Rituelen zijn overal en komen in alle soorten en maten: alledaags, verheven, eenmalig, jaarlijks, nationaal, persoonlijk. Vieren, herdenken en herinneren zijn bij uitstek activiteiten die veelvuldig ‘geritualiseerd’ worden. Volgens Ronald Grimes, auteur van The Craft of Ritual Studies, zou de studie van dit soort rituelen even gebruiksvriendelijk moeten zijn als een degelijke Nederlandse fiets. Sofia Stolk test zijn aanpak uit op haar eigen onderzoeksobject: internationale strafrechttribunalen.
In The Craft of Ritual Studies presenteert Ronald Grimes, emeritus hoogleraar Religion and Culture aan de Wilfrid Laurier University in Canada zijn visie op het beoefenen van ritual studies. Het uitgangspunt van de voormalig houder van de Ritual Studies Chair in Nijmegen, is dat het bestuderen van de uitvoering, betekenis en effecten van rituelen eerst en vooral een praktische activiteit is en gedegen handwerk vraagt. Grimes geeft ons zelf allerhande checklists, vergelijkingsschema’s en voorbeelden, om ons lezers een beter begrip van rituelen mee te geven. Tegelijkertijd plaatst hij de nodige kanttekeningen bij de alom aanwezige maar soms ook obscure wetenschappelijke obsessie met ‘theorie’ en ‘methode’. Wat is het punt dat Grimes wil maken, en heb ik wat aan zijn inzichten voor mijn eigen onderzoek naar internationale strafrechttribunalen? Die twee vragen staan in dit artikel centraal.
Observeren en reflecteren
Het analyseren van een ritueel begint voor Grimes met het stellen van simpele vragen. Wat gebeurt hier? Wat zijn deze mensen aan het doen? Wat denken ze dat ze aan het doen zijn? Wat zeggen ze dat ze aan het doen zijn? Wat denk en zeg ik over wat ze aan het doen zijn?
Deze vragen werken niet alleen als we een voor ons onbekend fenomeen bestuderen. Grimes vertrekt bij het bestuderen van zijn casus – de Santa Fé Fiestas in New Mexico – weliswaar vanuit het perspectief van een nieuwsgierige buitenstaander, maar is na jaren van studie zelf geen vreemde meer. Volgens hem zijn de rollen van insider en outsider niet statisch en gaat observeren gepaard met interactie en reflectie. De aanwezigheid van de onderzoeker alleen al maakt dat observeren zonder participeren onmogelijk is. Oftewel: ook in contexten die we zeer goed kennen, zijn de meest simpele vragen nuttig om te stellen. Dit raakt aan de taak die Michel Foucault de filosofische wetenschap toedichtte om ‘te laten zien wat we zien’.1
No curiosity, no research
Met zijn observaties over zijn eigen onderzoekspraktijk biedt Grimes een manier van kijken waar niet alleen beoefenaars van ritual studies wat aan hebben, maar ook andere wetenschappers en niet-wetenschappers van kunnen leren. Grimes stelt in zijn boek basale vragen, zoals ‘Wat is onderzoek eigenlijk?’ en ‘Wat is een wetenschappelijke theorie?’. Zijn bescheiden antwoord is een pleidooi voor ambacht en creativiteit: ‘a theory is a piece of intellectual handwork, with no more (or less) status than pottery-making’.
Wetenschap begint bij nieuwsgierigheid. Bij onbevangen vragen. Durven zeggen dat je het niet begrijpt. Goed kijken, ook naar wat we al kennen. Onderzoek gaat niet in een rechte lijn van A naar B, van vraag naar antwoord, van mysterie naar onthulling. Het is een stapje terug doen, zoeken, verwonderen, vragen, ploeteren, de weg kwijtraken, toegeven dat je het niet weet en vooral: je fantasie gebruiken in een poging om de wereld te begrijpen.
