Beladen betrekkingen

Onderzoek

door Eveline Buchheim – leesduur 7 minuten

Intieme relaties tussen lokale vrouwen en militairen van een bezettende macht zijn van alle tijden. Maar verhalen over seksuele of romantische betrekkingen tussen Nederlanders en Japanners tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië werden in de naoorlogse jaren al snel onder het tapijt geveegd. Zowel over de relaties zelf als de nakomelingen die eruit voortkwamen, werd alleen maar in fluisteringen gesproken.

De geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog kent vele minder bekende verhalen die het adjectief ‘vergeten’ meekrijgen. Voor de meeste ‘vergeten verhalen’ geldt echter dat ze – ondanks dat ze niet bekend zijn bij het grote publiek en bij wetenschappers – maar zelden echt vergeten blijken. Dat ze niet altijd naar boven drijven in het dominante narratief, betekent immers nog niet dat ze niet stilletjes de ronde doen.

Zo verging het ook de verhalen over intieme relaties tussen Japanse militairen en Nederlandse of Indische vrouwen. In kleine kring waren die verhalen er altijd al. Pas vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw druppelden ze, door toedoen van twee Japans-Indische nakomelingen uit dergelijke relaties, langzaam het publieke domein binnen. Deze twee nakomelingen, Hideko Gieske en Cherie Landegent, richtten in 1983 in Amsterdam de groep Japanse Roots op, een gebeurtenis waarmee ze de dagbladen en zelfs de landelijke radio haalden.

In Nederland werd een klein decennium later, in 1991, de vereniging JIN (Japans-Indische Nakomelingen) opgericht en in 1995 de Stichting Sakura. Hier konden kinderen van Japanse vaders en Nederlandse moeders elkaar ontmoeten, ervaringen delen en gezamenlijk op zoek gaan naar hun vaders. Vrij snel werd voor die zoektochten de hulp ingeroepen van de Japanse veteraan Kaoru Uchiyama. Dankzij zijn speurwerk werden in Japan diverse vaders en familieleden gevonden. Vanaf het moment dat het Japanse ministerie van Buitenlandse Zaken in 1997 verzoeningsreizen ging organiseren voor Japans-Indische nakomelingen kwamen er meer contacten met Japanse organisaties en individuen.

Om hoeveel kinderen van Japans-Indische afkomst het in totaal gaat, is moeilijk te schatten. De genoemde aantallen lopen uiteen van 800 tot 8000 en zijn niet veel meer dan slagen in de lucht. Er is eenvoudigweg te weinig informatie beschikbaar om een beredeneerde schatting te maken.

Gruwelbeelden

De eerste keer dat ik zelf hoorde spreken over Nederlandse en Indische vrouwen die een verhouding hadden met Japanners, was in 2000. Ik deed toen onderzoek in de interviewcollectie van de Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesië.1 De getuigenissen die ik daarbij over deze vrouwen en hun nakomelingen aantrof, waren bijna altijd uit de tweede hand. Het maakte me nieuwsgierig: hoe keken de betrokkenen zelf terug op deze periode? Ik ging daarom gericht op zoek naar direct betrokkenen om hun persoonlijke verhaal te horen.

In 2005 sprak ik op het NIOD met een Japanse veteraan. Hij was meteen na afloop van de Japanse bezetting verbindingsofficier geweest in Tandjong Priok, de haven van Jakarta. Hij vertelde me dat er destijds Nederlandse vrouwen waren geweest die met hun Japanse geliefden meegingen naar Japan, als oorlogsbruid. Dat verhaal had ik nooit eerder gehoord en mijn eerste reactie was er een van bewondering voor de moed van deze vrouwen. In de naoorlogse anti-Japanse stemming onder de Nederlandse koloniale bezetters zou een dergelijk plan namelijk zeker niet met open armen ontvangen zijn, om maar niet te spreken over de ontvangst in het volledig door de oorlog aan de grond geraakte Japan. Maar mijn nieuwsgierigheid werd vooral gewekt doordat het hier blijkbaar over vrijwillige relaties ging. Dit terwijl het dominante verhaal altijd inzoomde op de gruwelijke wijze waarop Japanners vrouwen seksueel mishandelden en hen tot onvrijwillige seks dwongen.

