‘Koppel Holocaust op scholen aan vluchtelingenvraagstuk’

Interview

door Marlies Dinjens – leesduur 12 minuten

Hoe blijft de Holocaust levend in de herinneringscultuur in Nederland? Is het wenselijk om het onderwerp op scholen te koppelen aan actuele kwesties zoals het vluchtelingenvraagstuk? En welke rol spelen gedenkmonumenten? Marlies Dinjens sprak met Cleveringa-hoogleraar Katja Happe en Wichert ten Have van de International Holocaust Remembrance Alliance over de herdenkingscultuur anno 2020.

Aan het Zwitserse Meer van Genève spraken regeringsleiders van 32 landen in 1938 over de opvang van Joodse vluchtelingen. De Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt had de wereldleiders uitgenodigd om naar het schilderachtige kuuroord Évian te komen, te midden van de bossen, voor overleg over het verhogen van de immigratiequota.

Het was een van de meest treurniswekkende bijeenkomsten over vluchtelingen ooit, constateerde de Militaire Spectator twee jaar geleden in een artikel. De ene na de andere regeringsvertegenwoordiger sprak “gloedvol” over het verschrikkelijke lot van de Joden, om vervolgens de redenen op te sommen waarom zijn land “helaas niet in de positie was om hulp te bieden”.

Kan en mag je een parallel trekken tussen de Holocaust en het hedendaagse vluchtelingenvraagstuk? En is dit een goed uitgangspunt voor lessen op de middelbare school, bijvoorbeeld bij het vak Burgerschap? Het is een van de vragen die aan de orde komen in een gesprek met Katja Happe en Wichert ten Have.

Zeker, zo meent de laatste, speciaal adviseur van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA). Binnen deze ngo werken experts en politici/diplomaten uit bijna alle Europese landen, Israël, de Verenigde Staten, Canada, Argentinië en Australië samen aan educatieve projecten en onderzoek rond de herdenking van de Holocaust.

“Regeringsleiders voeren nu geregeld internationaal overleg over de vluchtelingencrisis”, zegt Ten Have. “Je kunt meteen een parallel trekken naar hoe dat vlak voor de Tweede Wereldoorlog is gegaan. Dit is een heel belangrijk element in de context van de herdenking van de Holocaust die kan bijdragen aan hoe we aankijken tegen het opvangen van vluchtelingen in deze tijd.

Natuurlijk zijn de verschillen tussen de Holocaust en het vluchtelingenvraagstuk groot, maar het gaat erom dat je mensen aan het denken zet over de gevolgen van wel of niet handelen of van het treffen van bepaalde maatregelen.”

De experts van de IHRA hebben zich al vaak gebogen over de vraag hoe de Holocaust aan bod zou moeten komen in het onderwijs. “Herdenking van en aandacht voor de Holocaust kan en moet niet zonder na te denken over de betekenis die deze geschiedenis heeft voor de eigen tijd”, vindt Ten Have. Vooral in het onderwijs, dat een grote rol speelt bij het levend houden van de herinneringen aan de Holocaust onder de jongere generaties.

Recommendations on Teaching and Learning about the Holocaust. Foto: IHRA

In dat kader formuleerde IHRA onlangs de Recommendations on Teaching and Learning about the Holocaust. Docenten en specialisten op het gebied van Holocauststudies concludeerden namelijk dat het voor leraren makkelijker zou zijn als er richtlijnen zijn over hoe dit onderwerp binnen het onderwijs moet worden behandeld. “In veel landen is er natuurlijk vrijheid van onderwijs en kun je als overheid niet opleggen wat er precies in de les moet worden behandeld. Maar het is wel mogelijk om richtlijnen te schetsen en dat is hiermee gebeurd.”

In gesprek met verveelde pubers

Katja Happe werd dit jaar geïnstalleerd als Cleveringa-hoogleraar en schreef het monumentale werk Veel valse hoop. Dit in 2018 verschenen boek wordt inmiddels gezien als een van de standaardwerken over de Jodenvervolging in Nederland. Maar Happe is ook ervaringsdeskundige als het gaat om met kinderen en jongeren spreken over de Holocaust. Zij stipt het thema vaak aan als ze schoolklassen rondleidt in het voormalige kamp in Ladelund, Duitsland.

