“Het lijkt wel alsof er niet één Oekraïner zonder trauma meer te vinden is”

2023 is uitgeroepen tot themajaar ‘Leven met oorlog’, waarin we focussen op de impact van oorlog op mensen, families en samenleving. In elke editie van WO2 Onderzoek uitgelicht nemen we daarom een persoonlijk verhaal op van iemand die werkzaam is in een oorlogsmuseum, herinneringscentrum of andere organisatie die gelieerd is aan oorlog. Welke rol speelt hun eigen achtergrond in hun werk? Ditmaal spreekt Djuna Kramer met Kateryna Khyzhniak (36). Zij werkt bij ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum als coördinator voor een groot door Giro555 gefinancierd project om psychologen in Oekraïne te ondersteunen.

Kateryna Khyzhniak

Wat houdt uw baan precies in?
“Ik ben het aanspreekpunt voor onze Oekraïense partners: ggz-instellingen, sociaal werkers en centra voor vroegtijdige interventies. Die laatste ondersteunen normaal gesproken kinderen met een ontwikkelingsachterstand, maar nu alle kinderen die door de oorlog zijn getroffen. Ook help ik bij de organisatie van intensieve trainingen voor betrokken professionals, die we tot nu toe hebben gehouden in Hongarije en Polen.”

Wat deed u hiervoor?
“Ik was bezig te promoveren in Oekraïense literatuur en was assistent-professor aan de Polytechnische Universiteit in Charkov. In augustus 2022 ben ik naar Nederland gevlucht, en al in december kon ik beginnen bij ARQ. Daar was ik erg blij mee, ik voel me vereerd dat ik zoiets belangrijks mag doen.”

Wat drijft u in uw werk?
“Zo veel mensen lijden onder deze oorlog, het lijkt wel alsof er niet één Oekraïner zonder trauma meer te vinden is. Eraan bijdragen dat er psychische hulp geboden wordt, voelt als een van de beste dingen die ik nu zou kunnen doen. Ik weet eerlijk gezegd niet wat ik zonder deze baan zou moeten.”

Zijn er ook delen van uw functie die u moeilijk vindt?
“Het kan lastig zijn om onze contactpersonen in Oekraïne te bereiken. Omdat ze het zo enorm druk hebben, maar ook omdat er vaak problemen zijn met de elektriciteit of het internet. Daarnaast is het weleens zwaar om te horen wat voor verschrikkelijke dingen mijn gesprekspartners in Oekraïne meemaken, zelfs de mensen in relatief veilige gebieden. Emotioneel ben ik ook nog daar; mijn ouders wonen er, sommige van mijn vrienden staan op het slagveld. Natuurlijk laat me dat niet koud. Maar ik concentreer me liever op wat ik kan doen om te helpen.”

Komen er bij ARQ thema’s terug die u kent uit uw onderzoek naar Oekraïense literatuur?
“Zeker! De Oekraïense literatuur is doordrongen van trauma, net als onze geschiedenis. Mijn eigen promotieonderzoek ging over contemporaine Oekraïense literatuur die ons totalitaire verleden verbeeldt. Ik heb me ook veel beziggehouden met de gebeurtenissen achter die fictie, zoals Holodomor in 1932, toen miljoenen Oekraïners verhongerden door Sovjetbeleid. Dat was erg moeilijk om over te lezen.”

Tijdens de Holodomor moesten veel inwoners vluchten op zoek naar voedsel. Bron: Alexander Wienerberger op Wikimedia Commons (publiek domein)

Kent u dat totalitaire verleden ook uit uw familiegeschiedenis?
“Ik denk dat elke Oekraïense familie op een bepaalde manier getraumatiseerd is. Veel van de problemen in onze maatschappij, in onze ziel, stammen nog uit het Sovjetverleden. Er zijn zo veel jaren geweest dat zwart wit genoemd werd en wit zwart. Dat je nergens van op aan kon. Dat doet iets met een volk.
Zelf ben ik opgegroeid met mijn grootouders, en hun bewustzijn was heel erg gevormd door die tijd. Het was erg dubbel: ze spraken over de verschrikkingen van de Sovjet-Unie en de angst die ze ervoeren, maar zeiden bijvoorbeeld ook dat alles toen zo goed geregeld en zo goedkoop was.
Veel mensen beginnen nu pas echt wakker te worden en in te zien dat de Russen niet onze broeders zijn. Of in elk geval: dat we zelf het heft in handen moeten nemen en bepalen wat voor land we willen worden, in plaats van de oplossing elders te zoeken.”

U ondersteunt hulpverleners bij het uitvoeren van hun werk. Krijgt u zelf ook ondersteuning?
“Jazeker. Ik heb zelf een goede therapeut en mijn collega’s zijn ook erg ondersteunend. Ze begrijpen dat het voor mij als vluchteling, als expat die hier geen echte vrienden heeft, ook belangrijk is om soms over persoonlijke dingen te kunnen praten. Over kleine, alledaagse dingen. Dat waardeer ik echt.
Sowieso vinden we zelfzorg erg belangrijk bij ARQ. Daar richten we ons ook op in onze trainingen voor hulpverleners. Want als deze strijders vallen, overleeft niemand het.”

Over de auteur

 

Djuna Kramer

Djuna Kramer is cultuurjournalist en schrijft voor onder meer de VolkskrantHet ParoolAD en de Theaterkrant. Ook maakt ze audioproducties, zoals de Vrij Nederland-podcast Nu het nog kan – waarin kleinkinderen hun grootouders interviewen over de Tweede Wereldoorlog  en de documentaire De laatste woorden van Anton Mussert voor Docs (NTR/VPRO).


Foto boven aan artikel

Een flatgebouw in Charkiv is verwoest door een Russisch bombardement. Bron: Website van de president van Oekraïne

Lesgeven over een complex conflict

In de eerste maanden na de inval in Oekraïne verschenen er tal van lesbrieven om docenten handvatten te geven om die plotselinge oorlog bespreekbaar te maken in de klas. Hoe praat je met leerlingen over zo’n ‘disruptieve gebeurtenis’? En welke informatie geef je ze over de oorzaken die eraan ten grondslag liggen? Jonathan Even-Zohar, oud-directeur van de Europese vereniging van geschiedenisdocenten EuroClio, onderzocht welke kenniskaders de verschillende lesbrieven aanreiken om het conflict in historisch perspectief te plaatsen.

“Papa, we moeten niet naar vakantie in Oekraïne. Daar is oorlog. Zeker nog 1000 jaar.” Uit het niets deed mijn dochter van 7 jaar deze duit in het zakje bij het bespreken van onze vakantieplannen. Het deed me beseffen hoezeer deze oorlog al ‘normaal’ geworden is. Hoe anders was dit eind februari 2022, toen we plots via liveverbindingen geconfronteerd werden met bombardementen, vluchtelingen, tanks, vliegtuigen en scheepskanonnen. Een disruptief moment, zo stelden de leermiddelenontwikkelaars van TerInfo, een project vanuit de Universiteit Utrecht.

Meerdere leermiddelenmakers brachten in de tien weken die volgden op de invasie van het Russische leger in Oekraïne lesbrieven uit die op de gebeurtenissen inhaakten. In dit stuk neem ik zeven lesbrieven onder de loep die werden ontwikkeld voor het voortgezet onderwijs (VO). Dit vanuit interesse voor de vraag hoe actuele conflicten kunnen worden besproken in de klas en in hoeverre historische kennis en inkadering daarbij behulpzaam of wenselijk zijn.

 

Titel Organisatie Toelichting lesbrieven VO-leerlingen





Oorlog in Oekraïne Amnesty Bedoeld om de oorlog bespreekbaar te maken, met nadruk op vluchtelingen.





Oekraïne & Rusland – de oorsprong en gevolgen van een complex conflict Atlantische Commissie Lesbrief voor docenten en leerlingen, met nadruk op historische en actuele achtergronden.





Borders and Self-determination: Crimea EuroClio Online bronnenverzameling, met name bedoeld voor docenten om werkvormen mee te ontwikkelen.





Informatie-oorlog / Stelling nemen / Wie is wie ProDemos Lesbrief over (1) de manier waarop informatie en feiten gemaakt, gedeeld en verspreid worden in de context van de oorlog, (2) debat voeren over Nederlands beleid en (3) achtergrondinformatie (tijdlijn, perspectieven en docentenhandleiding) over de verschillende actoren in dit conflict.





Lesbrief naar aanleiding van de Russische invasie in Oekraïne TerInfo Lesbrief voor docenten (inclusief kenniskader en pedagogische handvatten) om docenten en leerlingen direct na de inval van het Russische leger in staat te stellen om te gaan met het disruptieve moment.





Oorlog in Oekraïne, Westerse wereld eensgezind Uitgeverij Deviant; #Trending Lesbrief met werkblad, PowerPoint-presentatie en docentenhandleiding





Oorlog in Oekraïne Uitgeverij Neo; Methode M Onderdeel van een online lesmethode voor Mens & Maatschappijvakken

Oorzaken en aanleidingen

De zeven lesbrieven over de invasie van Oekraïne die ik onder de loep nam, vragen om te beginnen allemaal aandacht voor de leef- en gevoelswereld van de leerling. Ze stimuleren docenten om aandacht te besteden aan de menselijke, alledaagse aspecten van het conflict, zoals vluchten, het leven met tekorten en de omgang met desinformatie. De makers van de lesbrieven bieden docenten ook manieren (werkvormen, type vragen, etc.) om in de klas met gevoeligheden en emoties om te gaan.

Maar een oorlog moet ook verklaard worden, want waarom is deze uitgebroken? Deze vraag omvat tal van dimensies die te maken hebben met het verschil tussen oorzaken en aanleiding, en raakt aan veel verschillende zienswijzen en perspectieven. De lesbrieven bieden informatie hierover soms als achtergrond aan. Ook worden docenten met tijdlijnen, kenniskaders en extra bronnen geholpen om het conflict in historisch perspectief te plaatsen.

Ik bestudeerde de wijze waarop de verschillende lesbrieven historische (kennis)kaders inzetten. In mijn bespreking hieronder focus ik op drie aspecten daarbij: het instrument van de tijdlijn, het opvallende gebrek aan multiperspectiviteit en de nadruk op politiek-militaire dimensies.

Waar begint de tijdlijn?

De chronologische tijdlijn is misschien wel het meest voor de hand liggende instrument waarmee (historische) kennis aangereikt wordt. Maar klip en klaar is een tijdlijn niet bij voorbaat. Want welke gebeurtenissen zet je erop en welke niet? Is er sprake van één lijn of van meerdere lijnen naast elkaar? Wat voor details geef je bij een gebeurtenis? En in welke vorm presenteer je zo’n lijn? Wat vooral in het oog springt is het verschil in de lengtes van de tijdlijnen in de verschillende lesbrieven, en daarmee in de duiding van de oorzaken van en aanloop naar de invasie.

