De rechtbank herschrijft gewoon de geschiedenis!

Rechtszaken – Interview met advocaat Liesbeth Zegveld

door Margaret Leidelmeijer – leesduur 7 minuten

Er is de afgelopen jaren niet alleen veel nieuw onderzoek gedaan naar het geweld tijdens de dekolonisatie van Indonesië. Ook de rechtbank spreekt zich in verschillende zaken tegen de Staat der Nederlanden uit over de misdragingen van Nederlandse militairen in de late jaren veertig. Advocaat Liesbeth Zegveld, die verschillende slachtoffers en nabestaanden bijstaat, prijst de rechtbank om de eigen koers die ze vaart. “Die zegt gewoon: ‘Niks politionele acties, gewoon oorlog’.”

9 december 2011. Na de excuses van de Nederlandse Staat neemt advocaat Liesbeth Zegveld samen met de Nederlandse ambassadeur in Indonesië deel aan een ceremonie van weduwen bij het oorlogsmonument in Rawagede. Foto: ANP/AFP/Romeo Gacad

In 1947 werd de Indonesiër Y. door Nederlandse militairen gevangengenomen in Malang en gefolterd. Hij streed voor de onafhankelijkheid van Indonesië. Nu, 69 jaar later, heeft de 85-jarige Y. een zaak aangespannen tegen de Staat der Nederlanden wegens schending van mensenrechten. Advocaat Liesbeth Zegveld van advocatenkantoor Prakken d’Oliveira – tevens hoogleraar Oorlogsrechtsherstel aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam – behartigt zijn belangen. Over het tussenvonnis in Y.’s zaak, op 27 juli 2016, was de advocaat uitermate enthousiast. Niet alleen omdat de eis niet meteen is afgewezen, maar ook door de wijze waarop de rechtbank de zaak behandelt. “In alles waarin de politiek terughoudend is en waarbij het debat alle kanten op gaat, vaart de rechtbank zijn eigen koers”, aldus Zegveld op 28 juli. “De rechtbank herschrijft gewoon de geschiedenis in al deze Indonesië-zaken!”

De zaak Y. is maar een van de vele zaken die advocatenkantoor Prakken d’Oliveira op de rol heeft tegen de Nederlandse staat. De ‘weduwen van Rawagede’ was hiervan de bekendste. In al deze zaken staan mensenrechtenschendingen door de staat tijdens de dekolonisatieperiode in Nederlands-Indië centraal. Op dit moment spelen met name veel ‘weduwe- zaken’ die betrekking hebben op de zogenaamde ‘Zuid-Celebes Affaire’. In de periode december 1946- maart 1947 werden duizenden Indonesische mannen op Zuid-Celebes (nu Zuid-Sulawesi) standrechtelijk geëxecuteerd door militairen van het Depot Speciale Troepen (DST), dat onder commando stond van kapitein Raymond Westerling. Westerling had van de Nederlandse Staat een volmacht gekregen om in het gebied orde op zaken te stellen. Zegveld: “De rechtbank schrijft dat door gewoon een blanco volmacht te geven in de trant van ‘los het op’, je een uit de hand gelopen toestand en volstrekte willekeur krijgt.” Daarmee zijn de executies niet meer weg te zetten als louter een falen van de persoon Raymond Westerling. Zegveld: “Je moet dit grote falen en het laten lopen van deze misstanden toerekenen aan de opdrachtgevers. Het gaat hier over verantwoordelijkheid van de staat voor zijn beleid. Dit was een beleid om mensen om te brengen en ik denk dat het zeer terecht is dat daar een oordeel over wordt gegeven.”