Kamp Ladelund was een buitenkamp van het concentratiekamp Neuengamme en bestond slechts kort, van 1 november tot 16 december 1944. Er waren meer dan 2000 gevangenen in het kamp, die moesten werken aan de Friesenwall, een verdedigingslinie. Ook mannen die waren opgepakt tijdens de razzia in Putten kwamen hier om het leven.

Happe: “Ik zeg tijdens die rondleidingen altijd: het gaat hier in Ladelund om aandacht voor het respect en waarden van de mens. Vervolgens is het natuurlijk een belangrijke vraag hoe het zit met het hedendaagse respect ten opzichte van andere mensen, ten opzichte van vluchtelingen. Het eerste artikel uit de Duitse grondwet stelt dat de menselijke waardigheid onaantastbaar is. Dat geldt voor alle mensen, dus ook voor vluchtelingen. Zo kun je dus op een goede manier een koppeling maken tussen het herdenken in Ladelund, de herinneringen aan het nationaalsocialisme en het verhaal van vluchtelingen.”

Natuurlijk zijn er soms verveelde pubers die weinig belangstelling kunnen opbrengen voor wat ze zien in het kamp, maar die zijn gelukkig in de minderheid, stelt Happe. “Ik benadruk ook altijd dat ze alles mogen vragen. Als ze daarop kunnen vertrouwen als je met hen in gesprek gaat, worden ze vaak opener. Dan uiten ze hun mening en vragen echt door. Dat is altijd spannend en goed.”

Burgerschapsonderwijs

Op sommige scholen met leerlingen van verschillende etnische achtergronden vinden geschiedenisdocenten het lastig om de Holocaust in de les te behandelen. Uit onderzoek uit 2010 van weekblad Elsevier en onderzoeksbureau ResearchNet onder 339 docenten bleek dat een op de vijf docenten in de vier grote steden weleens heeft meegemaakt dat hij of zij de Holocaust niet of nauwelijks ter sprake kon brengen, omdat met name islamitische leerlingen daar moeite mee hadden.

Ten Have: “In de richtlijnen die we uitbrachten komt het verschil in culturele afkomst als aandachtspunt aan de orde , en later gaan we het nog uitgebreider behandelen. We noemen nadrukkelijk dat je rekening moet houden met andere achtergronden en leerlingen niet in een hoek moet drukken, maar moet proberen om het onderwerp met begrip én verduidelijking te benaderen.”

Hoe doe je dat het slimste? “Door te bevragen in welke context de Holocaust in Nederland plaats kon vinden. De rechtsstaat wankelde, verdween in een aantal opzichten. Dat betekende dat individuele rechten en ook rechten van bevolkingsgroepen niet meer verdedigd werden door de overheid. Wat rechtsstaat en de democratie inhouden en hoe groot hun waarde is, dat zijn natuurlijk kernpunten van het burgerschapsonderwijs.”

Hologram-getuigenissen

Ten Have ziet bij het levend houden van de herinneringen aan de Holocaust voor jongeren een onmiskenbare rol weggelegd voor de tweede en derde generatie. “Zij kunnen bijvoorbeeld op scholen vertellen over hun verwerking van het oorlogsverleden, of over de verhalen die ze gehoord hebben van ouders of grootouders. Na de oorlog werd er natuurlijk weinig gesproken over de ervaringen in de kampen, maar later vertelden de overlevenden tegen de kleinkinderen vaak meer. Die generatie kan die verhalen weer doorgeven.”

Maar ook technische middelen kunnen worden ingezet om kennis over de Holocaust te delen. In de jaren ‘90 legde cineast Steven Spielberg met zijn stichting Survivors of the Shoah wereldwijd getuigenissen vast van maar liefst 50.000 overlevenden van de Holocaust. Ook in Nederland spraken 55 interviewers met ruim 1000 mensen. Ten Have: “Ik was onlangs in Los Angeles bij de stichting van Spielberg en zag daar dat van een aantal getuigenissen hologrammen zijn gemaakt, waardoor ze op een interactieve manier kunnen worden gebruikt.