De lesbrief van TerInfo maakt geen gebruik van een fysieke tijdlijn, maar biedt wel historische context vanuit een chronologische insteek. Hij stelt vragen vanuit de actualiteit en beantwoordt sommige daarvan chronologisch. Op deze manier wordt een veelheid aan (chronologische) gegevens op een behapbare manier gepresenteerd. Het hoofdstuk ‘Historische context en duiding’ is met vier pagina’s tekst behoorlijk uitgebreid en gedetailleerd. Zo geeft dit hoofdstuk, vanuit de vraag naar Poetins redenen voor de invasie van Oekraïne, informatie over de extreemrechtse groepen die tegen pro-Russische separatisten vochten na de bezetting van de Krim in 2014. Ook wordt verwezen naar de onafhankelijkheid van Oekraïne als gevolg van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991. Met betrekking tot het schenden van internationaal recht verwijst deze lesbrief naar een aantal belangrijke verdragen als sleutelmomenten.1 De andere vragen en antwoorden gaan over de historische band tussen Oekraïne en Rusland en de directe aanleiding voor het conflict. De nadruk ligt met name op de moeizame relatie in de 20e eeuw2 en de politiek-militaire ontwikkelingen sinds 2008.3

De lesbrief van de Atlantische Commissie staat eveneens uitvoerig stil bij het verleden, maar wel in de vorm van een tijdlijn. Hij geeft als leerdoel mee dat leerlingen zullen leren over “het gedeelde verleden van Oekraïne & Rusland” en “de complexe relatie tussen Oekraïne & Rusland”. In vergelijking met de lesbrief van TerInfo geeft deze lesbrief een meer verfijnde uiteenzetting van de geschiedenis, vanaf het ontstaan van het Kievse Rijk tot aan de Sovjet-Unie. Hij staat stil bij de verschillende ontwikkelingen die het gebied wat betreft taal en religie over een langere periode verdeeld hebben. Ook geeft hij een inkijk in zienswijzen van Russische historici op de complexe historie in vergelijking met die van westerse historici.

De ‘Wie is wie’-lesbrief van ProDemos biedt een tijdlijn in de vorm van een tabel aan, maar deze begint pas in 1991. Hij spoort leerlingen aan kennis te nemen van de verschillende spelers en posities in het conflict. Deze lesbrief verwijst ook naar een vier minuten durend NOS-nieuwsitem uit januari 2022 over Poetins stellingname dat de NAVO te ver naar het Oosten is uitgebreid. Zowel in de lesbrief als in het filmpje is de historische inkadering beperkt tot de periode na 1991, met een sterke nadruk op de afgelopen vijftien à twintig jaar. De video schetst dat de uitbreiding van de NAVO door Rusland als bedreigend is ervaren, en benoemt ook het dieperliggende historische aspect dat Poetin telkens inbrengt: dat er geen sprake is van een Oekraïens volk, aangezien de Russische cultuur in Kiev zou zijn ontstaan. Ook de aanwezigheid van de Russische taal, cultuur en religie in Oekraïne wordt aangedragen als argument voor Poetins positie.

Screenshot uit de video van de NOS uit januari 2022 over Poetins positie dat de NAVO te ver naar het Oosten is uitgebreid. Bron: NOS

De geboden tijdlijn en de achtergrondvideo bieden samen een duidelijk beeld van oplopende geopolitieke spanningen. De tijdlijn geeft veel details over de politieke ontwikkelingen, door bijvoorbeeld het verloop van de Maidan-revolutie en de verschillende verkiezingen in Oekraïne met exacte data aan te bieden. De focus op de afgelopen vijftien à twintig jaar sluit goed aan bij de manier waarop er in de media over dit conflict gesproken wordt.

In 2022 hebben een aantal methodeontwikkelaars ook speciale opdrachten ontwikkeld met betrekking tot deze oorlog, en deze bieden eveneens historische kaders aan. Zo worden leerlingen in de keuzeopdracht ‘Oorlog in Oekraïne: de achtergrond’ van Methode M gevraagd om te kijken naar een zeer beknopte video over de geschiedenis van het communisme en de Sovjet-Unie. Voor een specifiek op Oekraïne gericht kader wordt opnieuw een beroep gedaan op de NOS én op Poetin, dit keer voor een acht minuten durend item over het wereldbeeld van Poetin. Dit item neemt de Koude Oorlog en de dreiging van een nucleaire wereldoorlog als vertrekpunt, om vervolgens in te zoomen op het leven van Poetin, zijn tijd als Sovjet-spion in de DDR en zijn visie op het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en haar militaire macht als een catastrofe. Het item geeft aan dat de uitbreiding van de NAVO en de Europese Unie, de installatie van raketsystemen nabij Rusland en de Europese steun en associatie met Oekraïne Poetin een doorn in het oog zijn.

De overige lesbrieven, zoals ‘Oorlog in Oekraïne’ van #Trending, focussen net als die van ProDemos op recente politieke ontwikkelingen die leidden tot het conflict.

Rusland versus het Westen

Een ander aspect dat opvalt bij het bestuderen van de lesbrieven, is dat de historische kaders die de lesbrieven aanbieden hoofdzakelijk een conflict tussen twee partijen schetsen: Rusland en het Westen. Een aantal lesbrieven biedt wel een beknopte achtergrond van de Oekraïens-Russische relatie, maar veelal in relatie tot het wereldbeeld van Poetin, en minder in relatie tot andere historische lijnen (zoals de Ottomaanse geschiedenis, of de Europese, of de Amerikaanse). Omdat de lesbrieven gemaakt zijn om snel in te haken op de actualiteit, ligt het behandelen van veel verschillende perspectieven natuurlijk ook niet voor de hand. De lesbrief van TerInfo biedt desondanks – als enige – een breder perspectief op het conflict door de aanval op Oekraïne te vergelijken met kolonialisme in Afrika, zoals ook de Keniaanse VN-ambassadeur Martin Kimani onlangs deed.

Wat ook opvalt is dat de meeste lesbrieven die de nadruk leggen op ‘Rusland versus het Westen’ geen verdieping bieden in het ‘westerse’ perspectief. Daar waar men aangeeft dat er in Rusland verschillende zienswijzen zijn op de oorlog (bijvoorbeeld Poetin, gewone Russen, het leger, etc.), en dat ook in Oekraïne het geval is (Maidan-demonstranten, Janoekovitsj, Zelensky, Russisch-sprekenden, de zogeheten volksrepublieken, etc.), blijft het Westen vaak als een moloch gepresenteerd worden. Door geen variëteit in perspectieven en stemmen aan de westerse zijde aan te brengen – denk aan het verschil tussen Oost- en West-Europa of tussen EU-lidstaten die in meer of mindere mate afhankelijk zijn van Russische gasleveranties – lijkt te worden meegegaan in de eenheid die het Westen wil voorwenden in dit conflict.

Een eveneens ontbrekend perspectief is dat waarbij gerefereerd wordt aan westerse invallen in andere landen, zoals je wel tegenkomt in de online comments onder bijvoorbeeld de YouTube-links naar de NOS-video’s of op Twitter. Hier verschijnen met enige regelmaat opmerkingen die aandacht vragen voor de recente westerse invallen in Afghanistan, Irak en Libië, of voor de wijze waarop het Westen Israël van steun voorziet. Het bespreekbaar maken van een perspectief waarbij de NAVO en westerse landen niet ‘automatisch’ de good guys zijn, zou leerlingen mogelijk kunnen helpen om een complexer beeld van de wereld te ontwikkelen. Tegelijk is het maken van versimpelde vergelijkingen natuurlijk ook een valkuil, en een ingewikkelde operatie voor docenten gezien de mogelijk emotionele lading.

Politieke en militaire focus

Bij het bespreken van een conflict is aandacht voor het gevecht aan de frontlinie(s) niet vreemd. Maar kijken de lesbrieven ook naar andere relevante contexten en ontwikkelingen? Een opvallende lesbrief in dit verband is die van Amnesty, die bijzondere aandacht vraagt voor de impact die oorlog heeft op het leven van kinderen en gezinnen. Deze focus wordt gebruikt om leerlingen bewuster te maken van de context met betrekking tot vluchtelingen, opvang, regelgeving en mensenrechten. Dit zet aan het denken: hadden de geboden historische kaders in andere lesbrieven ook niet meer kunnen doen dan ‘slechts’ politieke en militaire contexten bieden?

Het is zeer begrijpelijk dat veel lesbrieven kozen voor een bepaalde focus, omdat meer aspecten toevoegen ten koste zou gaan van de ‘behapbaarheid’ van het materiaal. Toch blijft de vraag hangen waarom geen van de lesbrieven aandacht gaf aan bijvoorbeeld de rol van energie en gas in dit conflict. Juist omdat het gasknooppunt van Groningen een belangrijke rol heeft gespeeld in de Russisch-Europese energiehandel, maar ook omdat Shell veel Russische velden en infrastructuren heeft ontwikkeld, zou een historisch kader hierover nut kunnen hebben. Ook cultuurhistorische aspecten zoals taal en religie komen niet aan bod.

Wat een aantal lesbrieven heel goed probeert te doen, is leerlingen zicht geven op vrede. Zo wordt veelvuldig verwezen naar een bijdrage van Clingendael-expert Bob Deen, die in een kort video-item bij de NOS toelicht hoe Nederland, als onderdeel van de EU en de NAVO, zoekt naar diplomatieke uitwegen, en ook aangeeft hoe verschillende diplomatieke platforms (zoals de OVSE) historisch ontwikkeld zijn.

De lesbrief van Amnesty met aandacht voor vluchtelingen en kinderen. Bron: Amnesty International

De actualiteit en de achteruitkijkspiegel

Het inbrengen van de actualiteit in het geschiedenisonderwijs is een vak op zich. Andersom geldt dit ook: hoeveel geschiedenis heb je nodig om de actualiteit te begrijpen?4

Aan de ene kant biedt de actualiteit een kans om, in het geval van een conflict, ‘geschiedenis in wording’ met leerlingen te bestuderen. Wat gebeurt er? Wat zien we? Wat weten we, en hoe menen we dat te weten? Hoe zal hier later op worden teruggekeken? Helpt het ons om conflicten in andere plaatsen en/of andere tijden te beschouwen? Het klaslokaal is de facto een publieke plek die niet in isolatie bestaat. Grote gebeurtenissen, zoals de oorlog in Oekraïne, kunnen er ruimte krijgen. Aan de andere kant lijkt het mij belangrijk dat aanbieders van lesbrieven bewust omgaan met de spaarzame tijd, energie en aandacht die docenten hebben om af te wijken van hun bestaande lesstof, curriculum en planning.

