Waarom en hoe moeten we kinderen en jongeren lesgeven over de Holocaust? De bundel Holocaust Education: Contemporary challenges and controversies werpt hierover belangrijke vragen op. Hoewel deze niet allemaal bevredigend worden beantwoord, zet de bundel aan tot nadenken. Ook over de wijze waarop de Holocaust op Nederlandse scholen wordt behandeld.
Holocaust Education is samengesteld en geredigeerd door historici en pedagogen Stuart Foster, Andy Pearce en Alice Pettigrew, allen verbonden aan het Centre for Holocaust Education van het University College Londen.1 Zoals de ondertitel verraadt, gaat het hen om het analyseren van de belangrijkste hedendaagse uitdagingen voor het lesgeven over de Holocaust en om de debatten die daaruit voortkomen.
In zijn inleiding onderscheidt Pearce vier belangrijke recente ontwikkelingen: het verdwijnen van de generatie van ooggetuigen, een wereldwijde heropleving van antisemitisme, de nieuwe ‘oorlog tegen de waarheid’ (ofwel de verspreiding van valse informatie en het ondergraven van wetenschappelijk onderbouwde feiten) en tot slot de heropleving van rechts-populistische bewegingen in de Verenigde Staten en Europa.
Tegen deze actuele politieke horizon roept Holocaust Education allerlei vragen op over wat jongeren feitelijk weten over de geschiedenis van de Holocaust, wat ze zouden moeten weten en welke doelstellingen educatie zou moeten hebben. Daarbij komen uiteenlopende concrete kwesties aan bod, waaronder de behandeling van de Holocaust in het basisonderwijs, het gebruik van gruwelijke beelden in het klaslokaal, de invloed van populaire media en de vraag of er meer weerstand is onder moslimjongeren bij het behandelen van de Holocaust dan onder niet-moslims.
Problematische beeldvorming
De bundel doet daarmee meer dan het louter benoemen van een aantal hedendaagse problemen rondom het lesgeven over de Holocaust. De meeste bijdragen bieden diepgravende analyses en bouwen voort op empirisch onderzoek: in het bijzonder op een belangrijke studie uit 2016 over het kennisniveau en begrip van de Holocaust onder Britse jongeren.
Deze studie, die in de eerste twee artikelen in de bundel wordt toegelicht, laat bijvoorbeeld zien dat Britse jongeren niet alleen beperkte kennis hebben over de Holocaust, maar dat hun beeldvorming over de historische achtergronden van deze genocide in allerlei opzichten problematisch is.2
De auteurs wijten dit deels aan het feit dat jongeren een groot deel van hun kennis baseren op jeugdboeken en verfilmingen, zoals The Boy in the Striped Pyjamas. De vervaging tussen slachtoffers en daders in dit specifieke verhaal leidt bij jongeren vaak tot een sterk vertekende en gedramatiseerde interpretatie van concentratiekampen, daders, slachtoffers en speelruimte voor menselijk handelen, zo betoogt Darius Jackson overtuigend.
Ook breder bekeken leidt historische kennis die deels is gebaseerd op geromantiseerde fictie gemakkelijk tot problematische, gebrekkige beeldvorming over zowel daders als slachtoffers. Het maakt dat bepaalde zaken nauwelijks doordringen tot jongeren, zoals het brede draagvlak van de nationaalsocialistische ideologie onder de Duitse bevolking, de rol van antisemitisme en de mate waarin daders doorgaans niet onder dwang maar op eigen initiatief handelden.
Nederlandse jongeren
Met zijn sterke basis in empirisch onderzoek past de bundel in een internationale trend.3 De afgelopen jaren verscheen er een hele reeks studies die het kennisniveau en de behandeling van de Holocaust in kaart brachten.4
In Nederland werden bijvoorbeeld in korte tijd twee onderzoeken van Marc van Berkel gepubliceerd, die voor het Nederlandse onderwijs vergelijkbare conclusies trekt als de Britse onderzoekers. Van Berkel constateert in zijn studie dat het probleem niet zozeer een gebrek aan interesse is – vooral de Holocaust wordt net als door Britse jongeren door Nederlandse jongeren over het algemeen als een interessant en belangrijk onderwerp opgevat. Wel ontbreekt het jongeren vaak aan een helder begrippenkader en historisch inzicht.
