Het einde van het koloniale tijdperk in Indonesië betekende voor een grote groep Indonesiërs vrijheid. Maar wat te denken van de geschiedenis van Molukkers binnen dit grotere verhaal? Dit jaar is het 73 jaar geleden dat meer dan 12.500 Molukse mannen, vrouwen en kinderen voet aan wal zetten in Nederland voor wat een tijdelijk verblijf zou zijn. Was dat een vrije keuze? En hoe verhielden zij zich in de jaren die volgden tot het begrip vrijheid?
Molukkers in Nederland: ze vormen een gemeenschap van postkoloniale migranten wier geschiedenis onlosmakelijk verbonden is met het koloniale verleden van Nederland. Hun ervaringen laten zien welke dilemma’s en tegenstrijdigheden zijn verbonden aan het begrip vrijheid – en de verschillende manieren waarop deze kan worden ervaren. Voor veel jongere Molukkers staat vast dat van (keuze)vrijheid voor de generatie die begin 1951 in Nederland arriveerde, niet of nauwelijks sprake was. Belangrijk om te beseffen hierbij is dat de Molukse gemeenschap geen monolithische eenheid is, en dat een dergelijk beeld een belemmerende werking heeft op de vrijheid van Molukkers om hun opvattingen te uiten.
Tussen twee vuren
De historische aanloop naar de komst van de Molukkers naar Nederland in 1951 is complex, maar essentieel om te kunnen begrijpen met welke geestesgesteldheid verschillende Molukkers voor het eerst voet aan Nederlandse wal zetten. Om te beginnen is het van belang te weten dat het christelijke bevolkingsdeel van de Midden-Molukken tijdens de koloniale tijd een bevoorrechte positie innam in vergelijking met hun islamitische buren en andere bevolkingsgroepen in de Indonesische archipel. Als onderwijzers, hulppredikers, lagere ambtenaren en militairen vormden ze voor het Nederlandse bestuur een nuttige en betrouwbaar geachte groep binnen het koloniale apparaat.1
Als Indonesië tijdens de Tweede Wereldoorlog door Japan bezet wordt, zijn bij het verzet tegen de Japanners dan ook regelmatig Molukkers betrokken. En in de jaren daarop, tussen 1945 en 1949, ziet Nederland Molukkers vooral als belangrijke steunpilaren voor zijn beleid dat gericht is op de creatie van een federale staat.2 Die federale structuur zou meer recht doen aan de verscheidenheid aan gemeenschappen in de archipel, maar heeft tegelijkertijd als doel om de Republik Indonesia van Soekarno onderdeel van een federale staat te laten zijn, in plaats van degene die alles bepaalt.
Niet zo bekend is de geschiedenis van verzet vanuit de Molukse bevolking tegen het Nederlandse koloniale bewind, zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog, en van Molukse steun voor de Indonesisch-nationalistische beweging. Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog staan Molukse militairen van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) op verschillende momenten tegenover Molukse strijdgroepen die aan de zijde van de Republik Indonesia vechten.3
Dan vindt op 27 december 1949 de soevereiniteitsoverdracht plaats. De snelle ineenstorting van de door Nederland voorziene federale staat die hierna optreedt, leidt op 25 april 1950 tot de proclamatie van de Republik Maluku Selatan (RMS) op Ambon. Op dat moment zijn er nog ruim 6000 niet-gedemobiliseerde Molukse KNIL-militairen. 1200 van hen, die zich op Ambon bevinden, vormen vervolgens het leger van de RMS. Voor de bijna 5000 anderen die buiten de Molukken in kazernes zitten, is het niet mogelijk om zich bij dit leger aan te sluiten, alhoewel een meerderheid zich solidair verklaart met de RMS en op basis van de bestaande KNIL-regelingen om demobilisatie en transport naar Ambon vraagt. De Indonesische regering vindt dat echter niet acceptabel, omdat Ambon als opstandig gebied wordt gezien. Nederland wil de verhoudingen met Indonesië niet nog meer verslechteren en besluit, nadat een gerechtelijke uitspraak demobilisatie op Indonesisch grondgebied verbiedt, de militairen en hun gezinnen tijdelijk naar Nederland over te brengen. Dit in de hoop en verwachting dat ze na een kort verblijf zullen realiseren dat een onafhankelijke Molukse republiek geen haalbare kaart is en dat terugkeer naar Indonesië onvermijdelijk is.