Op algemeen niveau zouden we ons kunnen afvragen of ons geschiedenisonderwijs de geopolitieke aspecten verder zou kunnen thematiseren. Kunnen we ons indenken dat we met betrekking tot de 20e en 21e eeuw het belang van de feitenkennis van de twee wereldoorlogen, de Koude Oorlog, de diverse verdragen, conferenties en akkoorden loslaten, en meer vanuit bredere vragen werken aan (historische en tegenwoordige) cases? Vragen waaraan ik dan bijvoorbeeld denk:

  • Hoe zijn nationale staten ontstaan en welke rol spelen de taal en het verhaal van een natie daarbij?
  • Hoe is de internationale rechtsorde tot stand gekomen en tegen welke problemen loopt deze aan bezien vanuit verschillende machtsblokken?
  • Welke rol speelt geschiedenis zelf in het denken (van politici, en andere mensen met macht) over de toekomst?
  • Hoe ontstaan verdeelde samenlevingen en in welke omstandigheden komt het tot geweld, oorlog en genocide?

Zulke vragen kunnen aan de hand van de actualiteit telkens opnieuw met andere casuïstiek worden behandeld.

Een school in Velyka Kostromka is op 8 augustus 2022 zwaar beschadigd door Russische artillerie. Bron: State Emergency Service of Ukraine op Wikimedia Commons (CC BY 4.0)

Bij de laatste vraag doemt ook een specifieke gedachte op in relatie tot Holocaust- en genocideonderwijs. Een duidelijk aspect van het huidige conflict is het etnische kader dat door Poetin ingebracht is als legitimering van het geweld. In Nederland gaat normaliter relatief veel aandacht uit naar begrip van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. Zou het niet interessant zijn om etnocentrische politiek, en de cultuur van (extreem) nationalisme en imperialisme die daarmee gepaard gaat, veel breder te bestuderen in het onderwijs? Leerlingen kunnen dan leren over de gevaren van etnische geweldspolitiek en deze kennis toepassen in diverse conflicten, zo ook ten aanzien van Poetins retoriek.

Er groeien nu duizenden Oekraïense kinderen en jongeren op in het Nederlandse onderwijs. Voorlopig gaan ze niet terug, en zo blijft de oorlog aanwezig in de klaslokalen. En dit is het geval voor meer conflicten waar kinderen en jongeren, direct of indirect, onderdeel van zijn. In het werken aan een vreedzame wereld zijn onze klaslokalen de radertjes.

Over de auteur

 

Jonathan Even-Zohar. Bron: Nike Liscaljet

Jonathan Even-Zohar is oud-directeur van EuroClio, European Association of History Educators en onderzoeker aan de Reinwardt Academie (Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten).


Meer lesmateriaal

De bronnencollectie die door EuroClio wordt aangeboden op het platform Historiana biedt tientallen (schriftelijke) bronnen, en daarmee een brede verscheidenheid aan perspectieven op de status van de Krim. Deze verzameling wordt aangeboden als een kans voor docenten en leerlingen om te oefenen met multiperspectiviteit, en minder als een noodzakelijke oefening om het huidige conflict te begrijpen.


Noten

1. Deze zijn: het VN-handvest van 1945, het Verdrag van Boedapest van 1994 en het Akkoord van Minsk van 5 september 2014.
2. Met nadruk op de Onafhankelijkheidsverklaring van Oekraïne in 1917, opname in de Sovjet-Unie en speciale status van de Krim, de taalpolitiek van Lenin en Stalins rol in het organiseren van de genocidale hongersnood ‘Holodomor’.
3.. De lesbrief beschrijft de afscheiding van Zuid-Ossetië en Abchazië van Georgië in 2008, en gaat dieper in op de Euromaidan-revolutie (2013-2014) en de inlijving van de Krim door Rusland. Het noemt de neergeschoten MH17 op 17 juli 2014 en vermeldt hier het specifieke aantal van 298 slachtoffers, onder wie 196 Nederlanders.
4. De lesbrief van TerInfo was zelf al voorzien van een enquête gericht op de docenten die de lesbrief zouden gebruiken. De makers van deze lesbrief slaagden er mede hierdoor in om in oktober 2022 een evaluatie te kunnen publiceren. In het vakblad Dimensies (oktober 2022) kwamen een aantal docenten aan het woord met betrekking tot het vraagstuk ‘kennis’. “23 respondenten vonden dat er belangrijke informatie of bepaalde perspectieven in de lesbrief ontbraken”, en “zeven respondenten misten belangrijke historische feiten en waren van mening dat de lesbrief een te eenzijdige lezing gaf van de geschiedenis”. Het onderzoek geeft aan dat dit aansluit op “eerder onderzoek waaruit bleek dat docenten bij disruptieve momenten behoefte hebben aan ingekaderde informatie (Wansink et al., 2021). Het blijkt effectief om bij een disruptief moment uit te zoomen en te kijken naar parallellen met de geschiedenis.”

Foto boven aan artikel

Een school in Serhiivka (in de Donetsk regio) werd op 30 juni 2023 door een Russische raket getroffen. Een leraar en accountant kwamen bij deze aanslag om het leven. Bron: National Police of Ukraine op Wikimedia Commons (CC BY 4.0)

De oorlog tegen onze collectieve herinnering & de herinneringspolitiek van de Tweede Wereldoorlog

De huidige oorlog in Oekraïne roept op verschillende manieren vergelijkingen op met de Tweede Wereldoorlog. Niet alleen worden er parallellen getrokken tussen gebeurtenissen toen en gebeurtenissen nu, ook zorgt de huidige oorlog ervoor dat de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog in Oekraïne geactualiseerd wordt en daarmee transformeert. Igor Shchupak, directeur van het Instituut voor Holocauststudies in Oekraïne, beschrijft een aantal van die parallellen en analyseert de manier waarop de herinneringscultuur in Oekraïne recentelijk getransformeerd is.

Mijn ouders en andere oudere familieleden spraken in verhalen over hun leven of over ons land altijd over “vóór”, “tijdens” of “na de oorlog”. Geen ziel vroeg zich dan af om welk conflict het ging. Het ging natuurlijk over de Tweede Wereldoorlog – of, in Sovjet-terminologie, de Grote Vaderlandse Oorlog.

Vandaag de dag kent Oekraïne een nieuwe scheidslijn tussen ‘vóór’ en ‘na’: de 24e februari 2022. Het breekpunt tussen totale catastrofe en een relatief vredig bestaan voor de meeste Oekraïners. Dat geldt natuurlijk niet voor alle Oekraïense burgers; denk aan de eerdere annexatie van de Krim en delen van de oblasten Loehansk en Donetsk door Russische troepen en hun proxies in 2014. Toch markeerde deze grootschalige inval een omslag. Het veranderde onze houding tegenover Rusland, een staat die nu door een absolute meerderheid van de Oekraïners wordt gezien als een belichaming van het kwaad, vergelijkbaar met nazi-Duitsland. Het deed bij die meerderheid ook een dieper besef indalen van het belang van het recht van Oekraïne en zijn burgers om te kiezen voor een Europese, democratische toekomst. Het verscherpte de nadruk op politieke en persoonlijke vrijheid in het land.

In een kort artikel zoals dit is het moeilijk zo niet onmogelijk om recht te doen aan alle fundamentele tegenstrijdigheden en multipolariteiten van respectievelijk het Oekraïense en het Russische perspectief op de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Daarom zal ik hier vooral ingaan op de manier waarop de oorlog die nu woedt in verband wordt gebracht met de Tweede Wereldoorlog zoals die in het Oekraïense geheugen staat.

“Eén Sovjetvolk”

Het “Oekraïense perspectief” op de Tweede Wereldoorlog zoals dat is beschreven door de geleerden van het land, lijkt in veel op dat van hun Europese en Noord-Amerikaanse vakgenoten en is radicaal anders dan dat van neo-Sovjet historici en andere historici uit de Russische Federatie. Dat was al zo voordat er sprake was van oorlog in de 21e eeuw.

De meeste Oekraïners zijn het erover eens dat de voortdurende agressie van Russische zijde deel uitmaakt van een poging om een autoritair neo-Sovjet regime te bestendigen in hun land en om Ruslands identiteit als Rijk te behouden. Een Rijk dat zich geen bestaan kan voorstellen zonder Oekraïne als wezenlijk onderdeel. De ideologische grondslag van het Russisch militair expansionisme werd uiteraard al gelegd vóór de Russische Revolutie aan het begin van de 20e eeuw. De leer heeft tijdens de Sovjettijd en de vorming van de Russische Federatie van vandaag de dag enkel een paar aanpassingen ondergaan. De mythe van de Tweede Wereldoorlog als ‘Grote Vaderlandse Oorlog’ is daar nog altijd springlevend en heeft haast religieuze proporties aangenomen.

In januari 2022 waren er nog duidelijke verschillen in de kijk op de geschiedenis en stemming tussen de inwoners van het zuiden en oosten van Oekraïne aan de ene kant, en het midden en westen aan de andere kant. De aanvang van de huidige Russisch-Oekraïense oorlog heeft die verschillen sterk verminderd. Eén ding is zeker: het al geringe aantal Oekraïense burgers dat nog altijd trouw zwoer aan het propagandistische idee van “één Sovjetvolk” is tot nul gereduceerd. Poetins ideologie is ‘Rashisme’1 gaan heten, een term voor gedachtegoed dat wordt gekenmerkt door onder meer Russisch-orthodox messianisme, Russisch imperialisme en totalitarisme volgens Sovjetmodel.2

Een mozaïek in de Russische Basiliek voor de Strijdkrachten, waarin Russisch-orthodoxe symboliek wordt gecombineerd met militaire Sovjetthematiek. De basiliek is in 2020 geopend. Bron: Natalia Senatoriva op Wikimedia Commons (CC BY-SA 4.0)

De misdaden van het Poetin-regime en de Strijdkrachten van de Russische Federatie3 tegen Oekraïne en zijn bevolking hebben de Oekraïense saamhorigheid versterkt en tegelijk het collectief geheugen wat betreft de Oekraïense geschiedenis hernieuwde relevantie gegeven. Dat geheugen ligt met name verankerd in gebeurtenissen die behoren tot de grootste verschrikkingen van de 20e eeuw: de Holodomor van 1932-1933 (de georkestreerde hongersnood veroorzaakt door het Stalin-regime), de Holocaust en de massadeportatie van Krim-Tataren en andere etnische groepen van de Krim onder leiding van Stalin in 1944.

