Misschien weet u het nog, de polemische ruzie in de jaren tachtig tussen Rudy Kousbroek en Jeroen Brouwers. Het ging over de verschrikkingen in de interneringskampen ten tijde van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. De ruzie ligt inmiddels in het verleden, maar is qua thematiek van alle tijden. Kousbroek vergeleek het kampregime met het schrikbewind van zijn kostschool; voor Brouwers was de toestand zoals hij en zijn familie die hadden ervaren vele malen gruwelijker. Al is de vraag of hun situaties überhaupt vergelijkbaar waren zeker relevant (behalve zijzelf hebben ook vele anderen, van ervaringsdeskundigen tot historici, zich hiermee beziggehouden), hier speelt nog iets anders. Mensen gaan verschillend met situaties om, en zeker met traumatische. Ze verwerken gebeurtenissen op hun eigen manier en hebben er al even persoonlijke herinneringen aan.
Een kampjas en een schaakspel
In een museum wordt dat, zij het op veel kleinere schaal, soms heel zichtbaar. Bij de heropening van het Rijksmuseum in 2013 reageerden bezoekers van de zaal over tijdvak 1900-1950 radicaal verschillend op de inrichting van een kabinet over de Tweede Wereldoorlog. Dat kabinet is vrij leeg. Wij hebben slechts twee voorwerpen opgesteld: een kampjas en een schaakspel. De kampjas is gedragen door Isabel Wachenheimer, een overlevende van Auschwitz. Het nazi-schaakspel representeert de oorlogsmachine die Duitsland was; de schaakstukken zijn legereenheden en wapens. De tekst in de rand somt de landen op die in 1939 en 1940 werden veroverd: 1939 SCHACH-MATT POLEN . DENEMARK . NORWEGEN . HOLLAND . BELGIEN . FRANKREICH . ENGLAND U.S.W.
Schrijnend
Voor sommige bezoekers bleek een kabinet van twee voorwerpen veel te mager om het hele verhaal over de Tweede Wereldoorlog te vertellen. Zij waren teleurgesteld of verontwaardigd. Anderen lieten ons weten dat ze de tegenstelling tussen de twee objecten zo schrijnend vonden. Een enkele bezoeker verstijfde bij de aanblik van de kampjas. En bij een rondleiding aan studenten begonnen enkelen te huilen en sommigen vroegen: is die jas echt gedragen, is het geen replica? Weer anderen vonden juist de beperking tot twee objecten heel sterk.
Niet per se beter
Kortom, onze kleine opstelling over de Tweede Wereldoorlog heeft veel reacties opgeleverd, positief en negatief. Uiteraard hebben we alle commentaren besproken. In andere zalen zijn soms wijzigingen aangebracht naar aanleiding van commentaar. Toch hebben we bij dit kabinet besloten de opstelling niet te veranderen. Waarom hier niet? Omdat wij denken dat een aanpassing in dit geval niet per se een verbetering zou betekenen. Omdat andere mensen dan om andere redenen teleurgesteld zouden zijn. Omdat je het in sommige gevallen nou eenmaal niet goed kan doen.
Hoe recht te doen?
Het Deutsches Historisches Museum in Berlijn heeft voor een tegenovergestelde wijze van vertellen over de Tweede Wereldoorlog gekozen. Zij tonen honderden, duizenden objecten die met de oorlog van doen hebben: pamfletten, wapens, vlaggen…, noem maar op. Twee voorwerpen in Amsterdam versus duizenden in Berlijn. Je kunt je afvragen welke opstelling de Tweede Wereldoorlog meer recht doet. Maar vanuit wie bezien? Zijn pijn en leed meetbaar? Vergelijkbaar? Doen we het verhaal en de slachtoffers pas recht als we 10, 50, 100 of 1000 voorwerpen tonen? We kunnen er lang over strijden, net als Kousbroek en Brouwers in hun polemiek deden. In het geval van onze Tweede Wereldoorlog-opstelling betwijfel ik of er een eenduidig antwoord komt. Soms moet je gewoon kiezen. Ook als je een museum bent.
Over de auteur
Martine Gosselink is hoofd van de afdeling Geschiedenis van het Rijksmuseum te Amsterdam. Haar specialisme is beeldcultuur van het overzeese en koloniale verleden.
Foto bovenaan artikel: Het Rijksmuseum toont slechts twee objecten in het kabinet over de Tweede Wereldoorlog. Een daarvan is de kampjas van Isabel Wachenheimer. Bron: Rijksmuseum