“Kan dit onrecht zomaar passeren?”

Interview

door Bart Nauta – leesduur 7 minuten

De laatste jaren is er veel aandacht en inzet voor rechtsherstel, restitutie en excuses als manieren om handen en voeten te geven aan de erkenning van historisch leed. Maar leidt rechtsherstel daadwerkelijk tot erkenning voor de getroffenen die zich niet gehoord en gezien voelen? Psychologe Jackie June ter Heide en historica Nicole Immler gaan met elkaar in gesprek over het waarom en het effect van rechtsherstelprocedures.

In het werk van historica Nicole Immler, verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek, vormt erkenning een centraal begrip. Zij deed onder meer onderzoek naar de erkennings- en compensatieclaims van de Joodse gemeenschap na de Holocaust.

In 2015 boog Immler zich over de sociale dimensies van het rechtsherstel na het bloedbad in 1947 in het dorp Rawagede op West-Java, waarbij Nederlandse militairen bijna de gehele mannelijke bevolking ombrachten. De Nederlandse Staat werd in 2011 aansprakelijk gesteld voor de schade van de nabestaanden en moest enkele schadevergoedingen betalen.

Nicole Immler

Momenteel doet Immler onder de noemer The Dialogics of Justice opnieuw onderzoek naar rechtsherstel na schendingen van mensenrechten. Steeds vaker zoeken slachtoffers van koloniaal onrecht, vredesmissies, seksueel misbruik en milieuschade erkenning via civiele rechtszaken. Maar brengt de rechtsgang de erkenning en het herstel waar de aanklagers om vragen? Aan de hand van een aantal casestudies hoopt Immler die vraag samen met een team onderzoekers te beantwoorden.

Jackie June ter Heide, klinisch psycholoog en onderzoeker bij ARQ Centrum ’45, heeft in haar werk op een hele andere manier te maken met de zoektocht naar erkenning. In haar behandelkamer ziet ze vaak patiënten die ten tijde van de behandeling ook met een erkenningsprocedure bezig zijn. Ter Heide: “Bij getraumatiseerde politieagenten bijvoorbeeld speelt dat door de werkgever erkend moet worden dat hun posttraumatische stressstoornis (PTSS) beroepsgerelateerd is. Met die erkenning kunnen zij aanspraak maken op vergoedingen.”

Hoewel de rechtsherstelprocedures waar zij in hun werk mee te maken krijgen van andere aard zijn, ziet zowel Immler als Ter Heide erkenning als het kernbegrip waar het in die procedures om draait. Reden voor een interdisciplinaire uitwisseling.

Jackie June ter Heide

Wat drijft mensen in jullie ogen in hun zoektocht naar erkenning?

Ter Heide: “Erkenning gaat om gezien worden in jouw lijden. En dan gaat het niet alleen om oog voor wat jij hebt meegemaakt. Het gaat er ook om dat de ander inziet dat hij daar een bijdrage aan heeft geleverd, jou beschadigd of niet beschermd heeft. Van de ander wil je empathie ontvangen. Daarnaast is erkenning een toetsing van wat moreel toelaatbaar en wenselijk is.

Je ziet dat ook bij de cases die Nicole bestudeert. Daar werpen de getroffenen een hele relevante maatschappelijke vraag op: kan dit onrecht zomaar passeren?

Je ziet dat de strijd om erkenning kan leiden tot morele groei. Neem bijvoorbeeld Commissie De Winter, die heeft uitgezocht welke misstanden zich hebben voorgedaan in de jeugdzorg. De commissie nodigde de slachtoffers uit hun verhaal te doen en dat leidde tot erkenning. De boodschap is dat wij het als maatschappij niet wenselijk vinden wat er is gebeurd en dat we daar nu financieel voor gaan compenseren.”