Nazisme?

In de escalatie van het conflict tussen Rusland en Oekraïne tot een grootschalige invasie na 24 februari 2022, was Oekraïne tot op het bot geschokt. Toen Russische troepen bommen en raketten afvuurden op gewone burgers, toen ze ongewapende inwoners martelden in de bezette gebieden en toen ze legio andere internationale wetten en regels uit het oorlogsrecht overtraden. Dit tastte zelfs de blik op het verleden aan van Oekraïners die Rusland voorheen nog niet zagen als existentiële bedreiging voor Oekraïne.

De daden van het Russische regime zijn inmiddels door de Oekraïense autoriteiten officieel aangemerkt als genocide. Op 14 april 2022 heeft het parlement van Oekraïne een resolutie aangenomen waarin staat dat “de daden van de Strijdkrachten van de Russische Federatie, en haar politiek en militair leiderschap, gedurende de meest recente fase van de invasie van Oekraïne, die begon op 24 februari 2022, kunnen worden gekenmerkt als genocide tegen het Oekraïense volk”.4

De haat van Poetins regime jegens alles wat Oekraïens is, heeft geleid tot harde repressie van iedereen die zich uitspreekt of anderszins in verzet komt tegen de Russische inval. Marteling en moord worden daarbij niet geschuwd. Dergelijke gruweldaden hebben plaatsgevonden rond de Oekraïense hoofdstad, in Boetsja en Irpin, maar ook in andere door Rashistische troepen bezette gebieden. Misdaden die in direct verband worden gezien met oorlogsmisdaden als het Bloedbad van Koriukivka5 en andere massa-executies in Oekraïense steden, dorpen en gehuchten tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Zo worden historische parallellen getrokken tussen de huidige Russisch-Oekraïense oorlog en de Tweede Wereldoorlog, tussen het beleid van het Russische regime nu en het antisemitische beleid van de nazi’s toen. Uiteraard kunnen dergelijke vergelijkingen niet op wetenschappelijke wijze worden onderbouwd, noch zijn de genocidale daden van Rusland van hetzelfde kaliber. Desondanks worden ze gemaakt.

De ontkenning van het bestaansrecht van het Joodse volk door de nazi’s en de pogingen van het regime om hen te vernietigen, worden aangehaald wanneer het gaat over Poetin en de herhaalde beweringen van zijn regime dat Oekraïne en het Oekraïense volk niet bestaan. Op 9 mei 2022 kwam in het anti-Kremlin-programma Solovinyj Pomjot (‘De onzin van Solovjov’6) bijvoorbeeld een fragment langs waarin Oleg Matveychev, een afgevaardigde van de Russische Staatsdoema en lid van de regerende Jedyna Rossija (Eén Rusland) Partij, de basis van Poetins beleid als volgt uitlegde: “denazificatie… is een gelaagd proces… Ik ben ervan overtuigd dat het idee van een ‘Oekraïne’ in de toekomst niet meer hoort te bestaan, noch het idee van ‘een Oekraïner’.” De video ging viral in Oekraïne.

Na de cynische beschuldigingen van ‘nazisme’ door Poetins propagandamachine aan het adres van de Oekraïense overheid, leeft bij de absolute meerderheid van de Oekraïense bevolking geen enkele twijfel over het Russische regime.  Ze hebben geconcludeerd dat het autoritaire bewind en de misdaden onder de Russische president zélf getuigen van neonazisme.

Koriukivka, 1943. Bron: Euromaiden Press

Taal en identiteit

De parallellen die worden gelegd met de wreedheden van de nazi’s tegen burgers en specifieker hun poging tot het uitmoorden van het Joodse volk, zijn enigszins te begrijpen in de context van de misdaden van de Russische Federatie tegen de Oekraïense bevolking hoewel men zich er terdege van bewust is dat de Rashisten Oekraïners doden ongeacht hun etniciteit, terwijl de Endlösung van de nazi’s specifiek voor Joden bedoeld was. De huidige bezetter richt zijn kogels op iédereen die de Oekraïense identiteit heeft, Oekraïens spreekt of zich inspant om monumenten voor de Oekraïense geschiedenis en cultuur te behouden.

Zoals de nazi’s de Joodse gemeenschap enig recht op een eigen cultuur ontzegden, zo verspreiden ook Russische ideologen en ‘culturele activisten’ hun ‘reflecties’ wat betreft Oekraïners. Neem bijvoorbeeld de filmregisseur Nikita Michalkov, hoofd van de Russische Filmmakersbond en in de laatste jaren een prominent Poetin-sympathisant, die uiteenzette hoe “schadelijk” de Oekraïense taal is:

“De Oekraïense taal is het toonbeeld geworden van Russofobie, dat wil zeggen: de Oekraïense schrijfwijze en de uitspraak zijn voor ons [Russen], en feitelijk voor de rest van de wereld en ook voor henzelf [Oekraïners], een uiting van haat jegens Rusland… Als schoolvakken [in de Donbas-regio] zouden worden gegeven in de Oekraïense taal… Dat zou een ramp zijn! Dat is absoluut een mijn die je legt in de hele geschiedenis.”7

De Oekraïense taal wordt dus gekarakteriseerd als “ontaard en incorrect”. Met die overtuiging zijn verschillende Russische (overheids)instituten ‘correcte’ taalboekjes voor het Oekraïens gaan uitgeven, die worden gepresenteerd als alternatief voor de lesboeken van de onderwijsinstituten van Oekraïne.

Lesboeken gepubliceerd in Rusland, gevonden in een school in de stad Charkiv nadat de bezettende troepen waren verdreven. De vinder was een officier van het Oekraïense leger; historicus Yaroslav Yaroshenko. Bron: foto aangeleverd door de auteur

Ondanks het feit dat er individuen van Oekraïense komaf zijn die het hebben geschopt tot de hogere echelons van de Russische Federatie, is er door het Russisch apparaat duidelijk een poging in gang gezet om alles uit te roeien dat ‘Oekraïens van geest’ is, en om iedereen die een vrij Oekraïens bewustzijn heeft met de grond gelijk te maken in het streven naar Poetins nietsontziende droom van ‘één volk’.

Verenigde Oekraïners

Het Project Exodus (dat wordt gesteund door het in Canada gevestigde Ukrainian Jewish Encounter) verzamelt getuigenissen van Oekraïense Joden die slachtoffer zijn geworden van de huidige oorlog. Bij het verzamelde beeldmateriaal zit ook een interview met Jevhen Chepurnjak, die vertelt over de evacuatie van de stad Dnipro. Hij vertelt dat zijn ouders hebben moeten vluchten voor de nazi-opmars in 1941 en nu weer, voor de agressie van Poetin in 2022.8

Er is nog meer zichtbaar bewijs dat de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog zich herhalen. In 2022 sloeg een Russische raket in op de gedenkplaats voor de slachtoffers van het Bloedbad van Babi Yar in Kyiv. Een spervuur van artillerie bracht ernstige schade toe aan de grote Menora in de Drobystky Yar in Charkiv, nog een plek waar de nazi’s massa-executies hebben uitgevoerd.

De Menora in het monumentencomplex Drobytsky Yar in Charkiv, beschadigd door Russisch artillerievuur op 26 maart 2022. Bron: foto aangeleverd door de auteur

Onder de dragers van recente oorlogstrauma’s zijn ook de kinderen van Oekraïne, die hebben geleden zoals geen enkel kind zou moeten lijden. Dat leed heeft bijgedragen aan de steeds langer wordende lijst van martelaren in dit voortslepende conflict. Hartverscheurende verhalen over hun oorlogservaringen werden tentoongesteld als onderdeel van het Pools-Oekraïense project ‘Mom, I don’t want war!’. Tekeningen uit 1946 van jonge Poolse overlevenden van de Tweede Wereldoorlog en de wrede Duitse bezetting van 1939-1945 zijn uit Poolse archieven opgedoken en vervolgens zij aan zij geëxposeerd met de creaties van Oekraïense kinderen in de huidige oorlog (die eerder waren gebundeld in een digitaal archief getiteld ‘Mom, I See War’).

De agressie van het Russische regime tegen Oekraïne en de Oekraïners heeft alle kenmerken van een oorlog tegen onze collectieve herinnering. De Russische mythe van de ‘Grote Vaderlandse Oorlog’ is haast een religie geworden, die de geschiedenis vervalst in de geest van het imperialisme. Een religie die is gebaseerd op dogma’s als het idee van de ‘eenheid van het Sovjetvolk’. Deze Russische weergave van de geschiedenis doet de ware kennis van het verleden teniet. Onderwijl heeft deze mythe zich ontwikkeld tot een kernonderdeel van het Rashisme en de wens om het Oekraïense collectieve geheugen uit te wissen, samen met zijn dragers – de burgers van Oekraïne.

Het Russisch-Oekraïense conflict heeft ook een herijking en transformatie teweeggebracht in de herinnering van veel Oekraïners aan de Tweede Wereldoorlog. De echo van die verschrikkingen heeft hen samengebracht in het doorleefde besef van het onmenselijke van totalitaire regimes, zowel die uit het verleden als het huidige Rashisme, een ideologie en praktijk gebaseerd op ontheiliging, oorlog en grensoverschrijdend geweld.

Over de auteur

 

Igor Shchupak. Bron: Jewish Memory and Holocaust in Ukraine

Igor Shchupak is directeur van het “Tkuma” (Hebreeuws: herleving) Instituut voor Holocauststudies in Oekraïne. Daarnaast is hij actief in het bestuur van de Ukrainian Jewish Encounter (Canada) en lid van het Internationaal Auschwitz Comité (Polen).


