Ludmilla, of lijken aan de lopende band

Oorlog verbeeld

door Sophie van den Bergh – leesduur 5 minuten

Kunst kan de complexiteit van ingrijpende oorlogsverschrikkingen zeer aansprekend in beelden vatten én ons beeld van de geschiedenis doen kantelen. In deze rubriek belichten we daarom steeds een theaterstuk, tentoonstelling, film of andere kunstuiting waarin de herinnering aan 20e-eeuwse oorlogen een belangrijke rol speelt.

Dit keer aandacht voor Ludmilla, of lijken aan de lopende band. Deze operaparodie werd in 1944 onder extreme omstandigheden geschreven én uitgevoerd in Kamp Westerbork. Mede door een financiële tegemoetkoming voor nageheven erfpacht werd het stuk vorig jaar opnieuw op de planken gebracht. Wat betekent het om zo’n beladen stuk uit te voeren?

Kampcommandant Albert Gemmeker was dol op cabaret. Hij liet in Kamp Westerbork regelmatig revueavonden organiseren.1 Hij had dan ook de beste acteurs en zangers tot zijn beschikking: gevangen Joodse artiesten en Duitse vluchtelingen die door te spelen hun deportatie hoopten te ontlopen. In juni 1944 speelde cabaretgroep Gruppe Bühne Lager Westerbork Ludmilla, oder Leichen am laufenden Band, een Duitstalige operaparodie. Erich Ziegler schreef hiervoor de muziek, Willy Rosen het libretto.

Het zou de laatste voorstelling zijn die in Kamp Westerbork gespeeld zou worden. In augustus 1944 hief Gemmeker het cabaretprogramma op wegens de verslechterende oorlogssituatie en werd het gehele theatergezelschap gedeporteerd. Slechts twee spelers uit het gezelschap zouden overleven.

In 2016 werden het libretto en een piano-uittreksel in de nalatenschap van schrijver en pianist Ida Simons aangetroffen.2 In 2019 voerde productiehuis Punto Arte de operaparodie voor het eerst sinds 1944 weer op, eerst in de Uilenburgersjoel in Amsterdam en later in Herinneringscentrum Kamp Westerbork, naast de voormalige villa van Gemmeker.

De Gruppe Bühne Lager Westerbork op het grote podium in Kamp Westerbork. Dit was een theatergezelschap van gevangenen in Kamp Westerbork tussen 1942 en 1944. Foto: Wikimedia Commons

Memory machines

De ogenschijnlijk luchtige operaparodie heeft een eenvoudig plot: Ludmilla’s vader heeft haar hand beloofd aan een kandidaat die hij heeft uitgekozen, maar Ludmilla heeft haar hart al aan een andere minnaar verpand. Die minnaar moet zich noodgedwongen onder tafel verstoppen wanneer Ludmilla’s verloofde binnenkomt. Een schermutseling volgt, waarbij alle personages sterven.

De interessante vraag is natuurlijk hoe een dergelijke plotlijn op het podium vorm te geven in de wetenschap dat dit stuk is ontstaan in extreme omstandigheden, en ook slechts één keer in diezelfde extreme omstandigheden is opgevoerd.

Volgens theaterwetenschapper Marvin Carlson kunnen opvoeringen fungeren als ‘memory machines’. Ze kunnen eerdere opvoeringen aanwezig maken in de herinnering van acteurs en toeschouwers door bijvoorbeeld te verwijzen naar eerdere mise-en-scènes, kostuums of acteurs. Maar hoe werkt dat in het geval van Ludmilla? Waarom zou een nieuwe opvoering zich wel of niet tot die oorspronkelijke opvoeringscontext moeten verhouden?

Prikkeldraad

Punto Arte had maar weinig informatie tot haar beschikking over de oorspronkelijke opvoering en de oorspronkelijke instrumentele bezetting. Maar regisseur Eva Buchmann en dramaturg Ben Hurkmans vertellen dat ze zich tijdens de repetities al gauw realiseerden hoe explosief het materiaal was, ondanks de luchtige toon.

Bariton Jan Willem Baljet als Freier Achsterippe. Foto: Carola Paas

Hurkmans: “De verwijzingen naar het oosten en ook de ondertitel van het stuk – die expliciet verwijst naar het industriële karakter van de deportaties en moorden – moeten toen al vrij controversieel zijn geweest.”