Opnames voor het Hologram-project ‘Take a Stand Center’ van het USC Shoah Foundation in samenwerking met het Illinois Holocaust Museum. Foto: Illinois Holocaust Museum

Het lijkt net alsof iemand echt voor je op een podium zit. Scholieren kunnen ook vragen stellen aan getuigen, bijvoorbeeld een vraag als ‘Had je altijd honger in het concentratiekamp?’ In de enorme hoeveelheid interviews wordt dan gezocht naar antwoorden van getuigen op deze vraag. Het is bijna alsof je met een ooggetuige communiceert. Dit soort audiovisuele middelen zullen in de toekomst ongetwijfeld een grotere rol gaan spelen.”

Het gevaar van versimpeling

Bij het koppelen van een precair onderwerp als de Holocaust aan een actueel vraagstuk is het wel van groot belang om de historische context niet uit het oog te verliezen, benadrukt Ten Have.

“Het is zaak om ervoor te zorgen dat de Holocaust in de aandacht blijft, maar er tegelijkertijd voor te waken dat het beeld van deze uitroeiingsmachinerie niet verdraaid, versimpeld of vervalst wordt. Eerlijk gezegd is dat tegenwoordig een groter gevaar dan het ontkennen van de Holocaust, dat vooral in de marges gebeurt.”

Ten Have doelt hier op de vergelijking die steeds vaker gemaakt wordt tussen de uitroeiing van de Joden en de andere slachtoffers die vielen tijdens de oorlog. “Zo van: ‘Onder de Russen zijn ook veel doden gevallen en onder de Duitsers ook; die Russen waren tegenover de Duitsers ook geen lieverdjes.’ Mensen verdraaien hiermee het feit dat de Holocaust, het welbewust vermoorden van Joden, voortkwam uit een ideologie van antisemitisme en een vooropgezet plan was.”

Omstreden monumenten

Naast gedenkplaatsen of herinneringscentra hebben monumenten ook een belangrijke plaats in de herdenkingscultuur, al komen gedenkplaatsen lang niet altijd zonder slag of stoot tot stand. Over het Holocaust Namenmonument in Amsterdam bijvoorbeeld werd maar liefst 12 jaar lang een bittere strijd gestreden tussen kritische omwonenden en initiatiefnemers van het monument. Omwonenden vinden het monument te groot en niet geschikt voor de gekozen plek aan de Weesperstraat, in de voormalige joodse buurt. Ook zijn ze verbolgen over de gevolgde procedure en de kap van bomen en uiten ze hun angst over de komst van veel toeristen.

Het monument, naar een ontwerp van architect Daniel Libeskind, mag er nu toch komen, besloot de Raad van State in juli 2019. Op het monument komen 102.000 namen te staan. Het zal 250 meter lang worden en bestaan uit een aantal stenen muren die zo geplaatst worden dat ze een labyrint van gangen vormen.

Artist impression van het Holocaust Namenmonument. Foto: Studio Liebeskind

Ook in Berlijn werd al ver voor de bouw in 2005 kritiek geuit op de komst van het imposante Holocaust-monument met 2710 betonblokken in het centrum van de stad, vlakbij de Brandenburger Tor. Waar de discussie zich in Nederland vooral richtte op het gebruik van de publieke ruimte, werd in Duitsland de vraag opgeroepen of de Holocaust eigenlijk wel verbeeld kon worden met een monument.

En kon Duitsland als dader eigenlijk wel een gedenkplaats bouwen voor de Joodse slachtoffers? Inmiddels is iedereen het erover eens dat het veld met de golvende blokken een overweldigend gevoel van desoriëntatie en isolement oproept, symbolisch voor de ervaringen van de Joden tijdens het nazibewind.