Noten

1. Officieel: Вооружённые силы Российской Федерации / Vooruzhjonnyje Sily Rossijskoj Federatsii, ofwel VSRF.
2. Voetnoot van de vertaler: ‘Rashisme’ (Engels: ‘Rashism’) is een portmanteau die sinds halverwege de jaren negentig wordt gebruikt in diverse landen en regio’s in Oost-Europa en Centraal Azië om het Russisch fascisme aan te duiden. Het is een samenvoeging van de Russische uitspraak van “Россия”(Rusland) en de tweede lettergreep uit het woord ‘fascisme’.
3. Meerdere Oekraïense historici, onder wie Sergiy Gromenko, Yaroslav Hrytsak, Vladyslav Hrynevrych, Larysa Yakubova, hebben het ‘Rashisme’ al eerder uitgebreid beschreven.
4. Resolutie nr. 7276, ‘Over de genocide door de Russische Federatie in Oekraïne’.
5. In Koriukivka in de Oekraïense oblast Tsjernihiv werden in de eerste week van maart 1943 ongeveer 6700 mensen vermoord door troepen van de Duitse SS en het Koninklijk Hongaars Leger. Als represaille voor een partizanenopstand onder leiding van Oleksiy Fedorov brandden nazi-soldaten een groot deel van het dorp plat (vaak terwijl bewoners nog binnen waren) en doodden circa 6700 ouderen, vrouwen en kinderen met (machine)geweren, pistolen en knuppels. Hoewel deze massa-executie minder bekend is dan, bijvoorbeeld, de vergelding voor de moord op Reinhard Heydrich in Lidice, wordt geschat dat het Bloedbad van Koriukivka (qua burgerdodenaantal) de meest gruwelijke nazi-vergeldingsactie is geweest uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.
6. Een fragment van een video getiteld ‘Over nazisme in Oekraïne, gepubliceerd in juni 2022 en uitgezonden door de Russische tv-zender 360.
7. Exodus-2022: Getuigenissen van Joodse vluchtelingen van de Russisch-Oekraïense Oorlog. Dit is een opname van een livestream op 26 februari 2023. De verhalen zijn verzameld door Mychailo Gold (uit Oekraïne), professor Joodse Studies Anna Shternshis (uit Canada, geboren in Moskou), activisten van de Joodse Confederatie van Oekraïne gecoördineerd door Alina Teplitska, en anderen.
8. Voetnoot van de vertaler: Vladimir Solovjov is op het moment van schrijven een van Ruslands grootste propagandisten. Oekraïense comedians noemden hun geëngageerde programma daarom ‘Solovinyj Pomjot’, letterlijk vertaald ‘de vogelpoep van Solovjov’. De naam ‘Соловьёв’ (Solovjov) betekent ‘nachtegaal’.


Foto boven aan artikel

Een demonstrant tegen het Ruscism (Rashism). Bron: Alisdare Hickson op Wikimedia Commons (CC BY-SA 2.0)

“Zelfs na een nederlaag zal Poetins denken de Russen in z’n greep blijven houden”

Bijna een kwart eeuw is Vladimir Poetin nu aan de macht in Rusland. Na een ‘wild’ decennium, waarin menig burger onzekerder en armer was geworden, werd de voormalige KGB-officier op de laatste dag van het vorige millennium president van deze nucleaire supermacht. Exact 1156 weken later ontketende hij de grootste oorlog in Europa sinds de capitulatie van Hitler-Duitsland. In de tussenliggende 22 jaar tuigde Poetin stap voor stap een op het verleden geënte ideologie op om de Russen klaar te stomen voor de militaire invasie in Oekraïne. Voor het Kremlin waren geschiedenispolitiek (memory politics) en een eenduidige historische canon van ’s lands grootse imperiale verleden net zulke belangrijke investeringen als de gestaag groeiende uitgaven voor het militaire apparaat.

Hoeksteen in dit ideologische fundament is de kijk van Poetin op de geschiedenis van het (Sovjet-) Russische imperium en op de beslissende rol van Rusland in de Tweede Wereldoorlog. In de historische canon die sinds 1999 van staatswege is opgebouwd, draait nagenoeg alles om de heroïsche Russen die tussen 1941 en 1945 zo goed als alleen het fascisme versloegen. De bijdrage van andere Sovjetvolkeren zoals de Oekraïners en Belarussen, is allengs meer verdonkeremaand. Tekenend is ook de uitspraak die Poetins voormalige spindoctor Gleb Pavlovski ooit deed: “In het Kremlin staat de kalender altijd op 22 juni.” Op die dag vond in 1941 de voor de Sovjetleiding toch nog onverhoedse overval van de Wehrmacht plaats. Met verwijzingen naar die 22e juni wordt telkens geboodschapt dat ‘wij Russen nog steeds omringd worden door lafhartige vijanden’.

Duitse troepen lopen langs een Russische grenspaal op 22 juni 1941. Bron: WW2 Photo Archive op Wikimedia Commons (publiek domein)

Voor de helderheid: Poetins historiografie is niet alleen propaganda, maar dient ook repressieve doelen. Nuanceringen zijn namelijk uit den boze. Vergoelijking van het nazisme en ontkenning van het gecanoniseerde heldendom zijn zelfs strafbaar gesteld.

Illusies

Jarenlang dachten veel historici en politicologen dat Poetins straffe geschiedenispolitiek louter voor binnenlands gebruik was. Sinds 24 februari 2022 weten ze beter. Ruslandkundige en slaviste Jade McGlynn, verbonden aan het King’s College in Londen, kreeg het naar eigen zeggen door in 2020, vertelt ze in een telefonisch interview vanuit Engeland. Dat jaar schreef Poetin een lang historisch essay voor het Amerikaanse blad The National Interest.1 Hierin betoogde hij dat het Westen de Tweede Wereldoorlog had uitgelokt met het ‘München-verraad’ – het besluit van Groot-Brittannië en Frankrijk in 1938 om Tsjechoslowakije op te offeren aan Hitler-Duitsland. En dat Polen de eigen bezetting, ruim een jaar later, aan zichzelf had te wijten.

Nadat Poetin in 2021 een tweede essay publiceerde, dit keer over de duizendjarige culturele eenheid van Rusland, Oekraïne en Belarus2, week McGlynns laatste twijfel. In deze beschouwing poneerde de Russische president de stelling dat het huidige Oekraïne een fictie was en is. De soevereine identiteit van dat land was louter het resultaat van een eeuwenoud complot van het Westen tegen Rusland. Volgens Poetin liep er zelfs één doorlopende lijn van het Poolse nationalisme in de negentiende eeuw naar het Duitse nationaalsocialisme tussen 1933 en 1945, uitmondend in Amerikaans globalisme nu. Die gelijkschakeling van Hitler en het Westen kon maar één ding betekenen: oorlog was op til.

Jade McGlynn. Bron: www.jademcglynn.com

“Dat essay over de Tweede Wereldoorlog uit 2020 was meer dan propaganda en cynisme, al voorspelde ook ik toen de aanval op Kyiv nog niet. In dat eerste essay concludeert Poetin dat de westerse geallieerden Rusland in de steek lieten en de Sovjet-Unie wilden laten doodbloeden. In het essay uit 2021 was voor mij de kwintessens: voor wie had hij dit geschreven? Niet alleen voor Russen of westerlingen, maar ook voor de Oekraïners. Juist dat was alarmerend”, blikt McGlynn terug.

Excellente storytelling

Jade McGlynn kent Rusland goed. Ze woonde er tot 2015 en verbleef er tot het begin van de coronapandemie ongeveer drie maanden per jaar. Na de invasie op 24 februari 2022 begon ze met het schrijven van Russia’s War. In dat alom geprezen boek legt McGlynn uit hoe het Kremlin de burgers in Rusland het afgelopen decennium een historisch verhaal heeft voorgespiegeld waarin niet de veelvormige geschiedenis van Rusland centraal staat, maar het idee dat Rusland altijd het goede deed en doet omdat het de historisch-filosofische waarheid aan zijn kant heeft. Ze schetst hoe de Russen door “excellente storytelling” via de massamedia zo “overweldigd” zijn geraakt dat ze niet meer zelf naar de feiten zoeken, maar liever houvast zoeken bij “intuïtieve dingen” zoals nationale identiteit, historische parallellen tussen toen en nu en meer algemene emoties.

Poetin is daarbij subtiel te werk gegaan, volgens McGlynn. Hij dicteert zijn staatscanon niet. Hij is niet uit op “actieve mobilisatie” van de hele samenleving, maar slechts op “defensieve consolidatie”. Door zich de geschiedenis “toe te eigenen” kan iedere Rus in het geschiedverhaal van het Kremlin iets van zijn/haar gading vinden, of de burger nu etno-nationalist is of imperiaal denkt, tot de zwijgende meerderheid hoort dan wel kritischer naar de regering kijkt.

Terwijl ze schreef aan Russia’s War werkte McGlynn gelijktijdig aan een studie over de geschiedenispolitiek van het Kremlin. In Memory Makers: The Politics of the Past in Putin’s Russia, dat begin juni 2023 is verschenen, schetst ze hoe het regime zijn canon heeft opgebouwd en verspreid.

De twee boeken van Jade McGlynn. Bron: Bloomsbury en Polity Press

Onvoorspelbaar verleden

Politisering van de geschiedschrijving kent in Rusland een lange en soms ook dodelijke traditie. In de Sovjet-Unie was het retoucheren van het verleden om personen met terugwerkende kracht zwart te maken schering en inslag. Niet voor niets deed de sarcastische grap er de ronde dat “de Sovjet-Unie een land was met een onvoorspelbaar verleden”. Meent McGlynn dat de huidige politieke historiografie in deze Sovjettraditie staat?

“Zo extreem als tijdens Stalins showprocessen in de jaren dertig is het niet. Met het Brezjnevtijdperk zijn Poetins ‘memory politics’ wel te vergelijken. Maar ook dan is er een verschil. Brezjnev was eropuit om historische waarheden te verbergen voor de bevolking. Nu proberen de Russische autoriteiten de bevolking te laten geloven dat de vraag wat waarheid is geen absolute maar een politieke vraag is. Het Russisch kent twee woorden voor waarheid: ‘istina’ en ‘pravda’. Istina verwijst naar religieuze of spirituele waarheid. Pravda heeft de connotatie dat iets (moreel) juist is. Als het gaat om de ‘historische waarheid’ wordt niet istina maar het woord pravda gebruikt. Dat de vroegere minister van Onderwijs, Dmitri Medinski, in een discussie over een heroïsche oorlogsmythe zei dat legendes waarin de mensen zijn gaan geloven materieel waarheid worden, past in dit post-waarheidconcept.”

Waarom laat het Kremlin het niet bij deze verhalen? Waarom komt het ook met wetten om ‘geschiedvervalsing’ en ‘heldenontkenning’ strafbaar te stellen?
“Die wetten zijn er niet op gericht om iedereen te dwingen hetzelfde te denken, maar om de mensen die de Kremlinpolitiek uitdagen te kunnen aanpakken. Ze zijn bedoeld om een sfeer te scheppen rond een ‘heilige herinnering’ en vervolgens burgers in diskrediet te kunnen brengen als die bijvoorbeeld de oorlog tegen Oekraïne bekritiseren. Het gaat erom een atmosfeer te creëren van ‘waag het niet er zelfs maar over te denken om vragen te stellen’. Rusland is overigens niet het enige land waarin zo’n klimaat bestaat.”

