Beladen woorden

Stand van het debat

door Emile Schrijver – leesduur 8 minuten

Hoe je historische gebeurtenissen verwoordt doet ertoe, want ook woorden kunnen pijn doen en sluimerende vooroordelen reproduceren en aanwakkeren. Dat het belangrijk is om je hier als museum rekenschap van te geven, werd vorig jaar juni uiterst helder verwoord door de diverse auteurs van Words Matter. Deze gezamenlijke publicatie van het Nationaal Museum van Wereldculturen, het Afrika Museum, het Tropenmuseum en het Museum van Volkenkunde heeft de noodzaak van nadenken over terminologie pontificaal op de agenda gezet. In een persoonlijke reflectie gaat de directeur van het Joods Cultureel Kwartier en het Joods Historisch Museum, Emile Schrijver, in op de talige gevoeligheden die in zijn eigen leven en werk de revue passeren.

De cover van Woorden doen ertoe. Foto: Tropenmuseum, Amsterdam; Museum Volkenkunde, Leiden; Afrika Museum, Nijmegen

Joden, joodse mensen, jodenmensen of jodenmannen en -vrouwen? Joods of joods? Het woord ‘jood’ en al zijn varianten staan al decennialang in de belangstelling van taalkundigen, liefhebbers en puristen, en dan heb ik het dus niet alleen over de jaren rond de Tweede Wereldoorlog. Alleen al de ingewikkelde discussie in de jaren zeventig over de betekenis ‘woekeraar’ in de toenmalige editie van Van Dale (destijds breed uitgemeten in de pers; google maar eens op Van Dale in combinatie met de Nederlandse taalkundige Frida Balk-Smit Duyzentkunst), laat zien hoe opgewonden het er op dit terrein aan toe kan gaan.

Een nog langduriger heet hangijzer is de vraag of het woord jood met een hoofdletter geschreven moet worden of met een kleine letter. Die discussie lijkt in de officiële spellingwijzers inmiddels opgelost met een wat laf compromis, namelijk soms wel en soms niet: jood en joods als behorend bij het volk der joden dient met een hoofdletter te worden geschreven, en verband houdend met de joden of de joodse godsdienst met een kleine letter. Wie het verschil weet mag het zeggen.

In joodse kring is inmiddels de gewoonte ontstaan overal een hoofdletter te schrijven. In het Joods Historisch Museum wordt de oude spelling, met een kleine letter, nog gevolgd, simpelweg omdat het woord tienduizenden keren voorkomt in onze systemen en archieven. Ook ik kies er hier voor om jood en joods met een kleine letter te schrijven, waarom weet ik ook niet precies, dat is de waarheid.

Beth Shalom

Uit mijn vrij prille jeugd herinner ik me mijn ongemak met het woord ‘christenman’, toen gebezigd door mijn joodse grootmoeder. Ik vond het een lelijk woord, dat voor mij een andere lading had dan het woord christen. Ik had vooral het gevoel dat er afstand mee gecreëerd werd tot de betrokkene. Pas later hoorde ik voor het eerst het woord ‘jodenman’. Beide woorden voelen voor mij om dezelfde reden ongemakkelijk, maar door de christenman van mijn grootmoeder leerde ik al heel jong dat dat ongemak ook afhankelijk is van de specifieke context waarin je een woord hoort. Mijn oma vond nota bene zelf het woord jodenman weer heel ongemakkelijk, of eigenlijk onacceptabel omdat het een negatieve connotatie zou hebben.

Ik herinner me ook nog levendig een zaal vol hoogbejaarde bewoners van het joodse bejaardencentrum Beth Shalom in Amstelveen, bijeen op 24 mei 2017 voor de presentatie van het boek 80plus Joden. De onlangs overleden onderwijsdeskundige Ido Abram legde daar toen uit waarom hij voor die titel had gekozen. Dit omdat hij veel reacties op die titel had gehad, positieve en negatieve, ook van de mensen uit Beth Shalom die hij voor dit boek had geïnterviewd. Was het nou echt nodig om het woord ‘Joden’ zo prominent op het omslag te zetten?