 

Incident of patroon

De zaak van de weduwen van Zuid-Sulawesi uit 2013 en andere nog lopende rechtszaken hebben de oorlogsmisdaden die tussen 1946 en 1949 zijn gepleegd in Indonesië, opnieuw actueel gemaakt. Drie wetenschappelijke instituten deden een oproep aan de politiek om een diepgaand historisch onderzoek naar deze periode te co-financieren. Zij kregen nul op het rekest. Voor Zegveld hoeft zo’n onderzoek nu niet meer zo nodig. “Voor mij staan de feiten wel vast. Je kunt niet zeggen dat Zuid-Sulawesi een incident was en Rawagede een incident was en Malang een incident was en Sumatra een incident was. Al deze incidenten samen – en er zijn er nog meer – wijzen erop dat er grootschalig geweld is toegepast.”

Recente literatuur over dit onderwerp, zoals de boeken van Gert Oostindie en Maarten Hidskes, ondersteunt deze stellingname. Zegveld: “Hidskes’ vader was bij de DST. Maarten Hidskes heeft uitgebreid onderzoek gedaan en hij schrijft: ‘Er wordt niet gevochten, wij executeren.’ Wat gebeurt er dan? Er zijn mensen ge- vangengenomen, de Nederlandse militairen laten hen wegrennen en schieten hen neer en dan is het ‘omgekomen op de vlucht’. De staat voert dat vandaag de dag nog steeds aan in alle stukken: omgekomen op de vlucht. In die zin kun je zeggen dat we nog niet zo veel zijn opgeschoten sinds 1947.”

 

Bewijsmateriaal

Dat neemt niet weg dat er inmiddels wel enkele juridische overwinningen zijn geboekt. In de folteringszaak van Y. had de rechtbank de vordering kunnen afwijzen op basis van het bewijsmateriaal van de staat – er werd gefolterd maar Y. stond niet op de namenlijst. “Maar wat doet de rechtbank?”, zo luidt de retorische vraag van een enthousiaste Zegveld. “In een tussenvonnis krijgt Y. opnieuw de kans om meer bewijs naar voren te brengen, bijvoorbeeld om aan te tonen dat hij op die locatie was.” Voor een andere zaak, die van mevrouw T., die door vijf Nederlandse militairen verkracht is, geldt dat de eiseres door de rechtbank in het gelijk is gesteld. De staat gaat hiertegen in beroep en zal dus nieuw bewijsmateriaal moeten inbrengen. De zaak van de weduwen van Zuid-Sulawesi is geschikt. De Nederlandse staat heeft een regeling in het leven ge- roepen voor vrouwen die in soortgelijke posities hebben verkeerd als de vrouwen in Rawagede.

Toch is ook daar een vinger aan de pols nog altijd dringend nodig. “Zo’n regeling voor weduwen klinkt erg mooi,” aldus Zegveld, “maar de praktijk is anders. De uitbetaling van de schadevergoeding aan de weduwen verloopt erg moeizaam en de toewijzing gebeurt één voor één. Wat heb je aan een regeling als alles betwist wordt?”

KNIL-militairen bewaken gevangenen. Maarten Hidskes: “Er wordt niet gevochten, wij executeren.” Foto: Nederlands Instituut voor Militaire Historie

Fundamentele kwesties

Waar de Nederlandse Staat vooral in oude reflexen schiet als het gaat om het koloniale verleden en de dekolonisatie, kiest de rechtbank inmiddels een andere koers. Tijdens de Zuid-Sulawesi-zaak en de andere rechtszaken ontwikkelde de rechtbank op basis van het feitenmateriaal een eigen visie op de gebeurtenissen tijdens de dekolonisatie- periode. Zegveld: “In het tussenvonnis van 27 juli zit bijvoorbeeld een hoofdstukje ‘Misdragingen’. In eerdere zaken sprak de rechtbank nog van ‘excessen’, in lijn met diverse historici. Maar gezien het maatschappelijk debat en de feiten die aan het licht zijn gekomen, zo zegt de rechtbank nu, ziet zij aanleiding om het woord ‘ex- cessen’ te laten vallen en te gaan spreken van ernstige misdragingen. De rechtbank zegt ook ge- woon: ‘Op Zuid-Celebes was er oorlog.’ Niks politionele acties, gewoon oorlog.”

