Verboden te vliegen

Oorlog verbeeld

door Britta C. Jung – leesduur 6 minuten

Kunst kan de complexiteit van ingrijpende oorlogsverschrikkingen zeer aansprekend in beelden vatten én ons beeld van de geschiedenis doen kantelen. In deze rubriek belichten we daarom steeds een theaterstuk, tentoonstelling, film of andere kunstuiting waarin de herinnering aan 20e-eeuwse oorlogen een belangrijke rol speelt.

Dit keer: Verboden te vliegen van Martine Letterie. Hoe gaat dit boek voor beginnende lezers om met de vragen die spelen rond de representatie van oorlog, nationaalsocialisme en de Holocaust in de jeugdliteratuur?

Een van de meest bekende en productieve kinderboekenschrijvers van de afgelopen jaren is Martine Letterie. Na enkele boeken voor pre-tieners en tieners te hebben geschreven, ging Letterie in de afgelopen jaren de uitdaging aan om boeken over oorlog te schrijven voor beginnende lezers. Ze heeft inmiddels in samenwerking met illustrator Rick de Haas twee (voorlees)boeken voor kinderen vanaf 6 jaar geschreven. In 2019 publiceerde ze Verboden te vliegen, dat werd bekroond met de Thea Beckmanprijs 2020 voor het beste historische kinderboek.

Je zou kunnen stellen dat er maar weinig uitingsvormen zijn waarin duidelijker wordt hoe een land bij zijn verleden stilstaat dan in de teksten die volwassenen voor hun kinderen schrijven. In dergelijke teksten zijn literair-esthetische én pedagogische principes immers allebei belangrijk. In Nederland hebben verschillende jeugdboeken een belangrijke rol gespeeld in het verbeelden van oorlog, nationaalsocialisme en de Holocaust voor kinderen en jongeren.

Denk bijvoorbeeld aan Clara Asscher-Pinkhofs Sterrekinderen uit 1946, Beene Dubbelboers Geheim verzet uit 1964, Jan Terlouws Oorlogswinter uit 1972, Ida Vos’ Wie niet weg is wordt gezien uit 1981 en Ron Langenus’ Het verborgen dorp uit 1997. Sommige van deze titels zijn nog altijd moderne klassiekers van de jeugdliteratuur. Gezien in de context van hun tijd reflecteren ze op de heersende (nationale) herinneringscultuur en de algemene opvatting over wat wel of niet passend is in jeugdliteratuur.

Uit Verboden te vliegen. Illustratie van Rick de Haas. Bron: WPG Kindermedia

Intrinsieke spanning

Literatuurwetenschapper Katrien Vloeberghs constateerde ooit dat er geen enkel ander literair genre is dat zich zo sterk verzet tegen de representatie van oorlog, nationaalsocialisme en de Holocaust als literatuur voor kinderen (en in zekere mate die voor jongeren), omdat de cognitieve en emotionele capaciteiten van het leespubliek en de gruweldaden van dit tijdperk gewoon niet bij elkaar passen.1

Of, zoals de Israëlische pedagoog Chaim Schatzker het stelt: “The problem is how to present the truth without causing dangerous mental consequences – how to impress without traumatizings.”2 Ondanks deze intrinsieke spanning kent jeugdliteratuur een lange traditie als het gaat om de representatie van deze historische ervaring.

Volgens Vloeberghs staan bij schrijvers van jeugdboeken over het Derde Rijk drie clusters vragen centraal. Allereerst: welke kennis mogen zij van hun lezers verwachten en welke moeten zij overdragen (epistemologie)? Ten tweede: hoe ver mogen zij gaan in deze kennisoverdracht en zijn er details die maar beter worden weggelaten (psychologie)? Ten derde: in hoeverre bewerkstelligen zij met het verhaal nog continuïteit en wordt het verhaal (ook) als hoopgevend gepresenteerd, ondanks de vreselijke gebeurtenissen die worden omschreven (ethiek)?

Elke generatie van jeugdboekenschrijvers verhoudt zich opnieuw tot deze vragen. Ook auteurs die gedurende een lang schrijversleven meerdere malen over deze thematiek schrijven, moeten zich er steeds opnieuw toe verhouden, omdat er steeds weer een nieuwe generatie lezers klaarstaat met net nieuwe behoeften.

Laten we eens kijken hoe Letterie omgaat met deze vragen in Verboden te vliegen.

Duiven in de achtertuin

In Verboden te vliegen staat het ‘gewone leven’ tijdens de bezetting centraal. Al komen er wel enkele toespelingen op de Jodenvervolging in voor, het boek beschrijft vooral de belevenissen van de Brabantse familie Fiedel voor en tijdens de oorlog. Het doet dit vanuit het perspectief van Fietje, een van de kinderen uit het gezin, en deels door de ogen van de (wedstrijd)duiven die de Fiedeltjes in hun achtertuin houden – vaderduif Jules en zijn zoon Charlie. De climax van het boek is de capitulatie van het Duitse leger en de bevrijding van Nederland op 4 en 5 mei 1945.