Dienstbevel of niet
Een twistpunt tussen de Nederlandse regering en de Molukkers is altijd geweest in hoeverre de overkomst naar Nederland een vrije keuze was, of afgedwongen werd door een dienstbevel. Onderzoek in archieven heeft naar voren gebracht dat er weliswaar geen algemeen dienstbevel te vinden is waarin de militairen werd gesommeerd om naar Nederland te vertrekken, maar dat in sommige plaatsen van vertrek wel degelijk sprake is geweest van een bevel tot inscheping.4 Ook was er een dienstbevel om te kiezen tussen demobilisatie in Indonesië of vrijwillige overkomst naar Nederland. Daarnaast wijzen onderzoekers erop dat het lastig is van een werkelijk vrije keuze te spreken als je in ogenschouw neemt dat Molukse militairen zich als aanhangers van de RMS in Indonesië niet veilig voelden.5
Eenmaal in Nederland aangekomen wachtte de voormalige KNIL-militairen per direct ontslag uit militaire dienst. Dit gebeurde zonder overleg, in reactie op de Indonesische eis dat alleen burgers terug zouden mogen keren naar Indonesië.6 Tegen het ontslag tekenden de militairen in eerste instantie succesvol protest aan bij de rechtbank, maar dat vonnis werd uiteindelijk op technische gronden vernietigd.7 Het ontslag werd binnen Molukse kring als verraad van de regering beschouwd.
Zo werd de verhouding tussen de Molukse gemeenschap en de Nederlandse overheid vanaf het begin gekenmerkt door fundamenteel uiteenlopende opvattingen over het karakter van het verblijf en verschillende toekomstverwachtingen. Voor de Molukkers was Nederland een tussenstation op weg naar een vrije Molukse republiek, en was bij de totstandkoming daarvan ook voor Nederland een rol weggelegd. De RMS was er immers niet gekomen als Indonesië niet eenzijdig een einde had gemaakt aan de federale staat die bij verdrag met Nederland in het leven was geroepen. Deze juridische redenatie – die in Nederland door verschillende juristen werd ondersteund – botste echter met argumenten van politieke en economische aard die vroegen om een werkbare relatie tussen Nederland en Indonesië.
De belangen die speelden aan de kant van de Nederlandse overheid leidden er ook toe dat Molukse leiders zoals ir. J.A. Manusama al vanaf het begin van de jaren vijftig door de Nederlandse inlichtingendienst in de gaten werden gehouden, zoals recent uit de publicatie van dossiers van de Binnenlandse Veiligheidsdienst is gebleken.8 Manusama was te verstaan gegeven zich te onthouden van politieke activiteiten en zijn gangen werden nauwkeurig bijgehouden. Ook ‘gewone’ Molukkers die in de tientallen woonoorden verspreid over het hele land woonden, werden in de gaten gehouden. Dat gebeurde door het Commissariaat voor Ambonezenzorg (CAZ), een speciale organisatie die in het leven was geroepen om het beleid ten aanzien van Molukkers uit te voeren. Lokale overheden hadden niet of nauwelijks bemoeienis met dat beleid. Tekenend is dat de meeste Molukkers pas in 1958 in de bevolkingsadministratie werden ingeschreven.
Ieder woonoord had een Nederlandse beheerder die tot taak had rust en orde te bewaren en daartoe dossiers bijhield van alle bewoners. Dat maakt het CAZ-archief zowel een rijk als gevoelig archief. Behalve feitelijkheden werden ook geruchten en roddels in de dossiers opgenomen. Alles wat potentieel voor onrust kon zorgen, werd genoteerd. Personen die als ‘onruststokers’ werden bestempeld, werden soms naar andere woonoorden overgebracht, of ze dat nu wilden of niet. Sommige woonoorden, zoals Stuifzand bij Ruinen, werden zo tot verzamelplaats voor ‘lastige’ Molukkers.