Immler: “Datzelfde geldt voor de oral history-projecten met overlevenden van de Holocaust in de jaren 90. Mensen die geen stem hadden, werd een podium geboden. De geïnterviewden hoopten dat er iets met hun verhaal zou gebeuren, dat er een les uit getrokken zou worden. Diezelfde hoop ligt ten grondslag aan rechtszaken zoals die tussen de weduwen van Rawagede en de Nederlandse Staat. Daar worden de stemmen van de weduwen nu eindelijk wel gehoord. Wel zie je dat alleen dat wat voor de rechtszaak belangrijk is, gehoord wordt. Het gaat daar enkel om de individuele schade, niet om de collectieve schade die in het hele dorp aangericht is.”

Het oral-history project van het United States Holocaust Memorial Museum. Foto: United States Holocaust Memorial Museum

Wat gebeurt er als mensen zich ondanks het rechtsherstel niet erkend voelen?

Immler: “Dat is in mijn onderzoek een belangrijke vraag. Ik onderzoek welke factoren maken dat dit gebeurt. Een deel van het antwoord ligt volgens mij bij de maatschappelijke positie van de groepen die ijveren voor erkenning. Het gaat naast de erkenning voor het historisch leed en het trauma, vooral ook om de vraag of mensen het gevoel hebben gehoord te worden door de maatschappij.”

Ter Heide: “Vergeet daarbij het woord ‘herstel’ niet. Als je een som geld krijgt en daar blijft het bij, dan voelt dat wat kaal. Veel belangrijker is het herstel van relaties, anders gaat erkenning niet werken. Als bij een politieagent erkend wordt dat hij beroepsgerelateerde PTSS heeft, maar hij tegelijkertijd een slechte band met zijn baas heeft, blijft er meestal nog steeds veel boosheid jegens de politieorganisatie bestaan. Onderken ook het verschil in macht: erkenning werkt niet als het individu zich door een machtige organisatie afgekocht voelt.”

Immler: “In erkenning zit een bepaalde hiërarchie. Als iemand om rechtsherstel vraagt en de ander geeft dat niet, dan zit de vrager natuurlijk in een ontzettend zwakke positie. Maar zelfs als mensen erkenning krijgen, ook als die in de vorm van compensatie komt, is vaak meer nodig. De Joodse gemeenschap, die veel verschillende erkenningsprocedures heeft doorlopen, vindt het ook belangrijk dat ze nu wel gezien wordt, dat de maatschappij is veranderd en dat de maatschappij en de overheid toegeven dat ze een rol hebben gespeeld in het historische leed.”

Is erkenning het sluiten van een boek of het openen van een wond?

Ter Heide: “Voor mijn patiënten is het van beide een beetje. Wil een politieagent erkend worden voor zijn beroepsgerelateerde PTTS, dan moet hij bewijs aanleveren. Ook al probeert de politie dat beperkt te houden, dan nog kan het voor agenten heel belastend zijn, omdat ze moeten uitwijden over hun trauma. Als de procedure is afgerond, dan is het boek gesloten.

Maar in het beste geval betekent de erkenning het openen van een boek; het herstel van de relatie. Daarbij toont de politieorganisatie haar empathie tegenover de werknemer, die op zijn beurt erkent dat de organisatie niet moreel onschendbaar kan en hoeft te zijn. In mijn ogen zou in het ideale geval de empathie van beide kanten moeten komen.”

Minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders bracht in 2015 een bezoek aan de begraafplaats in Rawagade en sprak daar met nabestaanden. Foto: Ministerie van Buitenlandse Zaken op flickr.com (CC BY-SA 2.0)

Immler: “Het sluiten van het boek is meer iets van het politieke en publieke discours. Kort gezegd: Willem-Alexander biedt zijn excuses in Indonesië aan en daarmee is het klaar. Terwijl ik denk dat het goed is dat de excuses er zijn, maar dat daarmee het echte gesprek pas begint. Nu hoop ik dat het proces begint waarin het niet meer draait om de excuses, maar om een herstel van de relatie, waarbij de onderlinge machtsposities kunnen verschuiven.”