Uit Verboden te vliegen. Illustratie van Rick de Haas. Bron: WPG Kindermedia

In verschillende episodes dringen de politieke en militaire ontwikkelingen het dagelijks leven van de Fiedeltjes en hun duiven binnen. Allereerst in de vorm van groeiende wrok tegenover de Duitsers, daarna in de vorm van de Duitse invasie, de inbeslagname van bezittingen en de introductie van de Nederlandse arbeidsdienst. Ook verbaast Fietje zich over de twee onbekende kinderen die plotseling op de boerderij van haar oom en tante wonen en nooit naar buiten gaan – een toespeling op de Jodenvervolging, die gespiegeld wordt in de gebeurtenissen met de duiven. Zo worden de duiven eerst als gevaar geclassificeerd en geregistreerd en dan later door de Duitsers weggevoerd.

Fietje en haar gezin laten echter zo veel mogelijk duiven onderduiken in een geheime schuilruimte in hun huis of bij kennissen over de Nederlands-Belgische grens. Helaas kunnen niet alle duiven worden gered en enkele vogels, waaronder Jules’ vrouw Cornelia en hun dochter Alice, worden naar een onbekende locatie gebracht. Slechts een paar keren na de oorlog terug. Toch eindigt Verboden te vliegen op een positieve noot met een vliegwedstrijd.

Vliegwedstrijd

Deze korte inhoudsbeschrijving laat al duidelijk zien hoe Letterie de epistemologische, psychologische en ethische vragen oppakt die Vloeberghs onderscheidt. Passend bij de leeftijd van haar jonge lezers beschrijft Letterie het gewone leven en de buitengewone gebeurtenissen van het tijdperk vanuit een kinderlijk en dierlijk perspectief. Het duivenperspectief heeft een grappig effect doordat de relatie van mens en dier op zijn kop wordt gezet.

Terwijl specifieke kennis en begrippen worden overgedragen (epistemologie), wordt naar andere duiven en vooral de Jodenvervolging slechts zijdelings verwezen. Het daadwerkelijke geweld vindt plaats buiten de bladzijden van het boek en wordt ook niet gevisualiseerd (psychologie). Door het eindpunt van het verhaal, de wedstrijd waarin Charlie in de voetsporen van zijn vader Jules treedt als record-brekende wedstrijdduif, zorgt Letterie voor continuïteit. Het feit dat er na een tijdje van letterlijke en figuurlijke duisternis weer licht is en de duiven weer vrij kunnen vliegen, benadrukt een uiteindelijk positieve blik op leven (ethiek).

Uit Verboden te vliegen. Illustratie van Rick de Haas. Bron: WPG Kindermedia

Door de bijzondere manier waarop het boek literair-esthetische en pedagogische principes met elkaar verbindt, biedt Verboden te vliegen veel aanknopingspunten voor het historisch en literair onderwijs. Aan de ene kant kan het boek helpen een historisch besef van de Tweede Wereldoorlog en het alledaagse leven in die tijd te ontwikkelen.

Aan de andere kant kunnen scholieren hun leesvaardigheid en literaire vaardigheden oefenen. De bladzijden bevatten op het eerste gezicht voor jonge lezers veel tekst in een redelijk klein lettertype, maar de episodische structuur en heldere schrijfstijl met directe dialogen, de illustraties en het meeslepende verhaal voorkomen een overbelasting van jonge lezers en bevorderen het leesplezier. Mooie details, zoals de kleine plaatjes boven de paginanummers, bieden de jonge lezers een visuele oriëntatie tussen de verschillende perspectieven van Fietje en de duiven.

Oudere lezers, die al een beetje meer weten over de Tweede Wereldoorlog, zullen zelf misschien al de conclusie trekken dat met de duiven hetzelfde gebeurde als met de Joden. Daarom zou de nadruk bij oudere lezers vooral op de historische dimensie kunnen liggen in plaats van de literaire dimensie. Hier kunnen dan ook de kennisgaten meer opgevuld worden en kan de vraag naar continuïteit en de individuele en collectieve impact van de oorlog centraal worden gesteld.

Over de auteur

 

Britta C. Jung

Britta C. Jung is een Irish Research Council Postdoctoral Fellow aan het UCD Humanities Institute in Dublin. In 2015 promoveerde ze aan de Rijksuniversiteit Groningen en de University of Limerick met een proefschrift over de representatie van het Derde Rijk in de Duitse jeugdliteratuur.


Noten

1. Katrien Vloeberghs, ‘Pedagogie van de herinnering. De Holocaust in de jeugdliteratuur vandaag’. In: Les cahiers de la mémoire contemporaine/Bijdragen tot de eigentijdse herinnering, 2004 (5), p. 63-76 (64).

2. Chaim Schatzker in: Michael Wermke, Jugendliteratur über den Holocaust, (Göttingen, 1999), p. 116.


Foto boven aan artikel

Cover Verboden te vliegen. Bron: WPG Kindermedia