“Auschwitz is dood”, schreef David Wertheim onlangs. Hij doelde op het afnemende vermogen van de herinneringscultuur om onze samenleving als gedeeld moreel ijkpunt te verbinden.1
Terwijl Wilders’ hoofdlijnenakkoord nog eens aanzet om Holocausteducatie bij de inburgering te bevorderen, zinkt velen de moed in de schoenen: “We moeten constateren dat extra aandacht voor de Holocaust niet meer werkt, en zelfs een onderdeel van het probleem wordt gevonden”, schrijft Wertheim. Volgens hem ligt dit aan de politisering van het herdenken: “De pijnlijke waarheid is dat met een offensief voor meer kennis over de Holocaust geen einde zal komen aan deze politisering.”
Daar is weinig tegenin te brengen. Maar het lijkt me naïef om te denken dat deze herinneringscultuur niet altijd politiek is geweest. We zien dit nu alleen veel beter door de confrontatie met andere politieke frames, zoals die van de pro-Palestijnse demonstranten en van rechtspopulisten.
Auschwitz als tegenverhaal
Ons Holocaustgecentreerde herinneringslandschap is de uitkomst van een lang en transnationaal proces, waarbij wat ooit begon als tegenverhaal van onderop is aangekomen in het centrum – en nu zelf als hegemoniale macht wordt uitgedaagd. Ook de begintijden van het Auschwitz-discours waren doorspekt van politieke idealen en ambities, zoals valt na te lezen bij Frank van Vree. De groeiende aandacht voor de Jodenvervolging moest zich vanaf de jaren vijftig “onder de oppervlakte” ontwikkelen tegenover de toen “dominante publieke herinneringscultuur”, waarin nog het beeld van gezamenlijk lijden en verzet van de ongedeelde Nederlandse natie centraal stond.2 ‘Auschwitz’ begon zelf als een van de “alternatieve of zelfs ondermijnende opvattingen” en bracht uiteindelijk allerlei verschuivingen teweeg: zelfkritische blikken op de eigen cultuur en samenleving, vaak links en moreel geformuleerd onbehagen over nationale gehoorzaamheid of heroïek.
Is het tegenwoordig niet net zo, namelijk dat er ‘vanonder de oppervlakte’ tegenverhalen opkomen? En wat betekent dat? Sinds Holocaust memory in musea, rituelen en gedenkdagen is geïnstitutionaliseerd, zijn er tegengeluiden hoorbaar. Zo werd het ‘Nooit meer’ als moreel kompas en ook als solidariteit met Israël rond de eeuwwisseling krachtig uitgedaagd door het narratief van een ‘grijs verleden’.3 Uit heel andere hoek zijn daar sindsdien antikoloniale stemmen bij gekomen, die al ver voor de Gaza-oorlog meerstemmigheid in de Nederlandse herinneringscultuur hebben bepleit.4
Sinds ‘Gaza’ zijn deze tegenstellingen onhoudbaar geworden, en dat komt, zoals Arnon Grunberg raak formuleert, vooral vanwege de “verwarring over de vraag waar de Holocaust ophoudt en Israël begint”.5 Velen moesten hun positie opnieuw bepalen, soms publiekelijk: “Ik ben opgegroeid met het idee dat Israël toch allereerst het perspectief van de slachtoffers belichaamt,” bekende Paul Scheffer. “Het kost telkens moeite om de andere kant van het verhaal te zien, ook na vele bezoeken en gesprekken in de afgelopen veertig jaar. Toch is er geen ontkomen aan: de woede van vooral jongere generaties over de oorlog in Gaza is niet alleen begrijpelijk, maar ook terecht.”6 Scheffer vraagt naar de toekomst van Europa als herinneringsgemeenschap.
Zerotolerancebeleid
Nergens is deze verwarring zo goed zichtbaar als in Duitsland, waar de Holocaustherinneringscultuur in beton is gegoten en de basis vormt van de politieke orde überhaupt. Dat staat onder druk, niet alleen door Israëls onverdedigbare geweld in Gaza, maar ook door de rechtspopulisten en hun hekel aan de Schuldkultur waarmee ze weliswaar deels verontwaardiging oogsten, maar ook verkiezingen winnen. Duitsland zit hierin klem, wat vooralsnog resulteert in een angstvallig zerotolerancebeleid tegenover antisemitisme, waarmee elk debat gedempt wordt. Het ontbreekt niet aan commentatoren die hier de draak mee steken.7 Maar ik denk dat we onszelf voor de gek houden wanneer we licht meesmuilend op deze Duitse ‘hysterie’ neerkijken. Uiteindelijk spelen in Nederland precies dezelfde uitdagingen, want ook hier heeft de overheid zich sterk met Holocaustnarratieven ingelaten, inclusief de bijbehorende lessen voor de samenleving.