Meer dan 30 ‘Indonesië- zaken’ tegen de Nederlandse Staat heeft Prakken d’Oliveira inmiddels doorlopen of op de rol staan. Oorlogsslachtoffers nemen zelf contact op met het advocatenbureau voor het aanbrengen van hun zaak; Zegveld zoekt hen zelf niet actief op. Of Zegveld een zaak aanneemt of niet, wordt mede bepaald door haar wetenschappelijke interesse. “Ik ben breder geïnteresseerd, wil meer dan alleen zaken afhandelen. Het boeit me om dingen fundamenteel uit te zoeken. Ik wil graag iets betekenen voor de mensen voor wie ik werk, maar ook bijdragen aan het fundamentele probleem van mensenrechtenschendingen. Vanuit ons advocatenkantoor behandelen we zaken die een normale advocaat minder geneigd is te doen vanwege de kans op verlies. Het zijn nieuwe zaken met een onzekere uitkomst. Degene die bij ons komt, moet dat natuurlijk wel weten.”

 

Bersiap

Bij de verdediging van haar cliënten bekruipt Zegveld regelmatig het gevoel dat ze tegen een hele berg vooroordelen op moet boksen. “Ik vraag me vaak af of de mensen die ik vertegenwoordig wel serieus worden genomen. Worden ze wel gezien als mensen met rechten? Rechten die ze nog kunnen claimen ook?” Toen Zegveld op de ochtend van het pleidooi van de Rawagede-zaak een radio-interview moest geven, bleek dit een zeer gevoelig punt. “Er was toen een man die zei: ‘Ja, het is allemaal wel leuk wat u doet, maar weet u wel wat er in de Bersiap is gebeurd?’ En dit idee van ‘weet u wel wat ons is aangedaan’ gaat dan naadloos over in ‘en dus hebben zij geen recht van spreken’. Ik heb na de uitzending heel veel e-mails gehad met de vraag wanneer ik iets aan de Bersiap zou gaan doen. Ik heb hier natuurlijk wel over nagedacht, maar dit heeft juridisch nogal wat haken en ogen en ik ben bijvoorbeeld niet bevoegd bij een rechtbank in Indonesië, voor zover dat al de plek is waar we zouden moeten zijn. Maar waar het hier om gaat: het viel me toen op dat er helemaal geen brug was tussen de verschillende groepen die betrokken waren bij de dekolonisatie-oorlog in Indonesië.”

“Bij mensenrechtenschendingen”, zegt de hoogleraar, “is het altijd zo dat het één het antwoord is op het ander. Toch wordt er steeds gedacht in ‘wij’ en ‘zij’. Door zo te blijven denken kom je niet tot een echt gesprek en dat blokkeert de weg tot rechtsherstel.”

Zegveld is ervan overtuigd dat erkenning van al het feitenmateriaal de visie op het verleden zal veranderen. “We zitten midden in een proces van verandering en daarom is het moeilijk te voorspellen wat er precies zal gebeuren. Er zijn altijd meerdere waarheden, meerdere versies. Maar de misstanden die zijn gepleegd, zijn gewoon gepleegd. Erkenning daarvan zal uiteindelijk ons oordeel over en onze herinnering aan die tijd voor 80% veranderen. Dat denk ik echt.”

 

Over de schrijfster

Margaret Leidelmeijer

Margaret Leidelmeijer is zelfstandig onderzoeker en adviseur, gespecialiseerd in Indisch (oorlogs)erfgoed. Ze zet haar kennis behalve voor onderzoek en publicaties ook in voor exposities, websites, educatie en familieverhalen. Momenteel werkt ze onder meer aan het project ‘Kenniscentrum Repatriëring’ voor het Indisch Herinneringscentrum en aan het levensverhaal van de Molukse dominee Julius Rutumalessy.