“Holocaust-educatie op locatie maakt de geschiedenis tastbaar”

Artikel

door Mirjam Janssen – leesduur 9 minuten

Met busladingen tegelijk komen scholieren naar historische locaties zoals Nationaal Monument Kamp Vught en de Hollandsche Schouwburg. De schokkende geschiedenis van deze plaatsen raakt hen vaak diep. Maar weten ze daarna echt meer over de Holocaust? Een paar betrokken deskundigen reflecteren op die vraag.

De IHRA – de International Holocaust Remembrance Alliance – noemt in het onlangs verschenen Recommendations for Teaching and Learning about the Holocaust een aantal belangrijke doelen van Holocaust-onderwijs: het kennisniveau van leerlingen over deze geschiedenis vergroten en de herinnering aan de vervolgde en vermoorde groepen levend houden. Ten slotte dienen scholieren te leren reflecteren op de relevantie van de geschiedenis van de Holocaust voor bepaalde belangrijke politieke en morele thema’s vandaag de dag.1

Marc van Berkel, docent aan de lerarenopleiding geschiedenis van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, vertelt dat docenten steeds meer de nadruk leggen op dat laatste aspect. Ze willen dat hun leerlingen lessen trekken uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog  – leren van. En leerlingen zelf willen dat ook, zo blijkt uit onderzoek van Van Berkel. 56 procent van de jongeren is geïnteresseerd in de Tweede Wereldoorlog en zeven op de tien menen dat ze ervan kunnen leren. Maar: ze hebben vaak weinig feitenkennis – het ontbreekt dus aan leren over.

IHRA Recommendations for Teaching and Learning about the Holocaust. Foto: IHRA

Lichtpuntjes

Docenten kiezen dikwijls voor een bezoek aan een locatie als Nationaal Monument Kamp Vught, een van de drie voormalige Nederlandse concentratiekampen die nu te bezoeken zijn als herinneringscentrum, om hun leerlingen meer over de oorlog te leren. Maar wat voor soort kennis kunnen deze bezoeken bijdragen, en hoe wordt die kennis overgebracht?

“Scholen komen hier graag omdat een authentieke plek als deze echt iets toevoegt aan hun beleving en hen in staat stelt een brug naar het verleden te slaan,” vertelt directeur Jeroen van den Eijnde. “Kinderen vertonen soms uitgelaten schoolreisjesgedrag als ze hier aankomen, maar tijdens de rondleiding worden ze geraakt door de plek en het verhaal.” Alle nadruk ligt op de locatie, dat is volgens hem ook de wens van de scholen. “Ze komen hier voor de plek; die willen ze ervaren. De rondleiding voor scholen is daarom helemaal daaraan gewijd.

Per niveau kijken we wat passend is. Aan basisschoolkinderen vertellen we niet over de 74 vrouwen die hier een nacht werden opgesloten in één krappe cel. We vertellen het verhaal ook nooit zo dat het alleen maar naargeestig is. Er zijn ook lichtpuntjes: mensen toonden moed en solidariteit, en er ontstonden vriendschappen.”

Van Berkel stelt dat het belangrijk is om de historische context goed uit te leggen en dat kan bij jongeren heel goed aan de hand van dergelijke persoonlijke verhalen. Ook Kamp Vught werkt zo. Van den Eijnde: “We vertellen het verhaal van deze plek aan de hand van persoonlijke belevenissen van kinderen. Een daarvan is Roosje Mozes, een meisje dat hier echt heeft verbleven. Dat maakt het heel concreet voor leerlingen. De naam van Roosje op het kindermonument glimt door de vele vingers die eroverheen hebben gewreven.”

Een gedeelte van het terrein van Nationaal Monument Kamp Vught met onder meer het Kindermonument en een replica van een wachttoren. Foto: Bertknot op Wikimedia Commons (CC BY-SA 2.0)

Geen gruwelijke beelden

In reguliere jaren ontvangt Kamp Vught ruim 70.000 bezoekers, waarvan de helft uit scholieren bestaat. Er zijn aparte programma’s voor zevende- en achtstegroepers en voor middelbare scholieren. Het expositiegebouw van het kamp is in 2019 helemaal vernieuwd met drie aparte ontvangstruimtes voor scholieren.

Individuele bezoekers maken ook een rondgang door het hoofdgebouw, terwijl de scholieren een eigen route volgen en zich concentreren op de buitenruimte. Juist daar staan de elementen die grote indruk maken, zoals de wachttorens, een nagebouwde barak en een monument ter herdenking van de 1269 kinderen die in juni 1943 vanuit het kamp naar Sobibor werden gedeporteerd.