Buchmann benadrukt de grote verantwoordelijkheid die de groep ervoer bij het ensceneren van dit beladen stuk. “Dat kon niet zonder de context heel duidelijk te maken. Alleen als het ons zou lukken daar een vorm voor te vinden, durfden we het aan.” De groep besloot extra getuigenissen toe te voegen, onder meer van journalist Philip Mechanicus (1889-1944) en Etty Hillesum (1914-1943). Fragmenten van dergelijke getuigen, voorgelezen door acteurs die tussen het publiek zitten, versterken de verwijzingen naar het kampleven die ook in het libretto aanwezig zijn, of plaatsen die in een ander licht.

Als bijvoorbeeld Ludmilla’s vrijer op tafel gaat liggen, verzucht hij: “Viel lieber wäre mir ein Oberbett” [‘Veel liever had ik een bovenbed’]. Daarna volgt een tekst van Etty Hillesum die de ernst van het voorgaande duidelijk maakt: “Later, als ik niet meer wonen zal op een ijzeren brits waar prikkeldraad omheen is, dan wil ik een lampje boven mijn bed hebben.”

Dramatisch effect

De enscenering roept zo dus een verleden in herinnering waar het publiek zelf niet bij was, maar waar toeschouwers al wel kennis over hebben of zich iets bij kunnen voorstellen: door de extra ingevoegde fragmenten én door de aankondigingstekst op de website bijvoorbeeld.

Punto Arte speelt hier nog eens op in door in de mise-en-scène te verwijzen naar de moeilijke omstandigheden waarin Gruppe Bühne speelde: de drie zangers kleden zich haastig naast het podium om en dragen hun kostuums steeds over hun gestreepte pakken heen. Een dergelijk detail, dat in andere voorstellingen misschien komisch zou zijn geweest, heeft nu juist een choquerend effect. Het herinnert de toeschouwer aan de voortdurende dreiging waarin de acteurs en de andere kampgevangenen leefden.

Toch is dit choquerende effect slechts een dramatisch effect, dat niet per se op historische juistheid is gestoeld. Hurkmans: “Waarschijnlijk hadden ze destijds juist prachtige, dure kostuums aan.”

Foto: Carola Paas

Wanneer de personages een voor een dood neervallen en de lijken op vrolijke toon worden geteld, versterkt dit het gruwelijke besef dat het voor de acteurs destijds letterlijk een zaak was van leven of dood. Het is maar zeer de vraag of deze luchtige operaparodie zonder enige kennis van de eerste opvoering net zo indrukwekkend zou zijn geweest; juist die kennis laadt het stuk met betekenis. En de opvoering van Punto Arte maakt het de toeschouwer onmogelijk om dit te vergeten.

Ludmilla wordt opnieuw gespeeld in het voorjaar van 2021, waaronder in juni in Herinneringscentrum Kamp Westerbork.

Over de auteur

 

Sophie van den Bergh

Sophie van den Bergh is hoofdredacteur van WO2 Onderzoek uitgelicht en werkt op de afdeling Onderzoek en educatie van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Aan de Universiteit Gent werkt ze aan een proefschrift over herdenkingstheater.


Verder lezen

Michael Balfour (ed.), Theatre and War, 1933-1945: Performance in Extremis. Berghahn Books, 2001.

Marvin Carlson, The Haunted Stage: The Theatre as Memory Machine. The University of Michigan Press, 2001.

Frederik Le Roy, ‘Contemporaneities: On the Entangled Now of Performance’, in: Documenta 2 (2016), p. 2-27.

Rebecca Schneider, Performing Remains: Art and War in Times of Theatrical Reenactment. Routledge, 2011.


Noten

1 In het boek Theatre and War gaat Peter Jelavich in op Gemmekers beweegredenen om revueavonden in Westerbork te laten organiseren, waarbij ook gevangenen aanwezig mochten zijn. De avonden waren onderdeel van een strategie om orde in het kamp te houden door de gevangenen af te leiden.

2 Vervolgens is het stuk via Mieke Tillema, de biograaf van David Simons, terechtgekomen bij Stichting Punto Arte, die op zoek ging naar financiële steun om het op de planken te brengen. David Simons’ schoondochter, Marita Simons-Deen, verschafte een financiële bijdrage. Het geld was afkomstig uit een tegemoetkoming voor de nageheven erfpacht die haar schoonvader David Simons bij terugkeer uit Theresienstadt moest betalen aan de gemeente Den Haag.


Foto boven aan artikel

Ludmilla’s geliefde, Lopes Cardozo (bariton Marc Pantus), verstopt zich onder tafel. Bron: Carola Paas