Een interessante parallel met de Britse situatie is dat ook Nederlandse jongeren hun kennis voor een belangrijk deel baseren op jeugdromans en films als The Boy in the Striped Pyjamas. Ook hier leidt dit vaak tot een sterk vertekend en problematisch beeld. Van Berkel constateert bijvoorbeeld dat jongeren nauwelijks inzicht hebben in de betekenis van begrippen als collaboratie, nationaalsocialisme of antisemitisme. Ook blijft het historische blikveld beperkt tot een West-Europees (en voornamelijk Nederlands) perspectief: meer dan 70% van de ondervraagden wist niet dat de meeste vermoorde Joden in Oost-Europa leefden.5
Moraal, menselijkheid en empathie
Over naar de fundamentele vraag die aan de stukken in de Britse bundel ten grondslag ligt: waarom vinden we het belangrijk dat jongeren leren over de Holocaust? Gaat het om de historische kennis op zichzelf, of verwachten we dat leerlingen hier ook meer omvattende lessen uit trekken en daardoor beter in staat zijn op kritische wijze naar actuele politieke kwesties en naar hun eigen leefwereld te kijken?
Vooral Stuart Foster en Arthur Chapman onderzoeken in hun bijdragen de verhouding tussen historische kennis en de grotere morele betekenis die aan de Holocaust kan worden ontleend. Teruggrijpend op Primo Levi betoogt Chapman dat een bredere reflectie op moraal, menselijkheid en empathie onmisbaar is wanneer jongeren – en mensen in het algemeen – zich verdiepen in de Holocaust. Maar hij stelt ook dat dit alleen mogelijk is wanneer de specifieke historische omstandigheden die leidden tot het electorale succes van Adolf Hitler en de Holocaust niet uit het oog worden verloren.
Tegelijkertijd is het net zo belangrijk de specifieke context van actuele kwesties zoals de ‘oorlog tegen de waarheid’ van politici als Donald Trump te benadrukken, juist ook wanneer deze vergelijkbare vragen over moraal en over oorzaken en gevolgen oproepen. Kortom: je moet voorzichtig blijven met het trekken van historische parallellen tussen heden en verleden, maar dit tegelijkertijd inzetten als een onmisbare tool bij het bespreken van de Holocaust, omdat een puur historische behandeling van de Holocaust voorbij dreigt te gaan aan de fundamentele morele vragen die erdoor worden opgeroepen.
Trump
Met hun bijdragen sluiten Foster en Chapman aan bij een breder historisch debat over de opleving van het rechtspopulisme, dat sinds de verkiezing van president Donald Trump in 2016 in een stroomversnelling is geraakt.6
In dat debat staat de vraag centraal in hoeverre de huidige politieke ontwikkelingen kunnen worden vergeleken met de opkomst van het fascisme in de jaren twintig en dertig. De meningen over de zin en onzin van zulke vergelijkingen lopen sterk uiteen. Toch vinden de meeste historici elkaar in de conclusie dat er zowel parallellen en continuïteiten als belangrijke verschillen tussen de retorische strategieën, ideologie en politieke praktijken van het fascisme en van politici als Trump te herkennen zijn.7
Hoewel de reflecties in Holocaust Education op dit complexe vraagstuk zeker inzichtelijk zijn, blijf je als lezer wel met een belangrijke vraag zitten. Hoe moet het dan wel? De auteurs betogen weliswaar dat Holocaust-educatie kan dienen om meer universele kanten van menselijk gedrag en actuele ontwikkelingen op het wereldtoneel te begrijpen, maar het blijft toch wat vaag hoe dit in de praktijk van het geschiedenisonderwijs gestalte moet krijgen.
Wat ontbreekt zijn concrete voorbeelden van geslaagde lessen of lesprogramma’s voor middelbare scholieren die wél voldoen aan de strenge eisen die in dit boek worden gesteld. Dat is zeker een gemis, juist ook omdat de auteurs de urgentie ervan zo overtuigend uiteenzetten.
Antisemitisme
Dat neemt niet weg dat de bundel aanzet tot nadenken. Hoe belangrijk een goed begrip van zowel de continuïteiten als de verschillen is, komt misschien nog wel het beste naar voren in het artikel van Pearce, Foster en Pettigrew over antisemitisme en Holocaust-educatie. Zij zetten vraagtekens bij de veronderstelling dat (meer) lessen over de Holocaust ook automatisch een passend antwoord vormen op het toegenomen antisemitisme.
De auteurs wijzen erop dat stereotype beeldvorming over Joden niet automatisch verdwijnt wanneer jongeren onderwijs krijgen over de Holocaust. En dat het vaak aan kennis ontbreekt – ook onder docenten – over de langere geschiedenis van het antisemitisme en de religieuze, raciale en politiek-ideologische uitingsvormen die deze in verschillende periodes heeft gekend.