De haven van Tandjong Priok, van waaruit Japanse ‘oorlogsbruiden’ naar Japan vertrokken. Foto: Beeldbank WO2 – NIOD, nummer 54773

Via de lotgenotenorganisaties JIN en Sakura kwam ik in contact met nakomelingen en nog enkele moeders. Dit leidde in 2008 tot het artikel ‘Hide and Seek: Children of Japanese-Indisch Parents’2 in een Engelstalige bundel. In het decennium dat sindsdien verstreek, bleef het thema in de publiciteit – in Nederland én in Japan. Er verschenen diverse publicaties en in 2014 werd op de nationale Japanse televisie de documentaire Children’s Tears: Searching for Japanese Fathers uitgezonden, van de Japanse regisseur Yuki Sunada.3 Ook werd in 2012 de Stichting Oorlogsgetroffenen in de Oost (SOO) opgericht, die ondersteuning biedt bij het zoeken naar de (meestal onbekende) Japanse vaders en verdere familie. Een duidelijk bewijs dat deze geschiedenis eigenlijk nooit echt is vergeten, noch in Nederland, noch in Japan.

Functionele verhoudingen

Voor onderzoekers die zich bezighouden met persoonlijke geschiedenissen is de beschikbaarheid van voldoende en diverse bronnen vaak lastig, vooral als het gaat om onderwerpen waar een taboe op rust. De relaties tussen Japanners en Nederlanders tijdens de Japanse bezetting van Indonesië vormen bij uitstek zo’n beladen onderwerp. Ten tijde van de Japanse bezetting was het natuurlijk moeilijk en soms ronduit gevaarlijk om deze relaties openlijk af te keuren. Na het einde van de oorlog deden velen er ook liever het zwijgen toe, maar nu om beschuldigingen van heulen met de vijand te voorkomen. En ook tegenwoordig nog zijn er in Nederland mensen die Japanners alleen maar als vijand kunnen zien, als gevolg van hun ervaringen in Japanse kampen. Hierdoor kon over de connecties tussen Japanners en Nederlanders tijdens de Japanse bezetting een tamelijk eenzijdig beeld ontstaan, waarbij vaak gedacht wordt dat contacten zo veel mogelijk werden vermeden en hooguit functioneel waren. De werkelijkheid was vanzelfsprekend veel gelaagder en complexer.

Het verhaal van Minoru en Marie-Thérèse

Dat is goed te zien bij de intrigerende casus van Minoru Sakata en Marie-Thérèse Brandenburg van Oltsende. Minoru Sakata, voor de oorlog een vrij bekende avant-garde fotograaf in Japan, werkte voor de afdeling propaganda van het Japanse leger. De Nederlands-Belgische Marie-Thérèse Brandenburg van Oltsende was de weduwe van de vermogende planter Frederik Brandenburg van Oltsende. Minoru en Marie-Thérèse ontmoetten elkaar in 1942 op Java, en traden hier in 1944 ook in het huwelijk. Een verrassende stap? Niet helemaal, als je Marie-Thérèses voorgeschiedenis kent.

Een foto van fotograaf Minoru Sakata, daterend van voor de oorlog. Foto: Onbekend

Het echtpaar Brandenburg van Oltsende was in mei 1940, na de Duitse inval in Nederland, geïnterneerd op verdenking van NSB-lidmaatschap. In september 1941 werd eerst Frederik vrijgelaten, kort daarna Marie-Thérèse. Frederik overleed vrijwel meteen na zijn vrijlating, volgens de procureur-generaal omdat hij ongeneeslijk ziek was, wat zijn vrouw ten zeerste betwijfelde. De vermeende moord op haar man en het verloren aanzien waaronder zij als echtpaar hadden geleden, inspireerden Marie-Thérèse om gedurende de hele Japanse bezetting nauwe contacten te onderhouden met de Japanners. Daarnaast uitte zij zich tijdens de oorlog herhaaldelijk zeer anti-Nederlands, in de privékring maar ook in lokale media.