De cover van 80plus Joden. Foto: Amphora Book

Ik voelde me geraakt door het feit dat hoogbejaarde Nederlandse joden blijkbaar zo’n moeite hadden met het gebruik van het woord en zei daarom, met het eerste exemplaar van het boek in mijn hand: “Het eerste woord in de naam van het Joods Historisch Museum is ‘Joods’ en we heten niet ‘Historisch Museum Van Een Minderheid Die Al Meer Dan 400 jaar In Nederland Woont.” Natuurlijk weet ik ook wel dat de generatie van boven de tachtig die nu in Beth Shalom woont, door de oorlog en door het feit dat ze destijds als jood apart is gezet een heel andere relatie tot het woord jood heeft dan ik, en dat overlevenden van de Holocaust hier niet zo waardevrij over kunnen en willen denken als ik, geboren in 1962. Maar is datzelfde Beth Shalom en zijn diezelfde overlevenden niet ook het beste bewijs voor het feit dat het laten verdwijnen van het Europese jodendom niet is gelukt?

Holocaust of Sjoa?

Soortgelijke talige gevoeligheden spelen in de context van ons Nationaal Holocaust Museum (NHM) natuurlijk ook een grote rol. De eerste discussie was die over de naam van het museum, dat in juni 2015 nog als Nationaal Sjoa Museum was aangekondigd, maar in mei 2016 zijn deuren opende als ‘Nationaal Holocaust Museum, in oprichting’. We hebben destijds alle meningen daarover verzameld en de voor- en nadelen van de twee termen tegen elkaar afgewogen.

‘Holocaust’ heeft een veel grotere bekendheid, ook internationaal, maar is wel een ‘harde’ term met ook nog eens een foute etymologie, omdat het eigenlijk ‘brandoffer’ betekent. ‘Sjoa’ heeft als voordeel dat het een joodse term is, wat goed zou aansluiten bij de identiteit van het museum, maar als nadelen dat hij onbekend is buiten de kring van ingewijden en dat de lastige spelling tot ongemakkelijke associaties kan leiden (ik heb mensen zowel soja als soa horen zeggen). Wij hebben uiteindelijk besloten te kiezen voor de meest bekende term die aansluit bij de praktijk in de meeste andere instellingen (niet alle), in de meeste buitenlanden (niet alle). Ik sta pal voor die keuze, maar word er nog bijna wekelijks door joodse en niet-joodse voor- en tegenstanders op aangesproken.

Poolse vernietigingskampen of kampen in bezet Polen?

In hedendaagse musea spelen er veel meer ingewikkelde thema’s die mede met taal te maken hebben. Thema’s die de actualiteit en de wereldpolitiek raken bijvoorbeeld, zoals de terminologie die wordt gebezigd rond de geschiedenis van de slavernij en de onderdrukking van vrouwen en allerlei minderheidsgroepen. Of denk aan de strijd om publieke aandacht en morele prominentie voor koloniale roofkunst en WO II-gerelateerde roofkunst. Zowel in joodse kring als onder activisten die opkomen voor aandacht voor het koloniale verleden bestaat veel ongemak over het feit dat die twee zaken zo makkelijk met elkaar verbonden worden.

Een ander voorbeeld is hoe Holocaust- en andere oorlogsmusea over de hele wereld enige tijd geleden werden verrast door commentaar vanuit de Poolse nationale overheid op museumteksten waarin verwezen werd naar de concentratie- en vernietigingskampen die waren ingericht op Pools grondgebied. Alle instellingen die dergelijke kampen ‘Pools’ durfden te noemen, en niet ‘kampen die door de nazi’s waren ingericht in bezet Polen’, konden rekenen op een afkeurende brief, zo ook het NHM. Zoals bekend, is zelfs geprobeerd het beschrijven van vernietigingskampen als Poolse kampen wettelijk strafbaar te stellen, maar onder grote internationale politieke druk hebben de Polen die wet sterk afgezwakt.

