Restitutie, compensatie, tegemoetkoming

Column

door Job Cohen – leesduur 4 minuten

Onlangs verscheen het rapport van de Raad voor Cultuur over de vraag hoe om te gaan met koloniale cultuurgoederen. Het gaf een duidelijk antwoord: erken dat de oorspronkelijke bevolking van de koloniale gebieden onrecht is aangedaan door het tegen hun wil in bezit nemen van dergelijke cultuurgoederen. Toon de bereidheid dit historisch onrecht waar mogelijk te herstellen. Geef cultuurgoederen die ooit geroofd zijn onvoorwaardelijk terug aan het land waar zij vandaan komen, want immoreel gedrag moet hersteld worden.

Het standpunt dat de Raad van Cultuur hier vertolkt, zou nog maar een paar decennia geleden verworpen zijn. Hoezo, werd toen gedacht, met dat verleden heeft de huidige samenleving, wij dus, toch niets te maken? Wíj hebben toch niet geroofd? Als je al, met de kennis van toen, überhaupt van roven kunt spreken? Inmiddels denken we daar heel anders over, gegeven de goede ontvangst die dit rapport heeft gekregen.

Immaterieel leed

Nu gaat het bij de cultuurgoederen waar de raad zich over boog om materiële zaken, waarbij het goed mogelijk is om ze te restitueren. Dat ligt overigens lang niet bij alle materiële zaken zo, getuige de worstelingen van de Restitutiecommissie bij de cultuurgoederen die in de Tweede Wereldoorlog zijn geroofd. Bij immateriële zaken ligt dat anders. Denk maar aan de Zwarte Piet-discussie: daar valt per definitie niets te restitueren. Daar valt alleen ons gedrag te veranderen – en dat lijkt gelukkig ook, beetje bij beetje, te gebeuren.

Actueel in dit verband is de stap die NS, na 75 jaar en na langdurig en stevig aandringen van Salo Muller, heeft gezet om een tegemoetkoming te geven “aan diegenen die door NS met speciaal ingelegde treinen met het oog op genocide zijn vervoerd naar vernietigingskampen”. Is dat herstel van immoreel gedrag? Nee, want herstel is hier niet mogelijk: deze immorele daden hebben nu eenmaal plaatsgevonden en kunnen niet hersteld worden.

Hier is geen sprake van restitutie, en zelfs niet van compensatie, want dit immateriële leed kan op geen enkele manier gecompenseerd worden. Hier is sprake van een tegemoetkoming; van erkenning van immoreel gedrag waarvoor NS zich aldus verantwoordelijk voelt.

Gevoelige bedragen

De oorlog ligt nu ruim 75 jaar achter ons, en dat betekent dat verreweg de meesten die in die tijd door NS vervoerd zijn, niet meer onder ons zijn – de meesten zijn zelfs al in de oorlog vermoord. Zou de tegemoetkoming beperkt zijn gebleven tot diegenen die daadwerkelijk vervoerd zijn en nu nog in leven zijn, dan zou een dergelijk gebaar van NS eerder tot verontwaardiging hebben geleid dan tot instemming. Dat roept de vraag op voor wie de tegemoetkoming dan wel moet gelden.

Het is een vraag waarop een voor iedereen passend antwoord eigenlijk niet te geven is, weet ik als voorzitter van de commissie die met de uitwerking van de opdracht van NS belast is. De commissie heeft de vraag beantwoord door naast de nog in leven zijnde betrokkenen ook weduwen, weduwnaars en kinderen van vervoerde personen voor een tegemoetkoming in aanmerking te laten komen – waarbij de bijbehorende bedragen verschillen.

Ook bij de bepaling van die bedragen rijst weer de vraag: wat is passend? Onze commissie heeft gezocht naar vergelijkbare casuïstiek in binnen- en buitenland, en heeft die nauwelijks kunnen vinden. En natuurlijk liggen bedragen per definitie gevoelig: te weinig is een ontoelaatbare fooi.

Balsem

Is in deze regeling sprake van een passende afbakening? Kan deze regeling in dat opzicht zinvol genoemd worden? Wat vaststaat, is dat velen die voor de tegemoetkoming in aanmerking komen NS dankbaar zijn. Zij ervaren het als een vorm van erkenning voor ernstig aangedaan leed, zij het een zeer late.

Dat de president-directeur van NS bij de toekenning een persoonlijke brief heeft ingesloten, is voor een aantal hunner minstens even belangrijk als de tegemoetkoming zelf: een heel klein beetje balsem op een nog steeds gapende wond. Tegelijkertijd brengt het oprakelen van het verleden ook littekens naar boven.

Natuurlijk zijn er ook mensen die de regeling maar moeilijk of in het geheel niet acceptabel en juist daarom niet zinvol vinden. De regeling biedt geen tegemoetkoming aan de groep die helemaal geen nabestaanden meer heeft en biedt geen ruimte voor diegenen die wel vervoerd zijn naar kampen, maar niet met het oog op genocide. Ook die begrenzingen hebben leed veroorzaakt. Onze commissie heeft er daarom voor gepleit om een collectief gebaar te maken voor diegenen die niet in aanmerking komen voor een individuele tegemoetkoming. Daar heeft NS gehoor aan gegeven.

Lessen

Wat mij betreft zijn er twee lessen te trekken. De allerbelangrijkste: erken immoreel gedrag uit het verleden. De stap die de koning in zijn gedenkwaardige optreden op 4 mei van dit jaar heeft gezet, is in dat verband een daad van belang. Hetzelfde geldt voor de bijdrage van premier Rutte bij de Auschwitz-herdenking begin 2020. Ook de bereidheid van NS om onderzoek te laten doen naar het gedrag tijdens de oorlog is van belang voor het nemen van verantwoordelijkheid voor het handelen in deze periode.

De tweede les: de reactie op immoreel gedrag is nooit gemakkelijk en nooit helemaal passend. Ook die erkenning hebben wij voor lief te nemen.

Over de auteur

 

Job Cohen

Job Cohen is jurist en politicus, en momenteel voorzitter van de Commissie Individuele Tegemoetkoming Slachtoffers WOII Transporten NS, die in 2019 is ingesteld. Van 2001 tot 2010 was hij burgemeester van Amsterdam. Daarna was hij lid van de Tweede Kamer en fractievoorzitter van de PvdA. Tussen 2014 en 2018 bekleedde hij de Thorbecke-leerstoel aan de Universiteit Leiden.


Foto bovenaan artikel

Commissie Individuele Tegemoetkoming Slachtoffers WO II Transporten NS. Salo Muller, Job Cohen & Roger van Boxtel. Bron: NS Beeldbank