Recht op vrijheid
Op afbeeldingen van Molukse demonstraties uit de jaren vijftig staan de woorden ‘recht’ en ‘vrijheid’ vaak in combinatie met elkaar op spandoeken. Ze doen een moreel appel op de Nederlandse overheid en de Nederlandse samenleving, en tonen dat veel Molukkers een gebrek aan vrijheid en rechtvaardigheid ervoeren. Een deel van de Nederlanders toonde in reactie op die demonstraties sympathie voor de Molukkers, al speelden daarbij oude, soms zeer koloniale denkbeelden een rol.9 Tot concrete resultaten leidden die demonstraties echter niet.
In de jaren zestig is een verschuiving merkbaar met het volwassen worden van een tweede generatie Molukkers, wier uitingen aansluiten bij mondiale maatschappelijke veranderingen. Molukse jongeren nemen deel aan de opkomende jeugdcultuur in Nederland, waarbij traditionele verhoudingen en traditioneel gezag worden uitgedaagd. Er komen meer confrontaties. Zo is de komst van de weduwe van de tweede president van de RMS, mr. dr. Chris Soumokil, in 1966 aanleiding tot brandstichting bij de Indonesische ambassade. Op 31 augustus 1970 is het aanstaande bezoek van de Indonesische president Soeharto aanleiding voor de bezetting van de residentie van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar. Daarbij komt een politieagent om het leven, maar de 33 bezetters worden in Molukse kring gezien als vrijheidsstrijders die erin zijn geslaagd de wereldpers attent te maken op de zaak van de RMS. Als daaropvolgende gesprekken tussen de Nederlandse regering en Molukse voorlieden over Molukse wensen voor steun en erkenning van de RMS op niets uitlopen, is dat de opmaat tot de kapingen en gijzelingen van 1975, 1977 en 1978.10
Een van de zaken waarover Molukkers zich opwinden is de in hun ogen hypocriete houding van de opeenvolgende Nederlandse regeringen die enerzijds vrijheid zeggen te propageren en soms bevrijdingsbewegingen ondersteunen, maar tegelijkertijd wegkijken bij onvrijheid en mensenrechtenschendingen in het Indonesië van president Soeharto vanwege de grote economische belangen. Als koningin Juliana bij de onafhankelijkheid van Suriname in november 1975 spreekt over het recht van elk volk om in vrijheid te leven, schiet dat bij veel Molukkers in het verkeerde keelgat. Voor hen toont het de dubbelhartigheid van Nederland: wel de mond vol over vrijheid en zelfbeschikking, maar niet als het de winstgevende relaties met Indonesië bedreigt.
Verbindend onbegrip
Na de gewelddadige beëindiging van de treinkaping van 1977 – twee gegijzelden en zes gijzelnemers worden gedood – begint voorzichtig een fase van herbezinning, waarin ook andere vormen van solidariteit en verbondenheid met de Molukken dan alleen de RMS ontstaan en er meer aandacht komt voor sociaal-maatschappelijke problemen waarvoor de gemeenschap zich gesteld ziet.
Het vraagstuk van politieke vrijheid komt echter rond de eeuwwisseling met kracht terug wanneer er in de Molukken in januari 1999 grootschalig geweld uitbreekt, dat deels wordt aangewakkerd door de instabiele situatie in Indonesië na de val van president Soeharto in mei 1998. Bij demonstraties in Nederland wordt door Molukse organisatoren aanvankelijk nadruk gelegd op het vreedzame karakter, in de wetenschap dat het publieke imago van Molukkers als gewelddadig nog steeds dominant is. Als het geweld blijft voortduren en Nederland onverschilligheid wordt verweten, loopt een klein aantal demonstraties toch uit de hand. Voor een nieuwe generatie Molukse jongeren bevestigt het gebrek aan aandacht de gedachte dat er van werkelijke acceptatie als gelijkwaardige burgers van Nederland geen sprake is. Het gebrek aan kennis van de Molukse geschiedenis binnen de Nederlandse samenleving wordt als een bewijs daarvan gezien.11
In de 21e eeuw zijn de hoge gevangenisstraffen die aanhangers van de RMS in de Molukken krijgen voor het vreedzaam tonen van RMS-symbolen een terugkerende aanleiding voor demonstraties en acties. In 2011 weet de RMS-regering in ballingschap via een rechtszaak te bereiken dat de Indonesische president Susilo Bambang Yudhoyono zijn bezoek aan Nederland op het laatste moment afzegt – een succesvolle publicitaire stunt.