Integendeel. In grote delen van de postindustriële wereld floreert geschiedenispolitiek. Denk aan de Brexit, het Make America Great Again van Trump en het Trianon-revanchisme in Hongarije dat de territoriale verliezen uit 1919 ongedaan wil maken.
“Het is niet louter een postindustrieel verschijnsel. In China en volgens mij ook in India is een vergelijkbare tendens waarneembaar. Geschiedenispolitiek manifesteert zich vooral in landen die hun oude, soms religieuze, ideologie kwijt zijn en daarom hun toekomst in het verleden zoeken. De geschiedenis geeft mensen de wortels die ze naar hun gevoel door de globalisering zijn kwijtgeraakt. Door de geschiedenis kunnen mensen zich weer vereenzelvigen met de natiestaat, kunnen ze zich weer verbonden voelen met de generaties uit het verleden. Zo wordt de geschiedenis ook persoonlijk. Veel Russen zeggen daarom: ‘Wie heeft jullie bevrijd van de nazi’s? Wij!’ Dat ook Amerikanen en anderen een bijdrage hebben geleverd, doet er niet toe. Het gaat erom dat Rusland nu niet mag worden bekritiseerd. Het gaat dus eigenlijk niet over geschiedenis, maar om identiteit.”

Oude Sovjetinstituties

Duitsland voelde zich na de Tweede Wereldoorlog gedwongen tot Wiedergutmachung en Vergangenheitsbewältigung. Ook in Spanje, eind jaren tachtig een lichtend voorbeeld voor de pleitbezorgers van glasnost en perestrojka in de Sovjet-Unie, kwam na Franco’s dood in 1975 uiteindelijk langzaam een maatschappelijk debat over zijn erfenis op gang. Waarom is dat in Rusland de afgelopen drie decennia mislukt?

“De kwestie is niet dat Rusland zich na de ondergang van het Sovjetrijk geen rekenschap heeft gegeven van zijn verleden. Dat is in meer imperiale landen niet gebeurd. De kwestie is dat er in het postcommunistische Rusland niet is afgerekend met de oude Sovjetinstituties, zoals bijvoorbeeld de geheime dienst. Heel snel in de jaren negentig zag je al een tendens om ook in de Goelag-kampen positieve elementen te zien. Schurken konden zo helden zijn.”

In de tijd van Stalin werd de werkelijkheid letterlijk gewijzigd. Op deze foto’s is Nikolai Yezhov weggehaald nadat hij in onmin viel bij Stalin en later is geëxecuteerd. Bron: Wikimedia Commons (publiek domein)

Een inmiddels verboden burgerinitiatief als het historisch genootschap Memorial, dat sinds de glasnost eind jaren tachtig talrijke archieven uit de Stalintijd wist te ontsluiten en de nabestaanden zo een deel van hun geschiedenis teruggaf, probeerde het debat over goed en kwaad in het verleden wel degelijk te voeden.

“Memorial deed ongelooflijk werk. Maar de meeste Russen wisten niet eens dat Memorial bestond. Russen waren bezig met hun eigen problemen. In het reine komen met het verleden was geen issue. Tegelijkertijd slaagden veel liberalen in Rusland die werden gesteund door het Westen er niet in om een gemeenschappelijke taal met de gewone Russen te vinden.”

Hoe zou u het Poetinregime typeren? Als een regime dat wraak wil nemen op de geschiedenis, zoals Italië en Duitsland in het interbellum?
“Ik hanteer de definitie van de Spaanse socioloog Juan Linz die fascisme definieert op grond van zijn mobilisatiekracht. Het Poetinregime kan je dan niet fascistisch noemen omdat het de samenleving niet weet te mobiliseren. Een Poolse wetenschapper heeft een mooie naam voor het Poetinsysteem die ik beter vind: archaïsme.”

Diep trauma

Kan de Russische maatschappij omgaan met een nederlaag in deze oorlog tegen Oekraïne?
“Nee. De samenleving is diep getraumatiseerd. Er zijn geen horizontale banden meer over, zoals die nog wel bestonden in de jaren tachtig. Er zijn wat grassroots organisaties, maar op zo’n laag niveau dat je niet van een basis voor een civil society kunt spreken.”

Ik pin u er niet op vast. Maar kan het zaaisel van twintig jaar Poetin nog twintig jaar bloeien?
“Ja. Voor het komende decennium verwacht ik geen verandering. Of het ook zo doorgaat in het Kremlin is minder voorspelbaar. Politici zijn cynischer. Dus als er een ander aan de macht komt, kan er iets veranderen. Maar in de samenleving is de geschiedenispolitiek een manier van denken geworden, ingebed in het dagelijks leven. Het is zeer moeilijk om zulke denkwijzen af te schudden.”

Over de auteur

 

Hubert Smeets. Foto: Olga Frantova

Hubert Smeets werkte als journalist voor De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad, onder meer als correspondent in Moskou en lid van de hoofdredactie. In 2015 verscheen zijn boek De wraak van Poetin.


Boeken van Jade McGlynn


Noten

1. Vladimir Putin, ‘The Real Lessons of the 75th Anniversary of World War II’, The National Interest, 18 juni 2020.
2. Vladimir Putin, ‘On the Historical Unity of Russians and Ukrainians’, Kremlin, 12 juli 2021.


Foto boven aan artikel

Sovjet-troepen in Berlijn, 1945. Bron: Wikimedia Commons (publiek domein)

Oekraïne: de oorlog toen en nu

Jaargang 12, nummer 3, augustus 2023

Hoe werpt de oorlog in Oekraïne nieuw licht op de traumatische gebeurtenissen van de twintigste eeuw? In deze WO2 Onderzoek uitgelicht onderzoeken we de dynamiek tussen de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog en de huidige oorlog.

De waarachtigheid van het samenzijn

Hoe zorgt getuigentheater ervoor dat verhalen over de Tweede Wereldoorlog worden doorgegeven? Hoofdredacteur en theaterwetenschapper Sophie van den Bergh gaat in gesprek met Erna van den Berg, bij Het Nationale Theater verantwoordelijk voor De laatste getuigen. In deze theaterserie vertellen ooggetuige en acteur samen een levensverhaal.

In 1965 werd Het onderzoek (Die Ermittlung) voor het eerst opgevoerd. Toneelschrijver Peter Weiss baseerde zich voor het script op de transcripties van de Auschwitzprocessen in Frankfurt. Die processen, waarin nazikopstukken terechtstonden, hadden in Duitsland en over de grens veel indruk gemaakt: de gruwelen van de concentratiekampen werden daarin op confronterende wijze gedetailleerd beschreven.

Het toneelstuk ging op 19 oktober van dat jaar in première in vijftien West- en Oost-Duitse steden en werd ook in andere landen opgevoerd, waaronder Nederland. Het onderzoek droeg nog verder bij aan de publieke bewustwording van wat er in de concentratiekampen was gebeurd en bracht veel maatschappelijke reactie teweeg.

Het onderzoek is een vroeg voorbeeld van getuigentheater: theater waarin (vaak heftige) verhalen en ervaringen van mensen op de planken worden gebracht, veelal door acteurs. Meer dan 75 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt er nog altijd getuigentheater gemaakt, maar zijn de vragen anders. Waar Het onderzoek voornamelijk draaide om waarheidsvinding, rechtvaardigheid en maatschappelijke bewustwording, staan vandaag de dag juist morele vragen over het gebruik van getuigenissen centraal. Kun je en mag je andermans verhaal op het podium brengen en zo ja, hoe? En wat kan de functie zijn van het delen van die verhalen?

De eerste uitvoering van Die Ermittlung (Het onderzoek) in Duitsland, 1965. Foto: Keystone Press / Alamy Stock Photo

Deze vragen staan ook aan de basis van het maakproces van De laatste getuigen, een terugkerende voorstelling van Het Nationale Theater. Het format: vooraf opgetekende getuigenissen worden elk jaar op 4 mei op het podium van de Koninklijke Schouwburg in Den Haag in het bijzijn van de getuigen voorgelezen door acteurs. Die getuigen zijn mensen die ondergedoken zijn geweest, die de Hongerwinter hebben meegemaakt of wier ouders in het verzet hebben gezeten. Erna van den Berg, projectleider van de voorstellingen, zoekt de getuigen op en tekent zorgvuldig hun verhaal op. Op een mooie herfstdag ging ik met haar in gesprek in het Vlaams cultuurhuis De Brakke Grond.

Jij spreekt alle getuigen voorafgaand aan de voorstellingen en maakt van wat zij vertellen een theatertekst. Hoe zorg je ervoor dat er recht wordt gedaan aan ieders verhaal?
“Mijn gesprekken met getuigen kunnen soms wel drie uur duren, al breng ik het verhaal daarna terug tot een tekst van hooguit tien minuten. Ik richt me op de meest persoonlijke verhalen, naast de gedeelde ervaringen tijdens de oorlogstijd die voor veel mensen gelden en veelal bekend zijn.

Doordat ik weet dat de getuige uiteindelijk naast de acteur zal zitten die zijn of haar verhaal voorleest, ga ik er nooit vandoor met iemands verhaal. Ik ben heel precies met het uitwerken van de teksten en redigeer nauwelijks. Ook probeer ik de persoonlijkheid van de getuigen recht te doen door hun manier van praten te behouden.”

Welk effect heeft het op de getuigen om hun geschiedenis uiteindelijk in deze theatrale setting te horen?
“Om voor het eerst op deze manier geconfronteerd te worden met hun eigen verhaal kan heftig zijn, maar over het algemeen ervaren mensen het als bevrijdend en opluchtend. Sommigen hebben nooit met hun eigen kinderen of kleinkinderen over hun ervaringen gesproken, maar waren heel blij dat die in de zaal zaten en het konden horen.”

En wat voor effect heeft het op het publiek om in zo’n setting van die verhalen getuige te zijn?
“Elke editie is al weken op voorhand uitverkocht. Er is blijkbaar een enorme behoefte aan verhalen van gewone mensen over de oorlog. Het gaat ook nadrukkelijk niet om heldenverhalen. Als mensen zeggen: ‘Ik heb hier in oorlogstijd gewoon gescharreld’, dan is het de bedoeling om dát te laten horen. En dat is ook altijd het thema geweest van dit initiatief: de herdenking van de gewone mens.”