Meerdere groepen in de samenleving vragen momenteel om erkenning voor historisch leed of voor hun identiteit. Zal de publieke empathie voor die groepen niet opraken? Kan er publieke vermoeidheid ontstaan?

Ter Heide: “Voor iemand die vraagt om erkenning is het moeilijk om in de picture te blijven. Het publiek toont regelmatig empathie natuurlijk, maar het medeleven kan ook heel beperkt zijn, zeker als het onderwerp verder van mensen afstaat. Als zij vergelijkbare ervaringen hebben, dan krijg je affectieve empathie, dat voel je ook echt. Maar als het gebeurde wat verder van hun bed is, dan moeten mensen zich echt inzetten om zich voor te stellen hoe de ander zich voelt. Ik geloof dat de gemiddelde Nederlander bereid is empathie op te brengen, vooral als iets heel veel in het nieuws is, maar dat het daarna afzwakt.”

Immler: “Je ziet in onze samenleving ook dat groepen door de publieke erkenningspolitiek tegenover elkaar komen te staan. En dat bijvoorbeeld degenen die ijveren voor meer aandacht voor het slavernijverleden, tegelijkertijd moeten strijden voor hun gelijke positie in de hedendaagse maatschappij, die niet zomaar wordt toegekend. De strijd om erkenning kan lang duren en de verwerking van je leed verhinderen.”

Ter Heide: “De strijd om erkenning kan mensen weghouden van het besef dat ze door het verleden beschadigd zijn en van het besef dat hun familie niet meer terugkomt bijvoorbeeld. Misschien hebben mensen het idee dat als er erkenning komt, de pijn ongedaan gemaakt kan worden. Terwijl het goed mogelijk is dat ze minder aan rouwen toekomen door zich vast te bijten in een procedure. De hoop is er, maar erkenning brengt niet altijd wat mensen zoeken.”

De verwachting is dat er meer rechtsherstelzaken aankomen. Wat zijn de lessons learned? Wat is het beste om te doen in de toekomst?

Ter Heide: “Het verschilt of je veteraan, politieagent of vluchteling bent. Maar wat over het algemeen werkt, zijn heldere erkenningsprocedures die zo snel mogelijk afgerond kunnen worden, om de belasting bij de aanvrager laag te houden. Als de benadering van de organisatie die de zaak in behandeling neemt heel kil is ten opzichte van de aanvrager, dan heeft dat niet het goede effect, dan roept het alleen maar meer boosheid en eenzaamheid op.”

Immler: “Bij de restitutiezaken in Wenen, voor Oostenrijkse Holocaustoverlevenden, hielp het als een casemanager aanvragers bij de procedure ondersteunde. Als die casemanager er niet was, dan ging het een stuk lastiger. Dan moesten de aanvragers keer op keer nabellen en navragen, wat gepaard ging met veel schaamte. De procedures moeten transparant en voor iedereen te begrijpen zijn. Maar vooral bij juridische processen is dat een uitdaging.

Belangrijk is ook de inclusiviteit in een rechtsherstelprocedure: dat mensen het gevoel hebben erbij te horen, ook de tweede generatie oorlogsgetroffenen en kinderen uit gemengde huwelijken bijvoorbeeld. De tweede generatie ervaart vaak de pijn omdat ze niks van de geschiedenis van hun zwijgzame ouders hebben meegekregen, maar wel merken hoe de oorlog bij wijze van spreken nog altijd aan de eettafel zit. De manier waarop historisch onrecht in verschillende generaties doorleeft, laat zien dat het niet te laat is dat wij het er nog over hebben. Of het nou het Holocaust- of slavernijverleden betreft: het doet ertoe.”

Over de auteur

 

Bart Nauta

Bart Nauta is historicus en beleidsonderzoeker/adviseur bij ARQ Kenniscentrum Oorlog, vervolging en geweld.


Foto boven aan artikel

Presentatie van het rapport van commissie De Winter. Bron: ANP Foto / Roel Rozenburg – 374518617