De interactieve tentoonstelling Kind onder Vuur, oorlog en vrijheid in Nationaal Monument Kamp Vught. Foto: Max Kneefel

Maar hoe vertel en verbeeld je die vaak gruwelijke verhalen op een passende manier? Bij de nieuwe indeling van Kamp Vught is gebruikgemaakt van de eigen educatieve ervaringen en van de adviezen van twee panels van experts, één voor educatie en één voor museale aspecten. Van den Eijnde: “Op hun advies tonen we geen gruwelijke foto’s, maar benoemen de vreselijke gebeurtenissen in toelichtende teksten. Ook ervaringen elders leren dat dat beter is: bij het Washington Memorial hadden ze aanvankelijk afscheidingswanden gezet bij gruwelijke foto’s, maar al gauw trokken die juist mensen aan.”

Van Berkel ondersteunt deze aanpak. “Gruwelijkheden kunnen traumatiserend zijn voor kinderen, zeker als ze zelf uit een oorlogsregio komen of andere geweldservaringen hebben. Verschillende onderzoekers menen daarnaast dat het gebruik van horrorbeelden het tegenovergestelde effect kan hebben van wat wordt beoogd. Jongeren kunnen hierdoor juist ‘verdoofd’ raken.” Van Berkel noemt hierbij onder meer het onderzoek van Elaine Culbertson uit 20162 en dat van Cornelia Brink uit 2000,3 naast het werk van Shulamit Imber, Holocaust-expert van Yad Vashem.

Tien fasen van genocide

Ook het Nationaal Holocaust Museum, onderdeel van het Joods Cultureel Kwartier in Amsterdam, trekt veel schoolklassen. Het museum heeft drie jaar proefgedraaid en gaat in 2022 officieel open. “We streven naar 150.000 bezoekers,” zegt educatief medewerker Inger Schaap, “van wie er ongeveer 20.000 scholieren tussen de tien en zestien jaar zullen zijn.”

Het museum omvat deportatieplaats de Hollandsche Schouwburg en de voormalige Hervormde Kweekschool ertegenover, vanwaar 600 Joodse kinderen werden weggesmokkeld en zo aan de vernietigingskampen ontkwamen. Een geschiedenis die diepe indruk maakt op de scholieren, vooral als ze op de plek staan waar de Joodse kinderen werden overgedragen aan het verzet.

Ontwerp van het nieuwe Nationaal Holocaust Museum. Foto: Nationaal Holocaust Museum

Bij de educatieve opzet gebruikt het museum de theorie van de Amerikaanse jurist Gregory Stanton als kapstok. Stanton vatte het proces van genocide samen in een model dat tien ‘voorspelbare, maar niet onomkeerbare’ stappen onderscheidt.  Onderzoek heeft aangetoond dat een stapsgewijze uitleg de Holocaust beter te begrijpen maakt. Anders blijft het voor veel leerlingen toch te abstract.

Schaap: “Tijdens de pilotfase hebben we jongeren opdrachten laten uitvoeren met behulp van Stantons model. We vroegen hen de verschillende fasen te onderzoeken en de mogelijkheden tot verzet te benoemen. Daarna legden we de link naar de actualiteit. Wat zien ze vandaag de dag? Wat kunnen ze doen? Jongeren zien zo bijvoorbeeld dat wij-zij-denken een eerste stap is. We proberen het natuurlijk niet te veel te vereenvoudigen. Pesten bijvoorbeeld leidt niet automatisch tot genocide.”

Het bezoek aan het Nationaal Holocaust Museum is voor veel scholen onderdeel van een lessenreeks. Het museum biedt een voorbereidend programma dat context geeft, al maken lang niet alle docenten daar gebruik van – vaak kiezen ze een eigen aanpak. De leerlingen worden ontvangen door educatief medewerkers en rondleiders die uitgaan van de zogeheten I ASK-methode, die erop is gericht een dialoog tussen de rondleider en de toehoorders te bereiken. Vervolgens stemmen de rondleiders hun verhaal af op het kennisniveau en de vragen van de groep.

Ongepaste opmerkingen

Volgens terugkerende berichten in de media hebben docenten moeite om in lessen de Holocaust nog ter sprake te brengen omdat sommige groepen daar niet over zouden willen horen. “Dat is niet aangetoond in onderzoek”, zegt Van Berkel. Hij promoveerde in 2017 op de weergave van de Holocaust in Nederlandse en Duitse leermiddelen. Momenteel doet hij onderzoek naar de relevantie van Holocaust- en oorlogseducatie voor het burgerschaps- en geschiedenisonderwijs. Daarvoor heeft hij inmiddels 60 docenten en 1500 leerlingen ondervraagd.

“Van de docenten die ik heb gesproken, heeft bijna niemand te maken met Holocaust-ontkenning. Er zullen kinderen zijn die thuis met anti-Joodse gevoelens worden opgevoed, maar die gedragen zich over het algemeen niet militant. Misschien geloven ze gewoon niet dat de Holocaust heeft plaatsgevonden. Als ze zich toch afwijzend opstellen, zou ik aanraden met hen in gesprek te gaan.”