Maar welke zijn dat nu en gelden ze nog? Zijn ze voor (politieke) discussie vatbaar? “De oude herinneringspolitiek wordt vertegenwoordigd door de Duitse filosoof Jürgen Habermas (94),” schrijft Grunberg, “voor wie het verleden onveranderd noopt tot solidariteit met Israël. Habermas is een serieus te nemen filosoof, maar de lessen die hij uit het verleden trekt zijn voor andere generaties, en zeker andere generaties buiten Duitsland, onbegrijpelijk geworden. Waaruit mag blijken dat lessen uit het verleden zelden eenduidig zijn.”8
Inderdaad, de ooit zo schijnbaar consensuele woorden ‘Nooit meer’ geven tegenwoordig geen richting meer. “Betekent ‘nooit meer Auschwitz’ ‘stop in Gaza’ of ‘stop Hamas’?”, vraagt Wertheim treffend. Je kunt beide lessen goed beredeneren en de geschiedenis zelf helpt je nauwelijks verder. Dit is geen resultaat van plotselinge politisering, maar van het sleets worden van het oude politieke verhaal.
Staatsrepresentatie
Wel wordt iets anders duidelijk, hier net zo goed als in Duitsland: het huwelijk tussen staatsrepresentatie en Holocaustherdenken – een Nationaal Museum en een Nationaal Monument, ook de Nationale Herdenking met staatshoofd – heeft een prijs. Namelijk: de prijs van starheid en over(heids)gewicht. Mensen die de inrichting van onze maatschappij of specifiek regeringsbeleid willen aanvechten (bijvoorbeeld de Haagse steun aan Israël), schieten hun pijlen af op onderliggende Holocaustverhalen. Omdat dit narratief het fundament is geworden, moet het de klappen van bredere (politieke) onvrede opvangen. Critici maken er een persiflage van, en dat is niet zo moeilijk: het lijkt een cultus, met heilige teksten en hogepriesters, pelgrimages en spreekverboden – ongeloofwaardig dus.9
Voor de geschiedenis zelf belooft deze strijd weinig goeds – noch voor het herdenken van de slachtoffers, noch voor de dynamiek van de herinnering. Ik zou het verhaal over de Jodenvervolging nieuw leven gunnen door bevrijding van behoudzuchtig staatsgewicht. Dat zou ruimte kunnen geven voor nieuwsgierige opening voor huidige van-onderop-verhalen in onze samenleving, ook wanneer die op gespannen voet staan met de tot dusver geldende lessen uit ons verleden.
Over de auteur
Krijn Thijs (1976) is historicus en wetenschappelijk medewerker van het Duitsland Instituut Amsterdam. Hij publiceert over de Duitse Zeitgeschichte, herinneringsculturen in vergelijkend perspectief en de geschiedenis van de geschiedschrijving.
Noten
1 David Wertheim, ‘Auschwitz is dood’, De Groene Amsterdammer, 15 mei 2024.
2 Frank van Vree, Nederland en de herinnering aan de Jodenvervolging. Amsterdam, 2024, p. 65.
3 Chris van der Heijden, Grijs Verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog. Kampen, 2001. Zie ook: Krijn Thijs, ‘Schwarz, Weiß, Grau – Zeithistorische Debatten in den Niederlanden seit 2000‘. Docupedia Zeitgeschichte, 3.6.2011 (https://docupedia.de/zg/Niederlande_-_Schwarz_Weiss_Grau).
4 Sinan Çankaya, Tegen heldere verhalen. Over het belang van meerstemmigheid. Amsterdam, Nationaal Comité 4 en 5 mei, 2022 (https://www.4en5mei.nl/app/uploads/2022/04/Tegen-heldere-verhalen.pdf).
5 Arnon Grunberg, ‘Verwar de Nederlandse identiteitscrisis niet met zorgen om antisemitisme’. NRC, 13 mei 2024.
6 Paul Scheffer, ‘Het “Nooit meer” wil een gebed zonder einde zijn: Europa na Gaza’. NRC, 8 juni 2024.
7 Masha Gessen, ‘In the shadow of the Holocaust’ (The New Yorker 9-12-2023); Contanze Letsch, ‘Radicaal in het reine’ (Groene Amsterdammer, 17 april 2024); Pankai Mishra, ‘The Shoa after Gaza’ (London Review of Books, 21-3-2024 – korte versie vertaald in de Groene van 3 april 2024).
8 Arnon Grunberg, ‘Nooit meer zal altijd een symbolische slogan blijven’. NRC, 8 maart 2024.
9 Het meest bekend werd deze persiflage door A. Dirk Moses: https://geschichtedergegenwart.ch/der-katechismus-der-deutschen/.
Foto boven aan artikel
De koning en koningin leggen een krans bij het Nationaal Monument op de Dam, 4 mei 2024. Bron: Ben Houdijk