De geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog wordt nog altijd gezien als wezenlijk element van de Nederlandse en Europese identiteit. Lessen die we aan het gemeenschappelijke verhaal over dit verleden verbinden, beïnvloeden onze opvattingen over vrijheid, en over goed en kwaad. Maar wat als dit verhaal inmiddels meer vragen oproept dan het beantwoordt?
“We hebben het verleden nodig om onszelf een verhaal te vertellen. We instrumentaliseren het, proberen het te gebruiken voor hedendaagse kwesties, maken er een wapen van.” Aldus Charlotte Schallié, expert op het gebied van de Duitstalige herinneringscultuur van de Holocaust, in een recent interview met WO2 Onderzoek uitgelicht. In Nederland en Europa is het verleden van de Tweede Wereldoorlog zo’n verhaal. Het historische narratief dat over dit verleden is gevormd, bevat een aantal essentiële elementen, zoals de Holocaust, de onvrijheid tijdens de bezetting, de bevrijding en de daaropvolgende periode van democratische vrijheid. Dat verhaal en die elementen worden vandaag de dag nog steeds gebruikt om betekenis te geven aan vrijheid en onvrijheid, en aan het morele onderscheid tussen goed en kwaad. Maar wat als dit historische narratief en het gebruik daarvan in het heden inmiddels meer vragen oproept dan het antwoorden biedt? Wat zijn, anders gezegd, de schaduwzijden van de verbinding van collectieve identiteit aan de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog? Deze vragen staan centraal in dit nummer van WO2 Onderzoek uitgelicht.
De fictie van vrijheid na 1945
Voor we de schaduwzijden bespreken: hoe gaat het koppelen van collectieve identiteit en het verleden in zijn werk? In de rubriek ‘Oorlog Verbeeld’ laat hoofdredacteur Sophie van den Bergh om te beginnen zien dat de geschiedenis van het verbinden van de Nederlandse identiteit aan de Tweede Wereldoorlog al vroeg begon. Ze analyseert een kindertoneelstuk van Mies Bouhuys, geschreven in 1956 voor de bevrijdingsfeesten op 5 mei. In Bouhuys’ ‘bevrijdingsspel’ staat vrijheid centraal in het Nederlander-zijn. Om te weten wat deze vrijheid betekent, is kennis van de onvrijheid tijdens de Duitse bezetting en van het Nederlandse verzet daartegen onontbeerlijk, betogen de kinderen in het stuk. Zo verbond Bouhuys – die het theaterscript schreef in opdracht van de toenmalige Nederlandse regering – vrijheid en Nederlands burgerschap rechtstreeks aan de recente oorlogsgeschiedenis.
In Europees verband ogen de banden tussen staten en de interpretatie van de geschiedenis minder subtiel, zo tonen Lorena de Vita en Robert Jastrzebski. In hun analyse van de Europese politiek van de herinnering ontrafelen zij de toenemende politieke belangen die spelen in het creëren van één gemeenschappelijk Europees verhaal over de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Het dominante West-Europese narratief – dat verhaalt van een periode van bloedige oorlog en massaal geweld, gevolgd door ongekende democratische vrijheid na het ‘1945-moment’ – blijkt hierbij minder geschikt dan gedacht. Voor verschillende Oost-Europese lidstaten bleek vrijheid na 1945 een historische fictie, en gold tot 1989 een periode van Sovjetoverheersing. Het laat zien dat het gebruik van het verleden om een collectieve identiteit te versterken zeer verschillende uitwerkingen kan hebben.
Molukse geschiedenis
Dit raakt aan de schaduwzijden van verbinding van identiteit aan geschiedenis. Niet alleen kan dit verschillen tussen groepen binnen een groter collectief – hetzij Nederland, hetzij Europa – versterken. Het kan ook ten koste gaan van de geschiedenis zelf. Want wanneer het verleden niet past in nationale of internationale narratieven, loopt dit het risico verdrukt te worden. De rumoerige geschiedenis van de herinnering aan Sobibor toont dit bijvoorbeeld glashelder aan. Martijn Lak bespreekt vier recente publicaties over deze en andere vernietigingskampen. Waarom heeft wetenschappelijke en publieke interesse in deze vernietigingskampen zo lang op zich laten wachten? In Nederland, maar vooral in Polen zelf? Het antwoord daarop doet denken aan de eerste naoorlogse jaren in Nederland: voor Joods slachtofferschap bleek lange tijd geen plek in het nationalistische herinneringsnarratief van Polen en de Sovjet-Unie, waar “de nadruk vooral op het eigen slachtofferschap en heldendom” lag.
Kunnen we langs deze lijnen ook het lange Nederlandse onbegrip voor de geschiedenis van de Molukkers in Nederland duiden? In zijn bijdrage toont Wim Manuhutu hoe de onvrijheid van Molukkers en hun strijd voor politieke vrijheid niet paste in een naoorlogs Nederland dat zich wilde richten op wederopbouw en zijn imperiale geschiedenis poogde te verdringen. Het vraagstuk van politieke vrijheid is tot op de dag van vandaag actueel in de Molukse gemeenschap, al toont Manuhutu ook de grote diversiteit daarin.
Moreel ijkpunt
Verdringing van het verleden, een versterking van onderlinge verschillen, historisch onbegrip voor wat niet past binnen bestaande historische kaders: het zijn allemaal schaduwzijden van een dominant historisch narratief. Hebben de lessen die we verbinden aan de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust – en dus onze interpretatie daarvan – daarmee hun beste tijd gehad? De vraag dringt zich steeds meer op in het publieke debat over het Nederlandse herinneringslandschap, zo evalueert Krijn Thijs in het sluitstuk van dit nummer. De verstrengeling tussen de Nederlandse staat en de herinneringscultuur van de Holocaust leidt tot starheid, stelt Thijs. Bovendien: de belangrijkste les die verbonden wordt aan de Holocaust lijkt sinds het extreme geweld in Israël en Gaza voor meer onbegrip dan saamhorigheid te zorgen in de samenleving. Zoals een van de auteurs die Thijs bespreekt zich bijzonder treffend afvraagt: “Betekent ‘nooit meer Auschwitz’ ‘stop Gaza’ of ‘stop Hamas’?” Vanuit dat perspectief lijkt de Tweede Wereldoorlog steeds minder geschikt als ultiem moreel ijkpunt dat richting geeft aan de samenleving vandaag de dag. Aan de vooravond van diverse herdenkingen rond 80 jaar vrijheid vraagt dat om verdere reflectie.
Over de auteur
Matthias Lukkes studeerde geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Sinds 2022 werkt hij voor het Nationaal Comité 4 en 5 mei als redacteur voor WO2 Onderzoek uitgelicht.
Foto boven het artikel
De muur in Berlijn wordt bestormd in 1989. Bron: Sue Ream op Wikimedia Commons (CC BY 3.0)