Zo had ik het nog niet gezien, dat dit project ook fungeert als een vorm van herdenking.
“Jazeker. Elk jaar kun je vanuit de schouwburg de klokken horen luiden om acht uur, en daarna worden er twee minuten stilte in acht genomen. Tijdens de eerste uitvoering van De laatste getuigen zat ik in de coulissen toen ik ineens allemaal ruis hoorde. Het bleek dat de hele Koninklijke Schouwburg, 600 man, was gaan staan om het volkslied te zingen. Niet uit volle borst, maar juist heel ingetogen. Daarna ging iedereen weer zitten en begon de voorstelling. Dat was echt bijzonder. Dat gevoel van gezamenlijkheid hadden wij nooit kunnen voorzien van tevoren.”

Dit soort theater, dat ook wel ‘verbatim theater’ wordt genoemd – ‘woordelijk theater’ – wordt regelmatig kritisch bekeken in de wetenschappelijke literatuur. De nadruk op het ensceneren van woordelijke interviews zou de verwachting kunnen scheppen dat een voorstelling directe toegang biedt tot het ‘echte’ verhaal. Maar zeker als het gaat om mensen die traumatische ervaringen hebben meegemaakt, kan die ervaring vaak niet zo eenduidig worden gecommuniceerd. In hoeverre doet het ertoe of iemands verhaal honderd procent waar of verifieerbaar is?
“Ik zou zeggen dat in het concept iets besloten zit van waarachtigheid, niet per se van waarheid. Dat heeft voornamelijk te maken met het feit dat een acteur een verhaal vertelt dat waargebeurd is voor degene die naast hem zit en daarnaar luistert. Soms horen mensen voor het eerst hun eigen geschiedenis uit de mond van een ander. We richten ons dus op hoe de getuigen een bepaalde periode hebben beleefd, niet op de vraag of die ervaringen onomstotelijk bewezen kunnen worden.”

Een ander kritiekpunt op dit soort theater is dat het hervertellen psychisch belastend kan zijn. In hoeverre houd je rekening met de heftigheid van die verhalen, en met de psychologische impact die zoiets kan hebben op een ooggetuige of een nabestaande?
“Ik heb sowieso het idee dat sommige getuigen de ergste ervaringen voor zich houden. Ik vertrouw erop dat mensen geen dingen vertellen die ze niet willen vertellen. En ik ga zeker niet zitten pushen, ik weet dat ik ook maar een voorbijganger ben.

Een voorbeeld: een tijdje terug interviewde ik een getuige die me een heftig verhaal vertelde over een verkrachting in een kamp. Haar dochter, die bij het interview aanwezig was, had ze hier pas een paar dagen eerder van op de hoogte gebracht. Nu ze het eenmaal verteld had, kon ze haar boosheid en verontwaardiging niet meer verbergen. Maar ze wilde niet dat het in de voorstelling kwam, dus hebben we besloten het eruit te laten.”

Judith de Kom tijdens De laatste getuigen (2018). Foto: Het Nationale Theater

De acteurs zelf blijven duidelijk ook niet onberoerd. Er lijkt af en toe echt een intieme band te ontstaan tussen hen en de getuigen wier verhaal ze vertolken. Ik zag bijvoorbeeld een registratie van de voorstelling in 2018, waarin Judith de Kom en actrice Romana Vrede naast elkaar aan tafel zitten. Vrede leest het verhaal voor dat De Kom over haar vader heeft verteld. Aan het eind pakt Vrede, duidelijk geëmotioneerd, heel even De Koms hand vast.
“Romana Vrede was natuurlijk hartstikke vereerd dat ze het verhaal mocht voorlezen van de dochter van Anton de Kom. Getuige en acteur ontmoeten elkaar meestal pas op de generale repetitie of zelfs pas tijdens de voorstelling zelf. Maar er komt altijd een moment dat je de waarachtigheid van dat samenzijn voelt. Hoe dat precies tot stand komt? Dat is moeilijk om te zeggen, maar het is iets wat bij alle uitvoeringen gebeurt – niet alleen bij de acteurs en getuigen, maar ook bij het publiek. Het heeft ermee te maken dat je je open wilt en durft te stellen naar de ander, daar ben ik van overtuigd. Dat je echt naar een ander kijkt en luistert, jezelf vergeet, en tot je door laat dringen wat de ander heeft meegemaakt en wat voor impact dat op zijn of haar leven heeft gehad.”

Toch benoemt een van de deelnemende acteurs in de videoregistratie van een van de voorstellingen dat hij worstelt met de opdracht. Hij zegt: “Je hebt het gevoel alsof je hun privacy schendt. Je moet het verhaal natuurlijk vertellen alsof je het zelf hebt meegemaakt, dus dat is even aftasten… of dat mag, of je dat mag doen.”
“Dat daar voor een acteur een vreemde spanning in zit, geloof ik meteen. Er is een duidelijk verschil tussen wat een acteur doet en wat een mens doet die probeert een trauma te verwerken. Die laatste probeert dat namelijk níet te tonen, dat binnen te houden omdat het anders overrompelend kan zijn. Terwijl een acteur is getraind om dat in een bepaalde mate wel te communiceren naar een publiek.

Daarom was de lastige opdracht voor de acteurs om niet te veel gaan spélen. Hun lezing van de tekst zit zo dicht mogelijk bij het oorspronkelijke verhaal. Een gekke gewaarwording voor acteurs: normaal gezien krijgen ze een tekst voor zich die ze moeten interpreteren en waarmee ze kunnen experimenteren. Dat mag bij mij niet in dit project. Wel zit ik bij de repetities en leg soms uit wat er achter het ogenschijnlijk oppervlakkige taalgebruik schuilt, zodat de acteurs begrijpen waar dat vandaan komt. Ik vind het heel belangrijk om die gelaagdheid te behouden.”

De opname van de 2021-editie van De laatste getuigen. Vanwege corona was de deze editie geheel digitaal. Foto: Het Nationale Theater

Hoe ziet getuigentheater er in de toekomst uit, als er alleen nog maar volgende generaties zijn die over de oorlog kunnen vertellen?
“Het besef van de impact van oorlog, ook op latere generaties, is de afgelopen jaren sterk gegroeid. In de toekomst zetten we daarom in op de verschuiving van individuele verhalen naar familieverhalen: in De laatste getuigen van 2022 geven we de ruimte aan Joodse getuigen die over hun oorlogsverhalen vertellen, en in 2023 zoomen we in op de ervaringen van de tweede en derde generatie en de trauma’s waarmee zij te maken hebben gehad.

Mijn droom is om nog veel meer verhalen te vertellen, ook van mensen die op de vlucht voor oorlog naar Nederland zijn gekomen. Het theater is de plek bij uitstek om die verhalen te delen en de trauma’s die mensen met zich meedragen te onderkennen.”

De laatste getuigen

De registraties van de voorstellingen van afgelopen jaren zijn hier terug te zien. In 2022 staat er weer een live-editie gepland van De laatste getuigen, op 4 mei in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag.

 

Erna van den Berg is werkzaam bij het artistiek bureau van Het Nationale Theater. Ze maakt programma’s met als thema De onzichtbare stad en verzorgt audio-descripties voor HNT-Onbeperkt, een programma waardoor mensen met een beperking van theater kunnen genieten. Ten slotte maakt ze theatrale lezingen op basis van romans.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Over de auteur

 

Sophie van den Bergh

Sophie van den Bergh is hoofdredacteur van WO2 Onderzoek uitgelicht en werkt op de afdeling Onderzoek en educatie van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Aan de Universiteit Gent werkt ze aan een proefschrift over herdenkingstheater.


Verder lezen

  • Patrick Duggan, ‘Others, Spectatorship, and the Ethics of Verbatim Performance’. New Theatre Quarterly 29, nr. 2 (2013), p. 146-158.
  • Nicholas Ridout, Theatre & ethics. Palgrave Macmillan, 2009.
  • Amanda Stuart Fisher, ‘Trauma, Authenticity and the Limits of Verbatim’. Performance Research 16, nr. 1 (2011), p. 112-122.

Foto boven aan artikel

De editie van De laatste getuigen over het Oranjehotel in 2019. Bron: Het Nationale Theater

Het combineren van puzzelstukjes

Onderzoek doen naar persoonlijke geschiedenissen van getuigen van de Tweede Wereldoorlog is met de komst van Oorlogslevens.nl een stuk gemakkelijker geworden. Waar het voorheen een onderzoek op zich was om te achterhalen via welke organisaties en websites bronnen te vinden waren over een bepaalde persoon, is die informatie voortaan op één digitale locatie verzameld. Dit keer een reconstructie van het leven in oorlogstijd van Neeltje Blok.

Oorlogslevens.nl is het startpunt voor je zoektocht naar het leven van mensen in de Tweede Wereldoorlog. Deze informatie ligt verspreid over een heleboel collecties en erfgoedinstellingen, zowel nationaal als internationaal. Door dit op één plek digitaal bij elkaar te brengen, maakt Oorlogslevens.nl het mogelijk om onbekende verhalen te vertellen en nieuwe patronen te ontdekken. Er zijn momenteel bijna 300.000 gegevens van personen te vinden op Oorlogslevens.nl. En de website blijft uitbreiden. Bij iedere nieuwe collectie die wordt toegevoegd, vinden we weer verbanden waardoor een completer beeld ontstaat.

Een voorbeeld is het leven van de Rotterdamse caféhoudster Neeltje Blok. Haar leven in oorlogstijd is via Oorlogslevens.nl te reconstrueren uit verschillende bronnen. Haar verhaal toont de kracht van het digitaal doorzoekbaar maken en verbinden van collecties. Na het crowdsourcen van de Kamp Vught Cartotheek, in samenwerking met het NIOD en Nationaal Monument Kamp Vught, weten we dat Neeltje op 9 juni 1943 Kamp Vught binnenkomt. Maar wat gaat daaraan vooraf?

Kampkaart Kamp Vught van Neeltje Blok. Foto: NIOD

De in mei 2020 toegevoegde data, afkomstig van arrestantenkaarten uit het Stadsarchief Rotterdam, geeft antwoord op deze vraag. Neeltjes geliefde, een Joodse man, dook bij haar onder totdat ze beiden werden verraden en gearresteerd. Op 3 december 1942 werd Neeltje opgesloten in de Rotterdamse gevangenis de Haagsche Veer, op verdenking van hulp aan Joden. Na een half jaar werd Neeltje overgeplaatst en belandde ze in Kamp Vught.

Dit kamp werd na Dolle Dinsdag ontruimd uit angst voor de naderende geallieerden. Zo kwam Neeltje via Kamp Ravensbrück op 9 oktober 1944 in Kamp Neuengamme terecht. Vlak voor de bevrijding wist Neeltje een plek te bemachtigen op het transport naar de vrijheid in de zogenaamde witte bussen. Deze reddingsactie van het Zweedse Rode Kruis bracht met Duitse toestemming gevangenen dwars door de frontlijn in veiligheid. Toch ging dit niet altijd goed; de geallieerden voerden luchtaanvallen uit op het transport van Neeltje. Dit werd haar fataal. Op 25 april 1945 kwam Neeltje Blok om.