Ook Van den Eijnde en Schaap merken weinig van Holocaust-ontkenning. Van den Eijnde: “Wel krijgen we soms ongepaste opmerkingen. Dan noemen ze de ovens in het crematorium bijvoorbeeld ‘pizza-oven’. Een deel van onze vrijwillige rondleiders heeft trainingen van de Anne Frank Stichting gevolgd om hiermee om te gaan. Ze werken volgens de LSD-methode: Luisteren, Samenvatten en Doorvragen. Ze herhalen en herformuleren zo’n opmerking, vragen een bevestiging van hun samenvatting en stellen daar een vraag over. Zo proberen ze erachter te komen waarom een leerling zich op deze manier uitlaat. Vervolgens bespreken ze waarom deze opmerking als kwetsend kan worden ervaren of ongepast is.”

In het Holocaustmuseum wordt ook daarvoor de I ASK-methode ingezet. Schaap: “Het Israëlisch-Palestijnse conflict roept soms reacties van jongeren op. In zulke gevallen stellen we vragen, maar we veroordelen hen niet. We laten leerlingen altijd in hun waarde.”

Leerlingen raadplegen het Joods Monument, een online monument voor de Nederlandse slachtoffers van de Holocaust. Foto: David Rozing

Tastbare geschiedenis

De vraag blijft wat Holocaustlessen op locatie nu precies opleveren. De impact van deze vorm van educatie is moeilijk vast te stellen, erkent Schaap. “De verwachtingen zijn torenhoog, net als bij het burgerschapsonderwijs. Het streven is ‘betere burgers’ te maken, maar dat kan nooit in één bezoek. Het gaat meer om kleine speldenprikjes tijdens het hele onderwijstraject, waarin leerlingen worden gewezen op hun eigen verantwoordelijkheid en het belang van democratische waarden.”

Omdat Holocaust-onderwijs tegenwoordig vaak wordt ingezet voor andere zaken, zoals maatschappelijke bewustwording, boeten leerlingen volgens haar in aan kennis. “Om de Holocaust echt te begrijpen, moeten ze ook de feiten kennen. We moeten waken voor de instrumentalisering van de Holocaust.”

Van den Eijnde en Van Berkel beamen dat. Maar leveren lessen op locatie ook meer kennis op – de eerste aanbevolen stap in de richtlijnen van de IHRA? Volgens Van Berkel niet per se.  “Als ik leerlingen vraag wat hun kennisbronnen zijn als het over de Holocaust gaat, verwijzen ze meestal naar het onderwijs en speelfilms. Ze noemen musea en herdenkingsinstellingen veel minder.”

Toch betekent dat volgens hem niet dat het onderwijs op een historische locatie zinloos is. Ze leren er misschien niet altijd over, maar zeker wel van de Holocaust. “Vaak komen er scholen uit de regio op bezoek. De leerlingen ondervinden daardoor dat de vreselijke geschiedenis van vervolgingen zich ook in hun buurt heeft afgespeeld. Dat maakt geschiedenis tastbaar. Dat is heel belangrijk, want steeds minder jongeren hebben opa’s en oma’s die de oorlog nog hebben meegemaakt. Zo gaat de oorlog toch voor hen leven.”

Over de auteur

 

Mirjam Janssen. Foto: Anne van Gelder

Mirjam Janssen heeft geschiedenis gestudeerd en is medewerker van Historisch Nieuwsblad. Ze schreef Liefde in de Lage Landen. Een portret van Nederland in 15 huwelijken (Spectrum, 2020). Daarnaast verzorgt ze schrijfcursussen, onder meer de workshop “Schrijven over geschiedenis”.


Noten

1 IHRA, Recommendations for Teaching and Learning about the Holocaust (International Holocaust Remembrance Alliance, 2015). Binnenkort verkrijgbaar in het Nederlands. Hier gratis te downloaden.

2  Elaine Culbertson, ‘A Reflection on the Use of Iconic Holocaust Resources’. In Essentials of Holocaust Education: Fundamental Issues and Approaches, red. Samuel Totten en Stephen Feinberg. Routledge/Taylor & Francis Group, 2016.

3  Cornelia Brink, ‘Secular Icons: Looking at Photographs from Nazi Concentration Camps’. History and Memory 12, nr. 1 (2000).


Verder lezen

M.L.F. van Berkel, Wat weten Nederlandse jongeren over de Tweede Wereldoorlog? Een onderzoek naar kennis, kennisbronnen en attitudes van Nederlandse scholieren in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs (2018).

Marc van Berkel, ‘De toekomst van educatie over de Holocaust: zijn de lessen van Auschwitz geschikt voor burgerschapsvorming?’. In: Kennisbasis Lerarenopleiders, katern 6: vorming in de lerarenopleiding (VELON 2018), p. 149-160.


Foto boven aan artikel

De nieuwe vaste tentoonstelling in Nationaal Monument Kamp Vught met aandacht voor het bunkerdrama. Bron: Nationaal Monument Kamp Vught / DigiDaan