Familietrekjes
Grimes biedt een verfrissende kijk op zowel rituelen als het beoefenen van wetenschap, een bezigheid die zelf ook bol staat van de rituelen. Hij laat ons zien dat het uitvoeren, observeren en analyseren van rituelen mensenwerk is en met de bijbehorende twijfels en onregelmatigheden gepaard gaat. In het licht van mijn eigen onderzoek zou ik naar aanleiding van Grimes’ werk bijvoorbeeld kunnen vragen: ‘Is een naoorlogse strafrechtzaak een ritueel?’ Hiermee begeef ik me in een levendig door Grimes beschreven moeras van definities en metaforen. Zinnig om over na te denken, maar een ja-of-nee-antwoord is uiteindelijk niet de interessantste uitkomst. Belangrijker is ons af te vragen wat er gebeurt als we het fenomeen ‘naoorlogse rechtspraak’ benaderen als ritueel. Wat zien we als we door Grimes’ lens kijken?
Laat mij bij wijze van experiment het fenomeen ‘oorlogstribunaal’ eens naast Grimes’ lijst van kenmerken van geritualiseerde acties leggen. Dit lijstje van ‘family characteristics’ sluit mooi aan bij een sociaaljuridische analyse van de werking van rechtszaken in situaties van grootschalig leed.
Rechtszaak als ritueel
Naoorlogse strafrechttribunalen plaatsen zich net als rituelen uitdrukkelijk in een gerespecteerde traditie en beroepen zich op de gedeelde waarden van een gemeenschap. Rechtszaken kennen precieze voorschriften, uitgevoerd in geperfectioneerde stijl door daarvoor gekwalificeerde personen. Er is sprake van een zich herhalende procedure: rechtszaken hanteren een strikte volgorde en vaak zien we bij tribunalen in verschillende rechtszaken dezelfde retoriek terugkeren. Tegelijkertijd worden bijna alle internationale strafrechtzaken gepresenteerd als unieke en historische gebeurtenissen, eenmalige initiatieven om voor eens en altijd een einde te maken aan het grote onrecht. In de woorden van aanklager David Crane voor het Speciale Hof in Sierra Leone: “the rule of law marches out of the camps of the downtrodden onward under the banners of never again and no more”.2 Tot slot heerst er in de rechtszaal een plechtige sfeer en worden er bepaalde machten aangeroepen. Geen god of koning, maar het recht zelf bezet een verheven positie. Volgens aanklager Robert Jackson was het strafrechttribunaal in Neurenberg “one of the most significant tributes that Power has ever paid to Reason”.3 In al deze aspecten is naoorlogse rechtspraak ritualistisch.
Gerechtigheid en meer
Een vervolgvraag zou zijn: wat is het doel van dit ritueel? Dit lijkt op het eerste gezicht duidelijk: gerechtigheid. Bijkomende traditionele doelen van het strafrecht zijn het creëren van een afschrikwekkende werking en rehabilitatie van dader en slachtoffer. Binnen de internationale rechtswetenschap is er daarnaast in toenemende mate aandacht voor ‘expressieve’ of communicatieve doelen. Zeker in situaties van grootschalig conflict kan een rechtszaak maatschappelijke, educatieve en historische belangen hebben. Een rechtszaak draagt bepaalde gemeenschappelijke normen en waarden uit en reconstrueert gebeurtenissen opdat ze niet vergeten worden. Maar deze functies zijn ook beperkt. Want over welke gemeenschap praten we bijvoorbeeld als het gaat om misdaden die de wereld als geheel raken? Bestaat er zoiets als een universeel ritueel voor de volledige mensheid? Hier is geen eenduidig antwoord op; een abstract begrip als gerechtigheid heeft niet voor iedereen dezelfde betekenis. Het lijkt niet altijd mogelijk en niet altijd verstandig om zo’n diverse groep als eenheid aan te spreken.
Context matters
Grimes laat zien dat er bij rituelen altijd meerdere motieven en interpretaties naast elkaar bestaan. Hij zweert bij de uitdrukking ‘context matters’. Daarmee wil hij zeggen dat een ritueel dat werkt in een bepaalde setting, elders de plank volledig kan misslaan. Ook toont hij overtuigend aan dat rituelen die er van buitenaf strak georganiseerd uitzien, toch een rommelige ‘backstage’ kunnen hebben. Niet alle deelnemers zijn het voortdurend eens over inhoud en uitvoering van een ritueel; er zijn altijd conflicten in de marges. Bovendien heeft een publiek vaak geen unaniem oordeel.
