelen gedurende de laatste 12 maanden niet sowieso deze vraag op? Kan de vernietiging van Gaza oprecht een onbedoeld neveneffect zijn geweest van de jacht op Hamas? Kán het zo zijn dat er geen sprake was van opzet om de Gazaanse maatschappij met de grond gelijk te maken? Is het denkbaar dat vernietiging niet een van de hoofdmotieven voor het offensief was?

Israël heeft al eerder een norm gecreëerd van buitenproportionele vergelding, bekend als de Dahiya-doctrine. De bombardementen in Gaza in eerdere oorlogen doodden honderden burgers en vernietigden hele woongebieden. Israël kan niet anders dan geweten hebben dat een bombardement van tig keer die schaal uit zou draaien op bijna totale vernietiging van de regio.

Oorlogsrecht als ‘humanitaire camouflage’

In eerste instantie lag het benoemen van het verborgen gezicht van Israëls aanvalstactiek minder voor de hand, omdat de Gazaanse bevolking voornamelijk werd gedood op dezelfde wijze waarop Hamas-doelwitten werden aangevallen, namelijk met bombardementen. Dit stelde Israël in staat om het oorlogsrecht te gebruiken ‘als humanitaire camouflage’, zoals VN-rapporteur Francesca Albanese het noemt. Maar in de loop van het conflict zette Israël ook stappen die primair gericht waren tegen burgers, zoals het blokkeren van de aanvoer van voedsel, wat moeilijk kan worden geïnterpreteerd als iets anders dan een opzettelijke poging de bevolking te vernietigen. Toen het Internationaal Gerechtshof de zaak opnieuw oppakte in maart en mei 2024 was het risico op hongersnood het zwaartepunt geworden van de tenlastelegging; het stond ook bovenaan Khans lijst met aanklachten.

Om die redenen is de enige samenhangende conclusie dat Israëls bedoelingen in Gaza zowel militair als genocidaal van aard waren en zijn. Toch wekt Philippe Sands – de hoogleraar Internationaal recht die ik eerder al introduceerde – de suggestie dat de relatie tussen die twee soorten intenties een potentiële ontsnappingsclausule vormt voor het Gerechtshof. Als genocide “de enige redelijke gevolgtrekking” moet zijn uit de acties van een staat, en “je hebt te maken met een meervoudige intentie”, dan zou het Gerechtshof kunnen concluderen, zoals het eerder in de Bosnische zaak deed, dat geen bewijs kan worden gevonden voor genocide. Een tegenovergestelde lezing zou echter consequenter zijn: als Hamas én de Gazaanse maatschappij beiden de vijand zijn voor Israël, de een in militair opzicht en de ander uit genocidale motieven, en een aanval wordt tegelijkertijd ingezet tegen hen beiden, dan zou het ICJ toch moeten afrekenen met het criterium van de “enige redelijke gevolgtrekking”, niet met de genocide-aanklacht?

Geleefde werkelijkheid

Sommigen zullen zeggen dat ik het hier te veel heb over Gaza. Philippe Sands wijt de terughoudendheid van het ICJ vooral aan diens angst dat als het ‘genocide’ zou erkennen in één zaak, het hek van de dam is en het Hof bij elke burgeroorlog te maken gaat krijgen met genocide-aanklachten. Er bestaan zeker gevallen waarin de term genocide wordt misbruikt, zoals in Ruslands claim om te mogen ingrijpen in Oekraïne om Russischtaligen te beschermen. Maar er is een groter aantal oorlogen, zoals die in Syrië, Myanmar, Ethiopië en Soedan in het afgelopen decennium en uiteraard de Russische agressie richting Oekraïne, waarbij wel degelijk genocidale kenmerken te identificeren zijn die stroken met de definitie uit het Verdrag. De suggestie dat de wijdverbreidheid van een misdaad reden zou zijn om de definitie ervan te vernauwen, pleit niet bepaald voor de internationale rechtspraak.

Daarom is de terugkeer van genocide als idee, waar de situatie in Gaza nu aanleiding toe heeft gegeven, juist een welkome ontwikkeling. Genocide als geleefde werkelijkheid is namelijk nooit de wereld uit geweest. Als we het niet kunnen erkennen in Gaza, zullen we het zeker niet herkennen in de vergeten casussen die ik net noemde. Sociaalwetenschappelijke taal mag uiteraard nooit slaaf worden van politieke mode of van de manier waarop juristen haar inzetten. Maar het zou pervers zijn als de wetenschappelijke studie van massageweld het idee van genocide juist nu de rug toe zou keren, nu het zo actueel is, nu de activisten die universiteiten bezetten en de juristen die de Zuid-Afrikaanse zaak aanspanden bij het Internationale Strafhof zo daadkrachtig in Lemkins voetsporen treden. Wij hebben de mogelijkheid om met een brede blik verslag te doen van de gruweldaden die helaas maar al te vaak voorkomen in deze wereld, en ‘genocide’ is een onmisbaar begrip waarmee we dat effectief kunnen doen. Het zou ons zomaar kunnen helpen om meer verschrikkingen te voorkomen.

Deze tekst is een verkorte versie van de HGS Jaarlezing door Martin Shaw. Bekijk de volledige jaarlezing hier.

Over de auteur

Martin Shaw. Fotograaf: Matthijs Immink. 

Martin Shaw is hoogleraar aan het Institut Barcelona d’Estudis Internacionals en emeritus hoogleraar aan de Sussex University. Hij publiceerde onder andere What is Genocide? (2015), War and Genocide (2003) en Genocide and International Relations (2013). Momenteel werkt hij aan een nieuw boek, The Return of Genocide: The Idea and Its Uses after Gaza, dat eind 2025 zal verschijnen.


Noot

1 Raphael Lemkin, Acts Constituting a General (Transnational) Danger Considered as Offences Against the Law of Nations, http://www.preventgenocide.org/lemkin/madrid1933-english.htm.


Foto bovenaan artikel

Prof. Martin Shaw gaf de Jaarlezing Holocaust- en Genocidestudies 2024. Fotograaf: Matthijs Immink.