Wat betekent het om (klein)kind te zijn van een geschiedenis vol vervolging, onderdrukking en geweld en tegelijkertijd ook voort te komen uit een rijke cultuur vol rituelen en tradities? Die vraag onderzoekt Margalith Kleijwegt in Verdriet en boterkoek. Zij neemt hierin de identiteitsbeleving van drie generaties binnen haar Joodse familie onder de loep. Het boek toont hoe ongelooflijk ingewikkeld het is om een identiteit vorm te geven als je je in een gemarginaliseerde positie bevindt, en hoe divers de manieren zijn om dit toch te doen.
Kleijwegt had een moeder die de Holocaust overleefde en het Joods-zijn zoveel mogelijk ontkende. Ze had een tante voor wie Joods-zijn juist vanzelfsprekend was. Haar nicht sloot zich aan bij een joods-orthodoxe gemeenschap. Haar broer noemt zichzelf een ‘amateur-Jood’. Met al Kleijwegts familieleden komen in Verdriet en boterkoek vrijwel alle vormen van naoorlogse Joodse identiteit voorbij. Ook de vorm die bij de derde generatie dominant geworden lijkt. Die generatie van kleinkinderen heeft in Kleijwegts ogen geen last meer van het trauma van de oorlog, maar onderzoekt en omarmt haar Joodse identiteit op een fluïde en trotse manier.
Zelf wordt Kleijwegt daar ook steeds beter in. In het boek schetst ze een ontroerend voorbeeld, waarbij ze aan een Marokkaanse familie waar ze al vijftien jaar over de vloer komt eindelijk durft toe te geven dat ze Joods is. Dit terwijl haar moeder Netty Rosenfeld zowel haar eigen Joods-zijn als dat van haar kinderen altijd ontkende; ze leefden niet volgens de joodse wetten en vierden Kerstmis in plaats van Chanoeka en waren volgens haar moeder dus geen joden. Volgens moeder was het ook veiliger om ver weg van het Jodendom te blijven. Dat Kleijwegt deze overlevingsstrategie van haar moeder ruim vijftig jaar later van zich afschudt en het Joods-zijn benoemt als onderdeel van haar identiteit, is een vorm van emancipatie.
Van schaamte naar trots
Deze ontwikkeling, van onderdrukking van de identiteit naar emancipatie, is een tendens die niet alleen voorbehouden is aan Joodse nazaten van mensen die de Holocaust hebben meegemaakt. Al een aantal jaar staan, in navolging van de Amerikaanse zwarte emancipatiebewegingen uit de jaren zestig, in met name Europa en de Verenigde Staten jongeren op die niet langer willen buigen voor een opgelegde norm die een deel van de eigen culturele en etnische achtergrond constant naar de marges verdrijft.
In de Nederlandse context is dit onder meer terug te zien binnen de diaspora van verschillende voormalige koloniën zoals Suriname en voormalig Nederlands-Indië. Door eerdere generaties werd assimilatie – je aanpassen aan de Nederlands-witte norm – als dé oplossing gezien tegen racisme, discriminatie en andere vormen van uitsluiting. Maar onder het motto van dekoloniseren herontdekken jongere generaties nu tradities, taal, gebruiken en rituelen die lange tijd onderdrukt werden omdat ze als on-Nederlands en dus onbeschaafd werden bestempeld.
Het gevolg van die herontdekking is dat schaamte voor het niet voldoen aan een witte norm plaatsmaakt voor trots. Zo wordt Sranantongo, de Surinaamse taal die ontstond ten tijde van de slavernij maar lange tijd niet mocht worden gesproken, steeds vaker aan Surinaamse kinderen geleerd. Ook worden Europese schoonheidsidealen bevraagd en ontmanteld.1 Binnen de Nederlands-Indische diaspora maakt schaamte jegens de Indonesische afkomst steeds meer plaats voor interesse in Indonesische voorouders en een meer kritische blik op de onderdrukkende mechanismes van kolonialisme.2
Waar schrijver Marion Bloem, die in 1983 debuteerde met Geen gewoon Indisch meisje, in haar werk veelal verwijst naar de verscheurdheid die ze in haar jeugd ervoer tussen het leven binnenshuis (Indisch) en buitenshuis (Hollands), ontstaat nu het verlangen om bepaalde vormen van identiteit buitenshuis niet meer weg te hoeven cijferen.
In de multiculturele samenleving die Nederland inmiddels onomstotelijk is, zou geen sprake moeten zijn van culturele en etnische superioriteit versus ondergeschiktheid. Dat besef vraagt niet alleen om een herwaardering van wat het inhoudt om een Nederlander te zijn. Het vraagt ook om een fluïde en flexibele houding ten opzichte van ieders achtergrond en de culturele normen en waarden die lange tijd slechts konden bestaan in de marge.
Overlevers
Kleijwegts broer Martijn noemt zichzelf steevast een ‘amateur-Jood’, omdat hij joodse gebruiken en feesten zoals seideravond slechts sporadisch een plek geeft in zijn leven. Alleen die bijnaam al suggereert dat er iets kan bestaan als een ‘echte Jood.’ Dat is een oneerlijke manier van naar jezelf kijken en gaat bovendien voorbij aan de context waarin culturele overdracht al dan niet plaatsvindt. Als je voortkomt uit een geschiedenis waarin je achtergrond uitsluiting en zelfs je dood kon betekenen, is het niet vreemd dat je gebruiken en gewoontes niet vanzelfsprekend van generatie op generatie doorkreeg en -geeft.
Dat leden van Joodse dan wel postkoloniale diaspora’s anno 2021 tóch proberen om de culturele geschiedenis van hun familie te herontdekken en op een eigen manier een plek proberen te geven in hun leven, maakt van hen geen amateurs, maar overlevers in de breedste zin van het woord. Ze tonen aan: ondanks het feit dat onze families voortkomen uit een geschiedenis van onderdrukking, leven wij door. We vergeten niet waar we vandaan komen, koesteren onze achtergrond en zullen op onze eigen manier zorgdragen voor overlevering van de cultuur en de geschiedenis van onze voorouders.
Over de auteur
Lara Nuberg is historicus en schrijver. In 2020 verscheen bij Rose Stories het boek In haar voetsporen, dat Lara schreef met de Indonesische schrijfster Lala Bohang. Momenteel werkt Lara bij uitgeverij Das Mag aan haar debuutroman. Lara publiceert regelmatig blogs op haar website gewooneenindischmeisje.nl.
Noten
1. Zie initiatieven als het kinderboekje Mijn eerste woordjes Sranantongo.
2. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de populariteit van de roman Lichter dan ik van Dido Michielsen (2019), de film Ze noemen me Baboe van Sandra Beerends (2019), het non-fictieboek De voormoeders van Suze Zijlstra (2021) en het ontstaan van organisaties als het Dekolonisatie Netwerk voormalig Nederlands-Indië.
Foto boven aan artikel
Netty Rosenfeld met zoon Martijn en dochter Margalith, halverwege de jaren zestig. Bron: Privéarchief Margalith Kleijwegt