Als kind las ik nauwelijks jeugdboeken. De afgelopen jaren is dat echter ingrijpend veranderd. Dat komt doordat ik jeugdverhalen heb ontdekt als historische bron, vooral op het gebied van beeldvorming. Sindsdien verslind ik jeugdverhalen. Verhalen waarin joodse personages voorkomen, hebben mijn speciale belangstelling omdat ze in mijn ogen een heel duidelijk beeld schetsen van de moeizame en pijnlijke emancipatie van een minderheid in de Nederlandse samenleving.
Wat mij in jeugdverhalen zo aanspreekt is dat ze tamelijk ongepolijst zijn. Het idee van veel auteurs hiervan is dat je jonge lezers in heldere woorden en beelden vertelt hoe de vork in de steel zit. Maar ook auteurs zijn kinderen van hun tijd. En dus reflecteren hun woorden en denkbeelden de opvattingen van een bepaald moment – bijvoorbeeld over wat goed en fout is. Extra interessant wordt het als zo’n jeugdboek meerdere drukken heeft beleefd en de tekst daarbij werd aangepast.
Lakki, een jodenjongen
Dat geldt bijvoorbeeld voor Lakki, een jodenjongen. Dit boek van A. Vogelaar-Van Amersfoort werd tussen 1965 en 2001 acht keer herdrukt. Het verscheen bij de protestantse uitgeverij Den Hertog in Houten en gaat over de tienjarige Lakki Nathans die onderduikt bij een gereformeerd schippersgezin. Van zijn onderduikouders hoort Lakki voor het eerst over Jezus, die hij al snel in zijn hart sluit.
Alleen al de titel van dit boek is interessant. Vóór de Tweede Wereldoorlog was jodenjongen een tamelijk gangbaar woord, maar de afgelopen decennia wordt het als politiek zeer incorrect ervaren. Toch handhaafde uitgeverij Den Hertog bij alle herdrukken dit titelwoord. Wel werd de ondertitel – ‘een verhaal uit de Duitse bezettingstijd’ – in 1995 geschrapt.
De tekst zelf werd sinds de eerste druk ook flink aangepast. Als Duitse soldaten onverwacht de schippersboot bezoeken zegt de onderduikmoeder in de editie van 1965 over Lakki: “Weet je waarom hij zoveel op een Jood lijkt? Hij is erg ziek geweest. Daarom (…) steekt zijn donkere haar zo af.’” In de laatste editie, uit 2001, staat op deze plek: “Weet je waarom hij er zo naar uit ziet? Zo wit? Hij is erg ziek geweest. Daarom (…) steekt zijn donkere haar zo af. Maar is iedere jongen met donker haar een Jood? Mijn man heeft toch ook donker haar?”
We zien hier dat een ongepolijst beeld – alle joden hebben donker haar – wordt bijgeschaafd: ook niet-joden en zelfs vrome gereformeerden kunnen donker haar hebben. Ook elders in het boek zie je dergelijke aanpassingen: het wordt politiek correcter, zij het slechts enigszins.
Lakki, een jodenjongen werd aanvankelijk positief ontvangen, maar bij het verschijnen van de vijfde druk in 1995 merkte het Reformatorisch Dagblad op dat “de bezetters als nogal onnozel worden afgeschilderd. (…) De Duitsers laten zich al heel gemakkelijk om de tuin leiden, zodat Lakki op zijn onderduikadres kan blijven zitten.” Opmerkelijk genoeg wordt er over de beeldvorming van joden met geen woord gerept.
Verhaalpatronen
Hoeveel jeugdboeken er in totaal zijn gesitueerd in de Tweede Wereldoorlog weet ik niet, maar ik ken een particuliere verzamelaar die er ruim vijfduizend bij elkaar heeft gebracht, afkomstig uit alle zuilen van de Nederlandse samenleving. Nog jaarlijks vult hij zijn collectie aan.
Voor mijn eigen onderzoek, dat de werktitel Met de paplepel. Beeldvorming over joden in Nederlandstalige jeugdliteratuur, 1780-1980 heeft, digitaliseer ik alle bronnen die ik gebruik. Dat kost tijd, maar daarna kun je er veel meer mee doen. Je kunt ze dan niet alleen volledig doorzoeken, maar ook eenvoudig van extra informatie voorzien (metadateren). Hierdoor kun je makkelijker bepaalde verhaalpatronen vaststellen.
Waar ik van droom is dit: dat een onderzoeksinstelling om te beginnen die vijfduizend jeugdverhalen over de Tweede Wereldoorlog gaat digitaliseren – zo duur is dat niet. Omdat ik al jaren dit soort onderzoek doe, heb ik uitgesproken ideeën over hoe je zo’n bronnenverzameling vervolgens het best en efficiëntst kunt verrijken. Zo moet je volgens mij altijd onderzoeken welke doelgroep de uitgever voor ogen had en kun je zo’n bron pas goed in z’n tijd plaatsen als je ook de druk- en receptiegeschiedenis in kaart brengt. Met behulp van vrijwilligers is dat veel sneller te realiseren dan menigeen denkt. Door screenshots van onder meer advertenties en recensies op te bergen in een vaste mappenstructuur, kun je de meeste documentatie over een jeugdverhaal binnen een paar uur bij elkaar brengen. Digitale bestanden voor dergelijk onderzoek zijn ruimschoots voorhanden – voor het grootste deel kun je een vaste bronnenlijst afwerken.
Een vraag die steeds urgenter wordt is: hoe houden wij de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend voor de jeugd? Met een dergelijke datacollectie beschik je in ieder geval over een fantastische bron om te onderzoeken hoe er sinds 1945 over de Tweede Wereldoorlog is geschreven voor jonge lezers. Ook kun je op basis van die collectie laten zien hoe die oorlog in beeld is gebracht, want jeugdverhalen bevatten vaak veelzeggende illustraties. Tekst en beeld samen kunnen de stof leveren voor vele prachtige studies, artikelen en tentoonstellingen.
Over de auteur
Ewoud Sanders is historicus en journalist. In 2017 promoveerde hij op Levi’s eerste kerstfeest. Jeugdverhalen over jodenbekering (1792-2015). Wekelijks schrijft hij in het online tijdschrift Neerlandistiek over jeugdverhalen over joden.