Ten Have ziet de discussie over het monument zoals die in Nederland gevoerd is niet als een gevaar voor de Holocaust-herdenking. “Ik zie dit niet als een waterscheiding die markeert dat er iets verandert of dat er minder belangstelling is voor de Holocaust. Sterker nog, in de decennia na de oorlog was er natuurlijk juist weinig aandacht voor de Jodenvervolging. Dat is inmiddels fundamenteel veranderd. Daarvan is het monument een teken.”

Hij begrijpt de gevoeligheden rondom het monument goed. “Natuurlijk is er een groep mensen die zegt: ‘Dit raakt ons diep en we hebben een tekort gevoeld aan solidariteit van anderen en dat voelen we nu weer.’ Hoezeer de tegenstanders ook benadrukken dat dit niet het geval is, zulke gevoelens spelen natuurlijk. Maar als je mij vraagt of dit een verandering markeert in de plaats die de Holocaust inneemt in het herdenken van de Tweede Wereldoorlog, dan geloof ik niet dat dit het geval is.”

Happe vindt het feit dat de discussie mag bestaan juist positief. “Dat we nu de mogelijkheid hebben om onze mening te uiten zonder te hoeven vrezen dat er iets gebeurt, dat is een groot goed. Ik vind het zelf erg belangrijk dat deze monumenten er zijn. Ik woon in Berlijn en kom vaak bij het Holocaust-monument. Als je daar doorheen loopt, gebeurt er iets.

Het doet iets met je en zet aan tot nadenken.” Juist het feit dat een monument een discussie kan aanwakkeren, is belangrijk, denkt Happe. “Je kijkt ernaar en praat erover wat het met de ander doet. Of juist niet doet. Communicatie over het monument en de herinnering is toch al iets.”

Blik op het individu

Een derde belangrijke thema in de herdenkingscultuur van de laatste jaren is de toenemende aandacht voor individuele lotgevallen. Op 26 november 2019 hield Happe haar Cleveringa-oratie aan de Universiteit van Leiden. Daarin schonk zij veel aandacht aan de rol van individuele getuigenissen. Zo stond ze stil bij het feit dat ze haar oratie hield vanaf hetzelfde spreekgestoelte waar hoogleraar Rudolph Cleveringa ooit protesteerde tegen het ontslag van zijn Joodse collega’s, en wat hiervan de reikwijdte is geweest:

“Het zijn uiteindelijk altijd individuen die wetten ondertekenen, brieven schrijven of toespraken houden. Staten noch bestuursapparaten kunnen autonoom handelen, want ze bestaan altijd uit afzonderlijke personen. En als die personen hun mening uiten, dragen ze daarmee bij aan het ontstaan en veranderen van de geschiedenis.”

Cleveringahoogleraar Katja Happe op hetzelfde spreekgestoelte waar Cleveringa protesteerde tegen het ontslag van zijn Joodse collega’s. Foto: Marc de Haan

In haar rede pleitte Happe ervoor om de houding en daden van mensen die opstonden tegen de Holocaust nauwgezetter te onderzoeken en naar de achtergronden ervan te speuren ‘wanneer zij zich in hun tijd uitspreken en handelen’.

Ze maakt daarbij duidelijk de geschiedenis niet als ‘een groot blok steen’ te zien. “Wanneer je heel veel kleine punten hebt, veel meningen en veel mensen, dan krijg je een breed beeld met veel nuance. Al onze perspectieven vormen samen het beeld van de geschiedenis.”

Happe weerspreekt de kritiek dat te veel nadruk leggen op individuele getuigenissen bedreigend is voor een goede blik op de verantwoordelijkheid en rol van instituties of de samenleving als geheel. “Als je je op het individu richt, dan verlies je de geschiedenis niet uit het oog. Het individu is onderdeel van het totaalbeeld. Het is voor mij geen tegenstelling.”

Er speelt al enige tijd discussie rond het feit dat meer aandacht voor individuele ervaringen betekent dat niet alleen de slachtoffers aandacht krijgen, maar ook de daders. Hierbij ligt het gevaar van nivellering op de loer: het vervagen van de grenzen tussen daders, slachtoffers, omstanders en medeplichtigen dan ze in de historische context waren.

