Hoe vertel je het verhaal van een geschiedenis met een oneindig aantal lagen, en hoe verbind je het verleden daarbij ook aan het heden? Met zijn boek Een naoorlogse achtbaan biedt Ian Kershaw een inspirerende aanpak.
Leren over of leren van de Tweede Wereldoorlog? De talloze (educatieve) projecten die in het kader van 75 jaar vrijheid in Nederland zijn en worden ontwikkeld, richten zich in meerderheid op ‘leren van’. En uit een recent onderzoek onder docenten geschiedenis en burgerschap in het voortgezet onderwijs blijkt dat ook de overgrote meerderheid van de leraren hun leerlingen wil laten leren van de periode 1939-1945 en haar nasleep.
Maar kunnen we überhaupt leren van de Tweede Wereldoorlog en zo ja, wat zijn die hedendaagse lessen dan? Bij het formuleren van een antwoord op deze vragen kunnen de publicaties van historicus Ian Kershaw steun bieden aan de docent, onderzoeker en educatief medewerker.
Na Kershaws veelgeroemde publicaties over Adolf Hitler en nazi-Duitsland verscheen in 2015 van zijn hand de studie Afdaling in de hel, waarin hij de ontwikkeling van Europa tussen 1914 en 1949 beschreef. Voor WO2 Onderzoek uitgelicht schreef ik in 2017 een recensie over dit boek. Kershaw liet ons aan het eind van dat boek achter in een verwoest Europa, dat voorzichtig opkrabbelde tussen de machtsblokken die de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie na de oorlog optrokken.
Volgens Kershaw werd de eerste helft van de 20e eeuw in Europa gekenmerkt door het tomeloze geweld dat woedde op het continent. Geweld tussen natiestaten én geweld tegen de eigen bevolking, uiteindelijk zelfs uitmondend in een politiek systeem waarin behoren tot het ‘verkeerde’ ras, de ‘foute’ religie of de ‘onjuiste’ politieke overtuiging vervolging en moord betekende. Aan het einde van het conflict had een complete verandering in het Europese landschap plaatsgevonden, zowel letterlijk als in geopolitieke zin.
Dreiging van een kernoorlog
In hoeverre heeft Europa ‘geleerd’ van de verschrikkingen van de Eerste en Tweede Wereldoorlog? Welke lessen uit het verleden hebben vorm gegeven aan het Europa van het tweede deel van de 20e eeuw? In het vervolg op Afdaling in de hel, in 2018 verschenen onder de titel Een naoorlogse achtbaan: Europa 1950-2017, benadrukt Kershaw het belang van het bouwen aan een politieke en economische eenheid gebaseerd op de liberale democratie. Maar hoe moeizaam dit ging, blijkt al uit de titel van zijn boek.
Vormde geweld de rode draad van Afdaling in de hel, in Een naoorlogse achtbaan is die rol weggelegd voor de “kronkelige, oneffen weg van de ene naar de andere periode van onveiligheid”.
Het beeld dat de periode 1950-2017 bij Kershaw oproept is dat van een continent dat onder de voortdurende dreiging van een kernoorlog een variëteit aan crises overleeft: de gewapende onderdrukking van haar satellietstaten in Oost-Europa door de Sovjet-Unie; het decennialange bestaan van dictatoriale regimes in Portugal en Spanje; het einde van het koloniale tijdperk en de imperiale rijken van Groot-Brittannië en Frankrijk; het terrorisme van de jaren zeventig, de recessies van de jaren tachtig en 2008; het uiteindelijke instorten van de regimes in het Oostblok en het moeizame proces van de toetreding van landen uit Midden-Europa tot de Europese Gemeenschap.
In de rol van Duitsland na 1945 ziet Kershaw het meest nadrukkelijk dat er van de geschiedenis geleerd is. Weliswaar was het land in 1945 – anders dan in 1918 – aanvankelijk bezet, maar dat West-Duitsland (en daarna het verenigde Duitsland) het meest ‘Europese’ land is geworden, is met name te danken aan het feit dat de liberale democratie deze keer wél werkte. Door het economische wonder dat zich in West-Duitsland afspeelde en doordat West-Duitsland onder druk van de Koude Oorlog allianties sloot binnen West-Europa en met de VS, ontstond een democratie waarbinnen het sterkst in het Europese ideaal geloofd werd en wordt en men een verantwoordelijkheid voelt om Europa tot een succes te maken.
In die nieuwe rol van Duitsland en in het verankeren van de voormalige aartsvijanden Duitsland, Oostenrijk en Italië in het West-Europese systeem, ziet Kershaw de grootste geleerde les uit het verleden. In dit kader benadrukt hij ook de immense betekenis van de Marshall-hulp, het grootschalige Amerikaanse investeringsprogramma in West-Europa. Dat deze hulp aan de andere zijde van het gordijn onder druk van de Sovjet-Unie werd afgewezen, leidde tot het ontstaan van twee zeer verschillende samenlevingen: een collectivistische in het oostelijke deel van het continent en een op massaconsumptie gerichte kapitalistische in het westelijke deel.
