Nederlands-Indië 1945-1949:

Een gedeelde geschiedenis

Redactioneel

 

door Gerdi Verbeet – leesduur 4 minuten

‘Kom vanavond met verhalen.’ Dat is de titel van de toekomstvisie die het Nationaal Comité 4 en 5 mei vorig jaar presenteerde, naar een strofe van de bekende dichter Leo Vroman. Op 14 mei 1940 ontvluchtte de Joodse Leo Vroman Nederland: via Scheveningen vertrok hij naar Nederlands-Indië. Geen onlogische weg in die tijd. In Batavia voltooide Vroman zijn studie biologie. Na de inval van Japan in december 1941 brak ook daar de Tweede Wereldoorlog uit en werd hij gedurende drie jaar gevangengehouden in verschillende Japanse kampen. Na de capitulatie ging Vroman enige tijd naar de Filipijnen. Hier vernam hij dat de Nederlandse regering hem wilde oproepen om als militair tegen de Indonesiërs te vechten. Vroman weigerde en vertrok naar de Verenigde Staten, waar hij tot zijn dood in 2014 bleef wonen. Over teruggaan naar Nederland sprak Vroman de inmiddels gevleugelde woorden ‘liever heimwee dan Holland’.

Het vertellen van verhalen en onze herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog is van belang voor de onderlinge verbondenheid in een samenleving. Welke verhalen kunnen en willen we met elkaar delen? En op welke feiten berust ons verhaal? Dit is een belangrijke vraag, zeker waar het gaat om de geschiedenis van Nederlands-Indië en Indonesië tussen 1945 en 1949. Eind september verscheen een baanbrekende publicatie over de geschiedenis van de dekolonisatie van Nederlands-Indië, getiteld De brandende kampongs van Generaal Spoor. Ik citeer de achterflap van dit boek: ‘Circa 200.000 Nederlandse militairen streden in 1945-1949 tegen de Indonesische onafhankelijkheid. Lange tijd gold deze strijd als een betrekkelijk ‘schone’ oorlog, totdat in 1969 gehaal andere berichten naar buiten kwamen. Toch bleef ook nadien de indruk bestaan dat Nederlandse militairen slechts bij uitzondering geweld gebruikten. De Zwitsers-Nederlandse historicus Rémy Limpach rekent hiermee voorgoed af. Uit zijn studie, gebaseerd op onderzoek van bronnen die historici tot nu toe links lieten liggen, rijst het beeld op van een leger dat – onder leiding van generaal Spoor – op grote schaal extreem geweld als wapen inzette.’ Dit is voor ons aanleiding om dit themanummer van Onderzoek uitgelicht over Indonesië te maken. We richten de blik op verschillende aspecten van het koloniale verleden en de dekolonisatieperiode. En we proberen verschillende verhalenvertellers aan het woord te laten: burgers en militairen, Indonesiërs en Nederlanders, over toen en nu, in woord en beeld.

Journaliste Step Vaessen, al 20 jaar wonend en werkzaam in Jakarta, beschrijft de manier waarop in Indonesië vandaag de dag wordt aangekeken tegen deze gedeelde geschiedenis met Nederland en hoe de recente publicaties over de zwarte bladzijden de wederzijdse relaties wel of niet beïnvloeden. Ze bespreekt daarbij naar Limpachs boek ook het recente werk van Gert Oostindie, Soldaat in Indonesië, gebaseerd op egodocumenten van Nederlandse militairen. We mogen de ogen niet sluiten voor wat er verkeerd is gegaan aan de Nederlandse zijde. Maar zoveel maken de egodocumenten uit het boek van Oostindie wel duidelijk: we hebben niets aan simpele oordelen waarbij alle militairen als oorlogsmisdadigers worden afgeschilderd. Wie luistert, hoort dat veteranen heel verschillende verhalen hebben. Velen hebben het zwaar gehad tijdens hun uitzending. Anderen vertellen verhalen over een bijzondere tijd in een exotisch land en over verbondenheid onderling. Over vriendschap en broederschap in extreme situaties. Dit is ook een belangrijk onderdeel van de verhalen uit Indië.

En dan is er nog die andere onderbelichte zeer gewelddadige periode uit deze geschiedenis die de boeken in is gegaan als Bersiap, naar de strijdkreet die Indonesische vrijheidsstrijders gebruikten. Ondanks zijn persoonlijke betrokkenheid slaagde Herman er in een overzichtelijk en genuanceerd beeld te schetsen van deze gewelddadige periode. Zijn boek Bersiap! Is een klassieker, zo schrijft historica en oud-hoofdredacteur van Onderzoek uitgelicht Esther Captain. Een dergelijke studie helpt de verhalen uit deze periode in te bedden in het grotere geheel van de geschiedenis en geeft de nabestaanden erkenning voor het leed en verlies dat zij hebben geleden.

Bij verhalen hoort ook beeld. Beeld van de personen om wie het gaat, de mensen achter de feiten. Marjolein van Pagee voorziet ons in dit nummer van een documentair beeldverslag van haar interviewproject over Nederlandse en Indonesische herinneringen aan 1945-1949. Het was haar eerste kennismaking met het Indonesische perspectief. Zij toont hoe het oude, stereotiepe beeld van een meedogenloze tegenstander aan beide kanten niet meer functioneel is. Pas als dat beeld de container in verdwijnt, kan meer begrip ontstaan voor de ervaringen en het perspectief van de voormalige tegenstanders. Verwerking van de oorlog staart met aandacht voor het verleden. Alle verhalen moeten daarbij verteld mogen worden, ze zijn allemaal onderdeel van onze gezamenlijke geschiedenis. Het is een groot goed dat in een democratie al deze verhalen er mogen zijn.

Gerdi Verbeet is voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.