Anno 2024 naar de Molukse gemeenschap kijkend is grote diversiteit te zien, ook waar het gaat om de invulling van het begrip vrijheid. Voor een deel van de Molukkers draait het daarbij nog steeds om vrijheid om te mogen kiezen voor een eigen staat. Anderen zien vrijheid vooral in termen van bescherming van gemeenschappen in de Molukken tegen uitbuiting en aantasting van de natuur en de bescherming van mensenrechten. Wat nog steeds een verbindend element is, is het gevoel een geschiedenis te delen die nog niet voldoende bekend is in de bredere Nederlandse samenleving.
Over de auteur
Wim Manuhutu is historicus en erfgoeddeskundige. Van 1987 tot 2009 maakte hij deel uit van de directie van het Moluks Historisch Museum in Utrecht. Sinds 2019 is hij parttime als docent Geschiedenis verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij doet onderzoek naar de (post)koloniale geschiedenis van Nederland.
Noten
1 Zie voor een kort overzicht van deze geschiedenis W. Manuhutu, ‘Moluks-Nederlandse geschiedenis in een nootmuskaatdop’. In: W. Manuhutu, G. Pattipeilohy & H. Timisela (red.), Toma Terus. 70 jaar Molukkers in Nederland. Zutphen, Walburgpers, 2021, p. 14-21.
2 Dit Nederlandse beleid is uitvoerig door verschillende historici geanalyseerd, zie bijvoorbeeld T. Bouma, Naar een federaal Indonesië. Hilversum, Verloren, 2020.
3 Zie B. van Kaam, Ambon door de Eeuwen (Amsterdam, Arbeiderspers, 1977) en R. Chauvel, Nationalist, soldiers and separatists (Leiden, KITLV Press, 1990).
4 Zie H. Smeets & F. Steijlen, In Nederland gebleven. De geschiedenis van Molukkers, 1851-2006. Amsterdam/Utrecht, Bert Bakker/Moluks Historisch Museum, 2006, p. 64-68.
5 Ibidem.
6 Een uitzondering vormden de circa 100 Molukse mannen die bij de Koninklijke Marine dienden: zij bleven in dienst.
7 Zie voor de rechtszaken rondom het ontslag: M. Belserang & W. Manuhutu, ‘De zoveelste schakel’. In: W. Manuhutu & H. Smeets, Tijdelijk Verblijf. De opvang van Molukkers in Nederland 1951. Amsterdam, De Bataafse Leeuw, 1990, p. 88-100.
8 Zie hiervoor o.m. de uitzending van het onderzoeksprogramma Argos van 16 december 2023: https://www.vpro.nl/argos/speel~PREPR_VPRO_17375943~argos-bvd-dossier-zuid-molukse-president-manusama~.html.
9 Zie hiervoor D. Bosscher & B. Waaldijk, Ambon Eer & Schuld. Politiek en Pressie rondom de Republiek Zuid-Molukken. Weesp, Van Holkema & Warendorp, 1998.
10 Zie voor een overzicht P. Bootsma, De Molukse acties. Treinkapingen en gijzelingen 1970-1978. Amsterdam, Boom, 2016.
11 Smeets & Steijlen, In Nederland gebleven, p. 348-252.
Foto boven aan artikel
Demonstratie met Molukse vlag en spandoek, ca 1955. Bron: Museum Maluku / Geheugen van Nederland