Thatcher, Kohl en Gorbatsjov
Vrede op het continent zelf (niet in de voormalige koloniën, waar bloedige conflicten werden uitgevochten – denk aan Algerije en Angola) leek in de tweede helft van de 20e eeuw lange tijd vanzelfsprekend. De welvaart groeide ondertussen in het westelijk deel van Europa naar een jaloersmakend peil; het welvaartspeil voor de inwoners van de landen in Oost-Europa bleef lange tijd ver achter.
Ook zegevierden, eerst opnieuw alleen in West-Europa en tegen de eeuwwisseling aan ook in Oost-Europa, de liberale democratie en de rechtsstaat en eisten minderheden met succes hun plek op in de maatschappij.
Maar na de achtbaanrit volgde, toen de 21e eeuw eenmaal goed onderweg was, de overstap op een nieuwe vlucht: een duikvlucht in een tijdperk van spanning, veroorzaakt door globalisering, klimaatverandering, de dreiging van terrorisme, populisme en massamigratie. Dit alles tegen de achtergrond van een nieuwe verhouding tot Rusland (ontstaan nadat in 2014 de oorlog in Oost-Oekraïne begon en Rusland de Krim annexeerde), de verschuiving in de jaren tien naar autoritaire regimes in Hongarije en Polen, de keuze voor de Brexit en de verkiezing van Trump die de vanzelfsprekendheid van de Amerikaans-Europese samenwerking ondergroef.
Dit is een heleboel om te verhapstukken, en toch is het boek geen droge opsomming. Dankzij de goed uitgewerkte compositie wordt de lezer moeiteloos langs bijna zeventig jaar geschiedenis van een heel continent geloodst.
Kershaw wisselt daarbij continu af tussen gebeurtenissen in West- en Oost-Europa en reflecteert op de verschillen die daarbij zichtbaar zijn. Een aanpak die inhoudelijk van meerwaarde is en bekende gebeurtenissen meer reliëf geeft.
Kershaw is geen historicus van de ‘kleine geschiedenis’ en de anekdote, maar analyseert op zakelijke toon de grote politieke, economische, maatschappelijke en culturele ontwikkelingen in Europa. Daarbij heeft hij wel volop aandacht voor de beslissende rol van bepaalde hoofdrolspelers. Dit komt met name naar voren in zijn beschrijving van het Gorbatsjov-tijdperk, maar geldt evenzeer voor waar hij Helmut Kohl en Margaret Thatcher ten tonele voert.
500 bij 500 meter
Voor de gemotiveerde docent en de educatief medewerker die hiervoor de tijd kan vrijmaken, vormen beide boeken van Kershaw een mooie basis om met leerlingen de Europese geschiedenis van de afgelopen decennia te verkennen. Afdaling in de hel en Een naoorlogse achtbaan beschrijven de historische context op een manier die toont dat je gelijkenissen tussen heden en verleden kunt ontwaren, maar dat je ook steeds oog moet houden voor de onvermijdelijke verschillen.
In elke historische context zijn er andere bepalende politieke, economische, sociale en culturele factoren. Het benoemen van mechanismen, met aandacht voor de gelijkenissen én de verschillen, vormt de belangrijkste uitdaging voor de geschiedenis- en museumles. Bij Herinneringscentrum Kamp Westerbork, waar ik werkzaam ben als coördinator Educatie, geldt dit voor de hele bewoningsgeschiedenis van de 500 bij 500 meter die bekendstaan als ‘kamp Westerbork’.
Even in vogelvlucht: het kamp, in 1939 ontstaan als Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork, werd op 1 juli 1942 door de nazi’s overgenomen. De naam werd gewijzigd in Polizeiliches Judendurchgangslager Westerbork. Veertien dagen later vertrok het eerste transport met 1137 Joodse mannen, vrouwen en kinderen uit het kamp. Meer dan 107.000 mensen werden via Westerbork gedeporteerd naar de concentratie- en vernietigingskampen – 5000 van hen overleefden. Op 12 april 1945 werden de gevangenen die op dat moment in Westerbork zaten door de Canadezen bevrijd.
Twaalf dagen later arriveerden de eerste bewoners van Interneringskamp Westerbork: van collaboratie verdachte Nederlanders en van oorlogsmisdaden verdachte Nederlanders en Duitsers. Tot 1948 bleef het kamp het grootste gevangenenkamp voor collaborateurs in Noord-Nederland. Nadat de laatste geïnterneerden het kamp verlaten hadden, werd het terrein in gebruik genomen als legerplaats voor dienstplichtigen die in afwachting waren van hun uitzending naar het voormalige Nederlands-Indië, om daar deel te nemen aan de koloniale oorlog.