Pearce, Foster en Pettigrew benadrukken terecht dat in hedendaagse complottheorieën weliswaar allerlei oude vooroordelen een rol spelen, maar de context waarin ze worden geuit met de tijd verandert. Zo vinden in Nederland tegenwoordig vooral veel incidenten plaats bij spreekkoren van voetbalsupporters, bij debatten over de politieke spanningen in het Midden-Oosten en, meer recentelijk, in het kader van complottheorieën over de COVID-19-epidemie.8
De recente toename van antisemitische incidenten in ons land deed minister Ferdinand Grapperhaus van Veiligheid en Justitie onlangs besluiten om vanaf 2021 een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding aan te stellen. En voor mijn collega’s bij de Anne Frank Stichting vormt deze trend aanleiding om dit jaar opnieuw de omvang en context van antisemitische incidenten in het onderwijs in kaart te brengen en te analyseren.9
Empirisch onderzoek
De bundel Holocaust Education geeft ook voor dit geplande onderzoek een aantal belangrijke overwegingen mee. Zo pleiten de Britse auteurs enerzijds voor empirisch onderzoek naar de opvattingen van jongeren over antisemitisme en de ‘sociale, culturele en politieke context waaraan zij deze verbinden’. Anderzijds benadrukken ze dat het daar niet bij moet blijven en dat onderzoeksresultaten moeten worden gebruikt voor het trainen van docenten en het ontwikkelen van lesmateriaal.
Holocaust Education laat overtuigend zien hoe belangrijk het is om stil te staan bij de vraag wat we jongeren eigenlijk willen leren over de Holocaust. En ook dat empirisch onderzoek onmisbaar is om te bepalen wat hierbij wel en wat geen zinvolle aanpak is. De auteurs bepleiten overtuigend dat er in het onderwijs over de Holocaust meer aandacht moet komen voor ideologie, antisemitisme en de diversiteit aan ervaringen en motieven van daders, slachtoffers en omstanders.
Bovendien bieden zij allerlei relevante aanknopingspunten voor verder onderzoek. Dat alleen al maakt Holocaust Education een waardevol boek. Maar hoe een geschiedenisles over de Holocaust op een verantwoorde manier kan worden gecombineerd met een kritische bespreking van de actualiteit? Die vraag heeft een bevredigender antwoord nodig dan in deze bundel wordt gegeven.
Over de auteur
Bas von Benda-Beckmann (1976) is historicus en als senior onderzoeker verbonden aan de Anne Frank Stichting, waar hij zich bezighoudt met de geschiedenis van de onderduikers uit het Achterhuis en hun sociale omgeving.
Met dank aan mijn collega’s Jurmet Huitema-de Waal en Karen Polak voor hun inhoudelijke commentaar, aanvullingen en toelichting op het geplande antisemitisme-onderzoek van de afdeling Educatieve Projecten van de Anne Frank Stichting.
Noten
1. In 2020 bracht het UCL Centre for Holocaust Education voor het Britse onderwijs een lesboek uit voor leerlingen tussen de 11 en 14 jaar (‘Key Stage 3’): Understanding the Holocaust at KS3: How and why did it happen?
2. De belangrijkste daarvan is deze grootschalige studie: Foster e.a., What do students know and understand about the Holocaust? Evidence from English Secondary Schools (Londen 2016).
3. Kijk hier voor de verschillende online gepubliceerde onderzoeken.
4. IHRA, Research in Teaching and Learning about the Holocaust (2017)..
5. Marc van Berkel, Wat weten Nederlandse jongeren over de Tweede Wereldoorlog? (HAN 2018); Zie ook: Marc van Berkel, Plotlines of Victimhood. The Holocaust in Dutch and German textbooks, 1960-2010 (Nijmegen 2018).
6. In Nederland stellen historici zich traditioneel terughoudender op, maar zijn ook enkele vergelijkbare discussiestukken verschenen naar aanleiding van het electorale succes van Thierry Baudets Forum voor Democratie. Bijvoorbeeld in Trouw en op Over de muur. Recent laaide deze discussie opnieuw op na de verspreiding van antisemitische grappen en uitspraken onder leden van FvD, inclusief Baudet zelf, zo benadrukten partijleden.
7. Zie bijvoorbeeld Timothy Snyder in The Guardian en, meer recent in de New York Times. Andere voorbeelden zijn Mark Mazower in Financial Times; en Richard Evans in The Guardian.
8. Zie bijvoorbeeld Ron van Wonderen & Willem Wagenaar,‘Antisemitisme onder jongeren in Nederland, Oorzaken en triggerfactoren’ (Anne Frank Stichting/Verweij Jonker Instituut, april 2015).
9. Hierin wordt voortgebouwd op een eerder onderzoek uit 2013. Zie: Van Wonderen & Wagenaar, ‘Antisemitisme onder jongeren in Nederland’ en het onderzoek bij de Anne Frank Stichting.
Foto bovenaan artikel
Rechtspopulisme in de Verenigde Staten. Tijdens een demonstratie van de conservatieve The Tea Party wordt Obamacare vergeleken met facisme. Bron: Fibonacci Blue from Minnesota, USA op Wikimedia Commons, CC BY 2.0