Historicus en tv-maker Ad van Liempt werd in dit verband recent nog bekritiseerd vanwege zijn inmiddels omstreden proefschrift over kampcommandant van Westerbork Albert Konrad Gemmeker. Voormalig universitair hoofddocent Rudolf Dekker beschuldigt Van Liempt van plagiaat, maar ook van nivellering.

Ten Have relativeert. “In het algemeen ben ik niet tegen biografieën van daders”, stelt hij. “We hebben in de afgelopen decennia geleerd dat het belangrijk is om voldoende aandacht te schenken aan het leed van de slachtoffers, maar dat neemt niet weg dat het goed is om te weten hoe daders tot hun daden gekomen zijn, ook in dit geval.”

Over de landsgrenzen heen

Happe schreef met Veel valse hoop een belangrijk nieuw boek over de geschiedenis van de Jodenvervolging in Nederland en een nieuwe belangrijke toevoeging in het eervolle rijtje van werken van Abel Herzberg, Loe de Jong en Jacques Presser.

Zelf blijft Happe bescheiden wanneer haar naam wordt genoemd tussen deze monumentale geschiedschrijvers en geeft daarbij het belang aan van een bredere inbedding. “Het boek gaat over de Jodenvervolging in Nederland, zeker, maar ook over de regering in ballingschap en de hulporganisaties en wat die voor Joden deden. Ik hoop natuurlijk dat het een standaardwerk wordt, omdat de boeken van Presser en De Jong natuurlijk al langer geleden zijn verschenen. We hebben nu toch beschikking over nieuwere studies, bronnen en literatuur.”

Ten Have signaleert dat de geschiedschrijving in de verschillende Europese landen steeds meer overeenkomsten gaat vertonen. “Door het bestaan van het NIOD en de activiteiten van Loe de Jong zijn wij in Nederland al vroeg begonnen met een fundamentele wetenschappelijke studie van wat er gebeurd is in de oorlog. De Jong had ook al vroeg een kritische blik richting de Nederlandse overheid. In bijvoorbeeld België en Frankrijk was dit minder het geval. Kritiek op het Vichy-regime in Frankrijk kwam daar pas later. Langzaam kruipt dat wel naar elkaar toe.”

Een breuklijn ziet Ten Have nog wel ten opzichte van Oost-Europa. “Vrij onderzoek was daar natuurlijk lang onmogelijk door het communisme. En nu ondervinden Oost-Europese landen opnieuw tegenwerking door de opkomst van het nationalisme, waardoor het moeilijker is om kritisch naar de eigen bevolking en de eigen geschiedenis te kijken.”

Als Happe, die in Duitsland woont en werkt, de geschiedschrijving over de oorlog tussen Nederland en Duitsland vergelijkt, denkt ze in eerste instantie aan de blik die vanuit Duitsland meer naar het oosten gericht is, omdat daar de concentratie- en vernietigingskampen waren.

“Maar wat je in alle landen ziet, ook in Duitsland, is dat men naarmate de afstand met het verleden groter wordt meer over de landsgrenzen kijkt: zo kijkt men nu in Duitsland ook naar de positie van Nederland ten opzichte van andere landen.” Ook Nederlanders hadden hun blik lange tijd vooral naar binnen én richting het land van de daders – Duitsland – gericht. Happe: “In beide landen wordt nu de eigen positie bekeken in het hele netwerk van het nationaalsocialisme. De blik verwijdt zich.”

Over de auteur

 

Marlies Dinjens

Marlies Dinjens is historicus en journalist/tekstschrijver. Ze werkte eerder voor de Volkskrant, Het Parool en Metro en schreef het non-fictieboek De vlucht van een paradijsvogel. Dit boek vertelt het verhaal van Hannie de Rijke, die een vliegramp overleefde in Nederlands Nieuw-Guinea.


Foto bovenaan pagina

De Amerikaanse gezant Myron Taylor spreekt tijdens de conferentie in Évian. Foto: United States Holocaust Memorial Museum / National Archives and Records Administration, College Park.