Er waren zowel geruchten als aanwijzingen dat Marie-Thérèse, vanuit Nederlands perspectief gezien, collaboreerde met de Japanse bezetters. In december 1945 werd zij dan ook gearresteerd door het Australisch bureau voor onderzoek naar oorlogsmisdaden, maar niet in staat van beschuldiging gesteld.4 In februari 1947 kon ze naar Nederland vertrekken, en even leek het erop dat haar oorlogsverleden haar niet meer zou achtervolgen. Na een paar maanden kwam er echter een kopie van een Japans familieregister boven water waarin vermeld stond dat ze sinds 1944 gehuwd was met Minoru Sakata. Dat was voor het Nederlandse Beheersinstituut (NBI) reden haar te beschouwen als staatsvijandig onderdaan en al haar bezittingen te confisqueren.5 Marie-Thérèse liet het er niet bij zitten. Ze spande een rechtszaak aan tegen het NBI en slaagde erin om al haar spullen terug te krijgen.

Intieme foto’s

Vaak komen onbekende vrouwen in de publiciteit als hun afwijkende gedrag publiek besproken wordt. Dat gold ook voor Marie-Thérèse. Haar verhaal bleef bewaard doordat zij te vinden was in de archieven van de NEFIS en het NBI. Maar daarmee kon niet haar gehele geschiedenis gereconstrueerd worden en verder onderzoek in eerdere woonplaatsen leverde onvoldoende substantieel materiaal op. Pas nadat ik door een toeval in contact kwam met de jongste zoon van Minoru Sakata in Japan, die een privé-archief bleek te bezitten met veel contemporain materiaal, kwam het onderzoek naar haar levensverhaal dat ik was gestart in een stroomversnelling. Veelzeggend in die collectie van Sakata’s zoon waren vooral de foto’s. Die suggereerden namelijk een sfeer van intimiteit tussen Minoru en Marie-Thérèse die Marie-Thérèse altijd ten stelligste heeft ontkend.

Marie-Thérèse Brandenburg van Oltsende en Minoru Sakata. Foto: Takashi Sakata

Grondig onderzoek doen naar een beladen thema als betrekkingen tussen Nederlandse vrouwen en Japanse mannen is alleen mogelijk als direct betrokkenen bereid zijn hun verhaal te doen in interviews en aan onderzoekers inzage willen geven in persoonlijke documenten. Dankzij het werk van JIN en Sakura zijn er de afgelopen decennia al veel verhalen in de openbaarheid gekomen. Intussen moeten we verder blijven speuren en hopen dat we nog meer verborgen documenten boven water weten te halen die ons een beter inzicht kunnen geven in deze geschiedenissen.

Over de auteur

 

Eveline Buchheim. Foto: NIOD

Dr. Eveline Buchheim werkt als onderzoeker bij het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Ze bracht publicaties uit op het gebied van oorlog en gender, intieme relaties in koloniale contexten en erfgoedtoerisme. Zij is thans een van de onderzoekers binnen het onderzoek Inrichtingen onder druk. Instellingen voor psychiatrische patiënten en verstandelijk beperkten in bezet Nederland. Daarnaast is zij medecoördinator van het project ‘Getuigen & Tijdgenoten’ in het onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950.


Noten

1 Deze collectie is te raadplegen via de bibliotheek van de Universiteit Leiden.
2 Eveline Buchheim, ‘Hide and seek: Children of Japanese-Indisch Parents.’ In: Forgotten Captives in Japanese-Occupied Asia, 2008, p. 260-277.
3 ZieChildren’s Tears: Searching for Japanes Fathers en hier.
4 Zie meer hierover in Eveline Buchheim, ‘Vrouwen, vrees, verraad: Collaboratie door Nederlandse vrouwen in Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog.’ In: Leidschrift Historisch Tijdschrift 33 (2018) 2.
5 Het Nederlandse Beheersinstituut werd in 1945 opgericht om onder meer vijandelijke vermogens op te sporen en te beheren.

Verder lezen