Docenten binnen twee dagen na een actuele disruptieve gebeurtenis van lesmateriaal voorzien. Dat is het doel van het online platform TerInfo. Volgens mede-initiatiefnemer Bjorn Wansink is het voor onderwijzers zaak om de complexiteit te omarmen. Holocaust én Nakba dus. Wat je vooral niet moet doen, is eenzijdige verhalen vertellen.
Als docent kan het lastig zijn om ruimte te bieden aan verschillende perspectieven en gevoelige thema’s op een veilige manier in de klas bespreekbaar te maken. Bjorn Wansink, universitair hoofddocent aan de Universiteit Utrecht, zet zich al jaren in om docenten hierbij te ondersteunen. WO2 Onderzoek uitgelicht sprak hem over zijn werk en het project dat hij mede initieerde om actuele disruptieve momenten in de klas bespreekbaar te maken: TerInfo.
TerInfo is in 2016 opgericht door hoogleraar geschiedenis Beatrice de Graaf om terrorisme, politiek geweld en andere actuele gebeurtenissen in de klas te kunnen bespreken. Aanleiding waren de aanslagen in Brussel dat jaar, die wereldwijd een grote schokgolf teweegbrachten. Het online platform biedt lesbrieven, kant-en-klare lessen en pedagogische handvatten die docenten meteen kunnen inzetten na politieke of maatschappelijke crises. Voorbeelden zijn de onthoofding van Samuel Paty, de Russische inval in Oekraïne en de oorlog in Gaza. Wansink: “We begonnen met zes basisscholen in Utrecht, en inmiddels maken meer dan duizend scholen gebruik van ons materiaal.”
Het doel is om docenten binnen enkele dagen na een disruptieve gebeurtenis van lesmateriaal te voorzien. Er is lesmateriaal op verschillende onderwijsniveaus beschikbaar, van eenvoudig tot uitdagend. Naast snelheid in het aanbieden van lesmateriaal is ook betrouwbaarheid van groot belang. “Bij conflicten als die in Gaza of Oekraïne zoeken we samenwerking met experts, bijvoorbeeld hoogleraren oorlogsrecht of genocide-experts. Zo ontsluiten we academische kennis voor een breder publiek.”

Bjorn Wansink. Fotograaf: Pim Geerts.
Moraliteit en multiperspectiviteit
Wat is de kern van de werkwijze van TerInfo volgens Wansink? “Onze pedagogiek is gebaseerd op hoop, medemenselijkheid en de democratische rechtsstaat. Daarnaast bieden we een historiserend perspectief: we laten zien hoe een conflict is ontstaan en welke dynamieken er spelen. Dit doen we zonder docenten voor te schrijven wat ze moeten denken of doen. We bieden kennis en inspiratie – de basis om morele discussies aan te gaan.”
Een belangrijk speerpunt van Wansink, dat ook terug te zien is in de werkwijze van TerInfo, is het idee dat kennis van de geschiedenis ook bijdraagt aan de morele ontwikkeling van leerlingen. “Geschiedenis voedt het geweten,” legt hij uit. “Daarom is het belangrijk om meerdere verhalen te vertellen. De Holocaust blijft een cruciale gebeurtenis waarover verteld moet blijven worden en antisemitisme moet bestreden worden, maar we moeten ook aandacht hebben voor bijvoorbeeld de Nakba. In het Arabisch betekent die term ‘catastrofe’.” De Nakba verwijst naar de grootschalige verdrijving en vlucht van ruim 700.000 Palestijnen tijdens en na de oprichting van de staat Israël in 1948.
Wansink: “Als we de leerlingen niet leren over de Nakba, baseren leerlingen hun morele kompas op een beperkt beeld. Ze moeten weten wat er speelt, zodat ze vervolgens op basis daarvan eigen inzichten kunnen ontwikkelen. Bij een langdurig conflict als dat tussen Israël en Palestina is het belangrijk te erkennen dat de machtsverhoudingen niet gelijk zijn, en tegelijk moet je ruimte bieden voor nuance. Geschiedenisonderwijs helpt hierbij enorm. Door leerlingen te laten zien hoe historische narratieven worden gebruikt en misbruikt – bijvoorbeeld door politieke partijen of landen – leren ze kritisch nadenken over hoe het verleden ons beeld bepaalt op het heden. Alleen feiten leren is niet genoeg; je moet ook begrijpen hoe die feiten vervolgens worden ingezet.”
Handelingsverlegenheid
In gesprekken over onderwijs in tijden van conflict wordt steeds vaker met de term ‘handelingsverlegenheid’ gestrooid. Docenten zouden grote uitdagingen ondervinden in het lesgeven over moeilijke onderwerpen als de Holocaust, actuele oorlogen of gender. Wansink nuanceert deze bewering. “Uit ons onderzoek onder duizend docenten blijkt dat het meevalt,” vertelt hij. “De meeste docenten voelen zich bekwaam. Maar handelingsverlegenheid is situationeel: het hangt af van de klas, het onderwerp en de docent. En één slechte ervaring met het bespreken van moeilijke onderwerpen kan grote impact hebben op docenten. Een startende docent kan moeite hebben met een discussie over discriminatie, terwijl een ervaren docent dat makkelijker oppakt. Lastige thema’s bespreken vereist ervaring. Startende docenten hebben vaak nog niet de pedagogische bagage om complexe gesprekken te voeren. Lerarenopleidingen zouden hier meer aandacht aan kunnen besteden. Bij onderwerpen als de Holocaust of de huidige situatie in Gaza speelt de context van de klas daarnaast een grote rol. Op de ene school wordt er überhaupt niet over gesproken, terwijl het in andere klaslokalen gespreksonderwerp nummer een is.”
Volgens Wansink is er meer nodig dan kennis over het onderwerp om een goed gesprek te kunnen voeren over disruptieve momenten of andere thema’s die de leerlingen bezighouden. “Een goede relatie tussen docent en leerling is de sleutel. Als leerlingen je vertrouwen, zijn ze bereid naar je te luisteren. Ook als je een andere mening dan hen hebt. Je kan nog zoveel weten over een onderwerp, maar als een leerling zich niet veilig voelt om zijn of haar perspectief te geven of het idee heeft hierin niet serieus genomen te worden, is een goed gesprek onmogelijk.”
Wansink vindt het belangrijk dat docenten reflecteren op hun eigen waarden en normen, en op hun visie op bepaalde thema’s. “Dat bepaalt hoe een docent omgaat met gevoelige onderwerpen.” Daarnaast benadrukt Wansink dat het niet erg is om het gesprek niet on the spot aan te gaan als het moment zich daar niet voor leent of wanneer een docent meer tijd nodig heeft om een dergelijk gesprek over potentieel lastige onderwerpen goed te kunnen voeren. “Bij gevoelige onderwerpen kun je bijvoorbeeld zeggen: ‘Ik hoor je opmerking, maar ik moet er even over nadenken. Ik kom er morgen op terug.’ Dat geeft ruimte voor reflectie en voorkomt escalatie.”

