Erevelden tonen de prijs van vrijheid

Column

door Piet Hein Donner – leesduur 4 minuten

Monumenten op voormalige slagvelden of voor grote legeraanvoerders zijn van alle tijden. Dat geldt niet voor de erevelden die alle gesneuvelde militairen elk een eigen graf geven. Hoe gebruikelijk die ons nu mogen voorkomen: als verschijnsel zijn ze amper een eeuw oud. Natuurlijk waren er wel voorlopers, zoals de begraafplaatsen op slagvelden uit de Amerikaanse burgeroorlog en de namenmonumenten in Europa en Nederlands-Indië waarop de gesneuvelden uit een stad of regio samengebracht werden. Maar de imposante oorlogsbegraafplaatsen met kruizen of graven tot zover het oog reikt, dateren allemaal van na de Eerste Wereldoorlog.

Het was de confrontatie in de Eerste Wereldoorlog tussen legers die niet meer uit vrijwilligers maar uit dienstplichtige burgers bestonden, die dit nieuwe gebruik in gang zette. Het minste dat de overheid kon doen voor hen die het leven lieten, zo besefte men, was ze een persoonlijke rustplaats geven en ze blijvend gedenken. Inmiddels zijn de indrukwekkende erevelden in Noord-Frankrijk en België een beeldbepalend onderdeel van het landschap geworden. Hoewel oorspronkelijk bedoeld voor herdenking en rouwende nabestaanden, zijn ze tegenwoordig vooral reisdoel van een nog altijd groeiende stroom toeristen.

Achter de frontlinie

In Nederland is het verschijnsel ‘oorlogsbegraafplaats’ nog lang geen eeuw oud – Nederland liep immers een wereldoorlog achter. Pas in 1946, na de Tweede Wereldoorlog, werd hier de Oorlogsgravenstichting (OGS) opgericht, met als doel Nederlandse oorlogsbegraafplaatsen in te richten en te onderhouden. De OGS beheert 50.000 graven in Nederland en elders in de wereld, waarbij bijzonder is dat ze naast militairen ook burgers bevatten.

De slachtoffers van de slag om de Grebbeberg werden in 1940 op locatie begraven. Foto: Nationaal Archief/Fotocollectie Anefo op Wikimedia Commons (CC0 1.0)

Op het kleinste ereveld, dat op de Grebbeberg, zijn bijna alle Nederlandse militairen samengebracht die sneuvelden in de meidagen van 1940. De geallieerde militairen die voor onze vrijheid sneuvelden, treft men vooral op Britse, Canadese en Amerikaanse begraafplaatsen; Nederland was gedurende 1944-1945 bijna een jaar lang slagveld. Het Russisch ereveld bij Amersfoort, waar Russische krijgsgevangenen hun laatste rustplaats vonden, herinnert aan het treurige feit dat in de Tweede Wereldoorlog de meeste slachtoffers niet in de frontlinie omkwamen, maar daarachter. Ook het Nationaal Ereveld in Loenen (Gld.) is daar getuige van; het merendeel van de graven betreft burgers, al liggen hier ook de gesneuvelden van recente militaire missies.

25.000 oorlogsgraven op Java

Wat veel mensen niet zullen weten, is dat de meeste Nederlandse oorlogsgraven, 25.000 in totaal, echter niet in Nederland liggen, maar op het Indonesische eiland Java. Daar zijn in de loop van de tijd op zeven erevelden de graven van alle eilanden samengebracht. Zij worden nog ieder jaar door duizenden bezocht – naast veel nabestaanden komen er ook volop andere belangstellenden. Sommige touroperators voorzien een bezoek aan een van de erevelden in hun programma. Terecht, want het zijn oases van rust en herdenking, en veelzeggende monumenten van het Nederlandse verleden in Indonesië.

Wat dat laatste betreft is het bijzonder dat het aantal Indonesische bezoekers, dat altijd laag was, de laatste jaren enorm is gegroeid. Dit komt mede door het feit dat de informatievoorziening in het Bahasa Indonesia, de officiële taal van Indonesië, sterk is verbeterd. Het toont een stijgende belangstelling van Indonesiërs voor de gecompliceerde geschiedenis van de verbondenheid van Nederland met hun land, waarvan de erevelden getuige zijn.

Door elkaar

Typerend voor de erevelden op Java is dat de slachtoffers van de Japanse aanval in 1942 en van de kampen en de onderdrukking daarbuiten, er zij aan zij liggen met de slachtoffers van de Bersiap, de Indonesische vrijheidsstrijd, en de confrontatie rond Nieuw-Guinea. Moslims, hindoes, christenen en joden liggen door elkaar, alleen te onderscheiden naar geloofsafkomst door het onderscheid in soort gedenkstenen. Zo vervullen erevelden hun echte functie, als gedenkplaatsen die ons stil doen staan bij de kosten van gewelddadige conflictbeslechting.

De Duitse begraafplaats in Ysselsteyn. Foto: Steve Severs op Wikimedia Commons (Publiek domein)

Oorlogsbegraafplaatsen zijn meer dan een plek om terug te blikken. Ze herinneren ons boven alles aan de prijs van vrijheid. Erevelden zijn er niet om oude tegenstellingen in ere te houden, maar om het besef te voeden dat voor alle partijen uiteindelijk slechts verdriet, gemis en verlies resten. Dat voelt men ook bij een bezoek aan de grootste oorlogsbegraafplaats in Nederland, de Duitse begraafplaats in Ysselsteyn. Weinigen kennen die, maar er liggen meer dan 31.000 graven; ook van Duitse burgers uit de grensstreek. Herdenken krijgt pas zin als we de herinnering aan het verleden in het heden benutten om aan een gemeenschappelijke leefbare toekomst te bouwen.

Over de auteur

Piet Hein Donner (1948) bekleedde tussen 2002 en 2011 drie ministersposten en was van 2012 tot 2019 vicepresident van de Raad van State. In 2014 werd Donner benoemd tot president van de Oorlogsgravenstichting. Sinds december 2018 is hij minister van Staat.


Foto bovenaan artikel

Piet Hein Donner op het Nederlands ereveld Pandu te Bandung tijdens een inspectiereis in 2019. Foto: Oorlogsgravenstichting