Onder de naam ‘De Schattenberg’ deed het kampterrein vervolgens dienst als opvangkamp voor gerepatrieerden uit de voormalige kolonie. In 1951 kregen de barakken van Westerbork hun laatste functie: woonoord voor enkele duizenden Molukkers. Ruim twintig jaar vormden die samen een gemeenschap op de Drentse heide, tot in 1971 de laatste Molukse bewoners gedwongen het kamp moesten verlaten en de laatste barakken met bulldozers tegen de grond geschoven werden.
Archetypische bezoekers
In 2014 ontving Herinneringscentrum Kamp Westerbork het Europees Erfgoedlabel vanwege de gelaagde geschiedenis van de plek. In Westerbork komen immers veel onderwerpen uit de Europese geschiedenis samen: de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, de verwerking van de Holocaust, omgang met collaborateurs in de naoorlogse samenleving, de wederopbouw, het gewelddadige afscheid van de voormalige koloniën en de manier waarop groepen mensen van buiten Europa hier hun plaats hebben moeten vinden.
Inmiddels is het Europees Erfgoedlabel een vast onderwerp van scripties en onderzoeken door studenten. Onlangs nog legde een student mij deze vragen voor, met het verzoek deze door onze bezoekers te laten beantwoorden: “In hoeverre verandert een bezoek aan het Herinneringscentrum Kamp Westerbork uw visie op waarden als vrede, mensenrechten, respect voor het menselijk leven, democratie, individuele vrijheid, gelijkheid en culturele diversiteit?” en “In welke mate voelde u zich Europees voor en na afloop van het bezoek aan het Herinneringscentrum Kamp Westerbork?”
Ga er maar aan staan als bezoeker. Helemaal als je de archetypische bezoeker bent die vooral komt voor de periode 1939-1945 en eventueel nog de interneringskampperiode, maar die slechts weinig interesse heeft voor de verdere naoorlogse geschiedenis van ‘Westerbork’ of activiteiten rondom de herinnering aan de genocide in Srebrenica. Kondigden wij speciale thema-rondleidingen aan over de naoorlogse periodes, dan sloot zich maar een enkele bezoeker aan.
Ontmoetingen als aanknopingspunt
Om de gelaagde geschiedenis van de plek zichtbaar te maken, zetten we nu in op ontmoetingen. Op dit moment nog voor specifieke groepen zoals docenten, maar gezien de positieve ervaringen tot nu toe wordt er nagedacht over verdere uitbreiding. Het gaat om ontmoetingen met mensen voor wie de 500 bij 500 meter van Westerbork van bijzondere betekenis zijn.
Omdat hun (groot)ouders er ondergebracht werden na hun vlucht uit nazi-Duitsland. Omdat hun (groot)ouders er als (gezinsleden van) militairen van de KNIL terechtkwamen op bevel van de Nederlandse overheid. Omdat het de laatste plek was in Nederland waar iemand gevangen zat voordat deportatie volgde en men voor altijd afscheid nam van dierbaren. Omdat iemands vader of moeder na de oorlog in het kamp werd opgesloten als collaborateur of oorlogsmisdadiger.
Tijdens deze ontmoetingen plaatsen we de gebeurtenissen eerst in de tijd zelf en voorzien we deze van context. Hierna kan – ook in reactie op vragen en opmerkingen van deelnemers – reflectie plaatsvinden op thema’s als ‘mensenrechten’, ‘individuele vrijheid’ en ‘onderdeel uitmaken van de (Europese) samenleving’. Bij deze manier van werken is een naslagwerk als Een naoorlogse achtbaan onontbeerlijk.
Want voor- en nadat op microniveau naar persoonlijke verhalen kan worden geluisterd, is het wezenlijk om de grote lijnen te blijven zien en te belichten. Om te bespreken waarom op een plek als kamp Westerbork zoveel lijnen uit de Europese geschiedenis samenkomen. Waarom het Europa van 2020 van belang is: voor de bescherming van democratie en rechtsstaat, gegrondvest op het principe van ‘nooit-meer-oorlog’. En om daarmee te leren van de (Europese) geschiedenis.
Over de auteur
Christel Tijenk is historica. Ze is werkzaam als coördinator Educatie bij Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
Foto bovenaan artikel
De eerste bres in het IJzeren Gordijn, Hongarije, 1989. De Hongaarse Minister van Buitenlandse Zaken Gyula Horn (rechts) en de Oostenrijkse Minister van Buitenlandse Zaken Alois Mock (links) knippen het prikkeldraad door dat oost van west scheidt in Sopron, Hongarije. Bron: ANPFOTO/AP Photo/Bernhard J. Holzner