De website van TerInfo. Bron: Universiteit Utrecht/TerInfo.
Verleden en heden
Het bespreken van conflicten zoals die in Gaza en de Westelijke Jordaanoever roept onvermijdelijk vragen op over de relatie tussen verleden en heden. Volgens Wansink is het belangrijk om leerlingen te laten zien hoe historische gebeurtenissen doorwerken in actuele discussies. “Voor sommige leerlingen is er geen verschil tussen de Holocaust en wat er vandaag in Gaza gebeurt. Dat vraagt om uitleg en context. Je moet ze leren begrijpen dat geschiedenis niet zwart-wit is, maar gelaagd en complex.”
Toch kan er weerstand zijn bij het bespreken van de Holocaust, zowel bij leerlingen als in de samenleving. “Het slachtofferschap van de Holocaust wordt soms misbruikt om het geweld van de Israëlische regering in het heden te rechtvaardigen,” zegt Wansink. “Daar maak ik me zorgen om, want het politiseert holocaustonderwijs en daarmee verliest het aan kracht. Tegelijk zie je ook dat de verhalen van bijvoorbeeld Palestijnen weinig aandacht krijgen in ons geschiedenisonderwijs. Als we willen dat leerlingen een evenwichtig en kritisch beeld ontwikkelen, moeten we ook die perspectieven belichten.”
Wansink pleit voor een stapsgewijze aanpak bij multiperspectief lesgeven. “Begin met de feiten: waar zijn we het over eens? Vervolgens kun je bijvoorbeeld oorzaken en gevolgen bespreken, en pas daarna komen morele vragen en meningen aan bod. Dit helpt om het gesprek gestructureerd en respectvol te houden.” Daarnaast benadrukt hij het belang van handelingsperspectieven. “Leerlingen moeten voelen dat ze iets kunnen doen. Of het nu gaat om schrijven, debatteren of actievoeren: ze moeten weten dat hun stem telt. Democratie vraagt om actieve burgers, niet om passieve toeschouwers.”
Wansink heeft een belangrijk advies aan docenten: “Wees niet bang voor complexiteit. Geef leerlingen de ruimte om te leren van conflicten, niet alleen over conflicten. Als we jongeren de tools geven om kritisch te denken en te reflecteren, bouwen we aan een toekomst waarin ze niet alleen feiten kennen, maar ook begrijpen hoe ze met die kennis iets positiefs kunnen doen.”
Over de auteur

Laura Dekker
Laura Dekker is educatiemedewerker bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei, waar zij de projecten voor het vo en mbo leidt. Zij is onder andere verantwoordelijk voor de online omgeving 4free-now.nl, de 4FREE docentenmagazines en jongerenprojecten rondom de thema’s herdenken en vieren, oorlog en (on)vrijheid.
Foto bovenaan artikel
Visuals op de website van TerInfo. Bron: TerInfo.