Een hedendaags voorbeeld daarvan in de internationaal juridische context is het eerste permanente internationale strafrechtinstituut: het Internationaal Strafhof. Het eens zo bejubelde hof wordt nu geplaagd door ontevredenheid. Meerdere Afrikaanse lidstaten bekritiseren de keuzes en uitvoering van de rechtszaken en vermeende partijdigheid van de aanklager. Ook slachtoffers, die door het Strafhof als een zeer belangrijk publiek worden gezien, zijn lang niet altijd te spreken over de procedures en uitkomsten.
Wanneer is een internationale strafrechtzaak een zinnig, nuttig of betekenisvol ritueel? Grimes laat zien dat de complexiteit van deze vraag al begint bij de uiteenlopende interpretaties van het woord ‘meaningful’. Het is niet eenvoudig precies aan te duiden wanneer een internationale strafrechtzaak een succes is. De uiteindelijke uitspraak van straf of vrijspraak lijkt belangrijk, maar ook wereldvrede, verzoening en het terugdringen van straffeloosheid worden door tribunalen als essentiële doelen gepresenteerd. Of en wanneer deze doelen bereikt worden, laat zich moeilijk meten. Bovendien gaan verschillende ambities niet altijd even goed samen. Een bekend voorbeeld is de negatieve impact die strafrechtelijke vervolging kan hebben op lopende vredesonderhandelingen. Om terug te grijpen op Grimes: de intenties, functies en effecten van een ritueel zijn niet altijd perfect op elkaar afgestemd, en kunnen zelfs tegenstrijdig zijn.
Wie wint, wie verliest?
In dit verband is het goed om stil te staan bij de macht van rituelen. Wie haalt voordeel uit een ritueel? Wie wordt er benadeeld? Wie is ‘wij’, wie zijn ‘zij’? Dit blijkt niet altijd makkelijk te onderscheiden, wat maakt dat de vraag soms tot tegenstrijdige conclusies leidt. Zo legt de verdachte in internationale rechtszaken verantwoording af aan de gemeenschap waartoe hij of zij behoort: de mensheid. Tegelijkertijd wordt iemand die wordt beticht van ‘onmenselijke daden’ buiten deze gemeenschap geplaatst, wat het rehabilitatievraagstuk bemoeilijkt. Een ander voorbeeld is dat de slachtoffers volgens veel tribunalen centraal staan, maar dat zij niet altijd de gelegenheid krijgen om te spreken. Tot slot zijn de processen ‘voor de hele mensheid’, maar heeft niet iedereen de middelen om ook daadwerkelijk bij een proces aanwezig te zijn of op een andere manier invloed uit te oefen op de definitie van ‘onze’ gezamenlijke normen en waarden. Kortom: rituelen kunnen verbinden, maar ook uitsluiten.
Een open blik
Verbeelding of zelfs creativiteit heeft een negatieve bijklank in vakgebieden waar ‘de waarheid’ het hoogste goed is, zoals wetenschap of recht. Maar verbeeldingsvermogen is cruciaal als we de vele functies die een rechtszaak kan vervullen, willen proberen te begrijpen. De sociale rol die het recht speelt in een gemeenschap en de toenemende complexiteit als we over een wereldgemeenschap spreken, vraagt om een open blik. Rituelen, rechtspraak, de wetenschap en alle andere verschijnselen die we kennen en waarderen verdienen af en toe een geïnteresseerde, kritische, ‘multisensorische’ Grimesiaanse analyse, degelijk als een Nederlandse fiets.
Over de auteur
Dr. Sofia Stolk doet onderzoek aan het T.M.C. Asser Instituut in Den Haag naar afbeeldingen en beeldvorming rond internationale tribunalen. In april 2017 promoveerde ze op het proefschrift A Solemn Tale of Horror: the opening statement of the Prosecution in International Criminal Trials, waarin ze het verhaal analyseert dat verteld wordt op de openingsdag van internationale strafrechtzaken.
Noten:
1 M. Foucault, ‘La philosophie analytique de la politique’, 1987.
2 The Prosecutor v. CDF, Special Court for Sierra Leone, opening statement, 3 juni 2004.
3 Robert R. Jackson, ‘Opening Statement before the International Military Tribunal’, 21 november 1945.