Roma en Sinti wachten in het vernietigingskamp Bełżec op hun lot. Het kamp Bełżec lag in het door Duitsland bezette Polen. Foto: United States Holocaust Museum

Vanuit historisch oogpunt is het natuurlijk alleen maar toe te juichen om – zoals de Polen voorstelden – zo precies mogelijk om te gaan met de historische feiten. Maar als dat mede gepaard gaat met een strategie om waar dan ook Poolse betrokkenheid bij moord en gruwelijkheden te ontkennen of te verdonkeremanen, bewegen we ons op een hellend vlak. Daartegen is terecht groot bezwaar gemaakt.

Vernietiging of moord?

De eigenlijke moord op de joden is ook zo’n lastig thema om in taal te vangen. Toen ik opgroeide, kreeg ik te horen dat mijn joodse familieleden waren ‘weggehaald’ in de oorlog. Dat was een eufemisme voor ‘vermoord’ dat natuurlijk slechts de eerste fase van hun lot beschrijft. De laatste tijd hoor ik ‘weggehaald’ steeds minder, naar ik aanneem vooral omdat het een term was die gebezigd werd door de generatiegenoten van de slachtoffers.

En die slachtoffers, zijn dat mensen die zijn ‘omgekomen’ in de oorlog? Dat hoor je best nog vaak, al is er vanuit joodse kring terecht veel bezwaar tegen die term. ‘Omkomen’ impliceert een ongeval, of een ‘verterend gebrek’ zoals Van Dale dat noemt. En hoewel veel joden bezweken zijn aan een verterend gebrek aan voedsel, was de reden dat ze in de kampen waren de voorziene moord.

Ja, dat is een expliciete term, moord. Een confronterende ook, maar wel een die duidelijkheid verschaft. En bovendien: adequater dan het woord ‘vernietiging’. Vernietiging verwijst weliswaar ook naar de vernietiging van de joodse cultuur en het joodse leven, maar kan ook ideëel gekleurd zijn door de nazi-ideologie van vernietiging. Moord dus. Door de nazi’s, niet door de Duitsers – weer zo’n valkuil. De meeste nazi’s waren Duitser, maar niet allen, en niet alle Duitsers waren nazi.

Multiperspectiviteit

De essentie van al deze discussies over terminologie, is het besef dat het in een modern historisch museum van groot belang is ruimte te maken voor zogenoemde multiperspectiviteit. Dat is een aan de Angelsaksische wereld ontleend modieus talig gedrocht dat niet alleen verwijst naar de noodzaak om een veelheid aan perspectieven aan bod te laten komen. Het verwijst ook naar het streven om je bewust te zijn van het feit dat taal ideologisch geladen is of kan zijn en ook van invloed is op de ontvanger van je museale boodschap. Daarom spreken wij over de moord op zes miljoen joden en niet over zes miljoen omgekomen joodse mensen.

Maar de waarheid is ook dat zowel onze historische als onze talige inzichten en gevoeligheden en overgevoeligheden veranderen, continu, onder invloed van de actualiteit en de omgeving en onder invloed van ons eigen voortschrijdend inzicht. Daarom is het gerechtvaardigd dat de samenleving musea aanspreekt op hun maatschappelijke en ideële verantwoordelijkheden en dat musea dat serieus nemen.

Het Rijksmuseum en het Nationaal Museum van Wereldculturen nemen daarin terecht het voortouw. Zij mogen ons, net als het publiek dat mag, de maat nemen bij het gebruik van beladen historische termen die de joodse cultuur en geschiedenis betreffen. Zowel in het Nationaal Holocaust Museum als in de andere locaties van het Joods Cultureel Kwartier.

Over de auteur

 

Emile Schrijver. Foto: Monique Kooijmans

Emile Schrijver is algemeen directeur van het Joods Historisch Museum en het Joods Cultureel Kwartier. Daarnaast is hij als bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van het joods cultureel erfgoed, in het bijzonder van het joodse boek, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam.


Foto bovenaan artikel

Het Nationaal Holocaust Museum, in oprichting i.o. Foto: PersianDutchNetwork op Wikimedia Commons (CC BY-SA 4.0)