Vrouwen in gevangeniskleding buiten aan het werk in Ravensbrück bij een lorrie. Foto: Beeldbank WO2 – Verzetsmuseum Zuid-Holland

Concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg. Foto: Beeldbank WO2 – NIOD

Erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog

Neeltjes gevangenisstraf in de Haagsche Veer kon aan haar verhaal worden toegevoegd door het crowdsourcen van arrestatiekaarten en ontslagkaarten van mensen die in Rotterdam zijn opgepakt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Voor bijvoorbeeld nabestaanden kan dit waardevolle en nog onbekende informatie zijn. Zo liet de neef van Neeltje Blok aan Netwerk Oorlogsbronnen weten sommige bronnen uit de tijdlijn van Neeltje nog niet te kennen.

Arrestantenkaart van Neeltje Blok, gemaakt op 3 december 1942. Foto: Stadsarchief Rotterdam

De kaarten zijn onderdeel van het Rotterdamse politiearchief (collectie Stadsarchief Rotterdam). Om dit papieren erfgoed digitaal bruikbaar te maken, zijn in totaal 106.952 kaarten – 34.700 arrestantenkaarten en 18.776 ontslagkaarten – gescand en vervolgens door 160 vrijwilligers dubbel overgetikt.

De kaarten bevatten informatie over waar de arrestanten vandaan kwamen, wanneer en waarom ze zijn opgepakt en gevangengehouden, waar ze daarna terechtkwamen of wanneer ze zijn vrijgelaten. Zo zijn 2362 gevangenen naar Kamp Amersfoort gebracht, 1856 gevangenen naar het Huis van Bewaring en 1671 gevangenen zoals Neeltje naar Kamp Vught.1473 Joodse gevangenen, zoals de vriend van Neeltje, zijn naar Kamp Westerbork gebracht en 545 kwamen terecht in het Oranjehotel in Scheveningen.

Gevangenen die vanaf de Rotterdamse cel overgebracht zijn naar Kamp Amersfoort. Foto: Netwerk Oorlogsbronnen

Politiebureau aan het Haagseveer in Rotterdam, circa 1935. In de Tweede Wereldoorlog werden hier veel mensen gevangen genomen. Foto: Wikimedia Commons

Arrestatiepieken

Het ging daarbij niet alleen om politieke of Joodse gevangenen. Die waren er wel; zo werden er 54 communisten opgepakt en 154 mensen gearresteerd voor het helpen van Joden. Maar het grootste deel van de arrestanten is opgepakt op verdenking van diefstal. Alledaagse criminaliteit ging gewoon door en nam zelfs toe. De bezetting bood nieuwe mogelijkheden tot diefstal of dwong mensen de criminaliteit in.

Daarnaast werden relatief veel mensen opgepakt vanwege de arbeidsinzet en vanwege stakingen. De precieze definitie van een staking is hierbij niet duidelijk; waarschijnlijk gaat het hier naast de bekende grote stakingen als de Februaristaking, de April-meistakingen en de Spoorwegstaking ook om individuele werkweigering.

Daarnaast zijn er twee interessante arrestatiepieken in de data terug te vinden. De eerste was op 2 mei 1943, de eennalaatste dag van de April-meistakingen. Op die dagen zijn 195 mensen gearresteerd in Rotterdam en omgeving. De tweede piek volgde een tijd later, namelijk op 16 mei 1945. Na de bevrijding zijn veel NSB’ers en andere vermeende collaborateurs opgepakt. Deze arrestaties gebeurden wellicht al eerder en werden vanwege de chaotische situatie pas later in de administratie verwerkt.

Pieken in de data van de Rotterdamse arrestatiekaarten tijdens de April-meistakingen en vlak na de bevrijding. Foto: Netwerk Oorlogsbronnen

De ontsluiting van het Rotterdamse politiearchief en het toevoegen van de dataset aan Oorlogslevens.nl maakt nieuw onderzoek mogelijk. We weten nu dat de meeste Rotterdamse gevangenen gearresteerd zijn voor diefstal en dat de April-meistakingen zorgden voor een overvolle gevangenis. Ook weten we door het crowdsourcingproject een heleboel over de gevangenschap van Neeltje Blok. Alleen haar tijd in Kamp Ravensbrück en wanneer ze het kamp verliet is nog een missend puzzelstukje. Wie weet welke collectie de puzzel uiteindelijk compleet kan maken?

Over Netwerk Oorlogsbronnen

Oorlogslevens.nl is een zoekdienst van Netwerk Oorlogsbronnen in samenwerking met zijn partners, en is tot stand gekomen met steun van het ministerie van VWS, het Mondriaan Fonds en het vfonds. De techniek die informatie uit verschillende beschikbare namendatabases aan elkaar koppelt, is ontwikkeld door Netwerk Oorlogsbronnen en Spinque. De website Oorlogslevens.nl is ontworpen door Driebit. Netwerk Oorlogsbronnen – een samenwerkingsverband van zo’n honderd WO2-bronbeherende organisaties – heeft tot doel fysiek verspreide bronnen digitaal beter vindbaar en bruikbaar te maken.


Foto boven aan artikel

Een foto van Neeltje Blok. Bron: Oorlogsgravenstichting, datum en fotograaf onbekend.

NSB-jargon

In de WO2-zoekmachine Oorlogsbronnen.nl komen miljoenen bronnen uit honderden verschillende erfgoedcollecties samen. Iedere bron kent een eigen verhaal en achter elk verhaal schuilen verschillende bronnen. Dit keer in ‘Oorlogsbron uitgelicht’: het typische jargon van de NSB. Je verder verdiepen in dit onderwerp? Zoek dan naar meer krantenartikelen, foto’s, archieven, objecten et cetera via Oorlogsbronnen.nl.

Taal is een onmisbaar propagandistisch strijdmiddel. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog werd taal ingezet om de vijand zwart te maken en het eigen gedachtegoed te verspreiden. De nazistische propaganda is hier het bekendste voorbeeld van. Ondanks de grote invloed van het Duitse nationaalsocialisme op de NSB, hield de partij er een geheel eigen jargon op na. Zo hadden alle maanden een alternatieve naam, zoals grasmaand, slachtmaand en sprokkelmaand.

Cruciaal binnen de Duitse nationaalsocialistische propaganda als die van de NSB was de rituele herhaling van hetzelfde. Door systematisch dezelfde boodschap te herhalen moest de massa overtuigd raken van het nationaalsocialistische gedachtegoed. Wat was precies deze boodschap?

Programmaboekje van de Gewestelijke Werkers Bijeenkomst van de NSB in Den Haag op 10 november 1942. De maand november werd door de NSB aangeduid als slachtmaand. Bron: Collectie NIOD, maker onbekend.

De Vrijheidskalender van 1944, gemaakt door Rob Korpershoek. Met deze kalender wilde het verzet de NSB belachelijk maken. De maand september werd door de NSB aangeduid als herfstmaand. Daarnaast werd[en] Jan Pieterszoon Coen, net als bijvoorbeeld Michiel de Ruyter, door de NSB gebruikt als voorbeeld[en] van de ‘grote’ Nederlandse geschiedenis. In de huidige tijd worden er steeds meer vraagtekens geplaatst bij deze vroegere helden. Bron: Collectie NIOD, Rob Korpershoek.

De Vrijheidskalender van 1944, gemaakt door Rob Korpershoek. De maand juli werd door de NSB aangeduid als hooimaand. Bron: Collectie NIOD, Rob Korpershoek

Interne strijd

Het jargon van de NSB werd, net als dat van de Duitse nationaalsocialisten, gekenmerkt door het veelvuldig gebruik van vage termen; de precieze betekenis van de gebruikte woorden blijft onduidelijk. Toch barstte er in de loop van de Tweede Wereldoorlog een strijd los binnen de NSB over het gebruik van bepaalde termen. Het meest in het oog springende voorbeeld vormt het woordenpaar ‘Dietsch’ en ‘Germaansch’.

Binnen de vooroorlogse NSB werd vooral gesproken over Dietsch, waarmee men doelde op de gedeelde oorsprong van ‘de Nederlandse volken’. Het doel was om Nederland, Vlaanderen en Zuid-Afrika te verenigen in ‘Dietschland’. Hierbij lag de focus op een autonoom Nederland, iets waar de Duitse bezetter geen voorstander van was.

Liedboekje van de NSB, verschenen in 1942 en samengesteld door Melchert Schuurman. Bron: Collectie NIOD, Melchert Schuurman.

Krantenartikel uit De Waag van 14 augustus 1942. In de zomer van 1942 had er binnen De Waag een machtswisseling plaatsgevonden, waarna de krant zich openlijk aan de kant van de Nederlandsche SS schaarde. Bron: Collectie KB

Met de Duitse bezetting groeiden de onderlinge tegenstellingen en verschillende stromingen binnen de NSB. De meer radicale NSB’ers met een oriëntatie richting nazi-Duitsland verenigden zich onder leiding van Henk Feldmeijer in de Nederlandsche SS. Hier werd niet gesproken over Dietsch maar Germaansch, wat beter aansloot op de gedachte van nauwe verbondenheid met Duitsland en de andere Germaanse volken. Eind 1942 volgde een naamswijziging naar de Germaansche SS. Mede onder invloed van de Nederlandsche en later Germaansche SS werd in Nederlandse nationaalsocialistische kringen de term Dietsch steeds meer verdrongen door Germaansch.

Affiche van een bijeenkomst van de Germaansche SS op 24 maart 1943. Op de bijeenkomst sprak voorman Henk Feldmeijer over zijn ervaringen aan het front. Feldmeijer vocht in 1941 met de Waffen-SS op de Balkan en in 1942/ 1943 in de Sovjet-Unie. Bron: Collectie NIOD, maker onbekend

‘Volksvreemde elementen’

Toch gaan beide termen fundamenteel over hetzelfde, namelijk de volksgemeenschap. Dit begrip wortelde zich vanaf 1935 diep in de NSB-propaganda en was kenmerkend voor het taalgebruik van de beweging. De strijd tegen volksvreemde of volksondermijnende elementen staat hierin centraal. De volksgemeenschap – een raszuiver, klasseloos en tot een sociale en politieke eenheid gesmeed volk – moest beschermd worden tegen deze vijandige elementen.

Het was de zogenaamde boerenstand die cruciaal was bij het bestrijden hiervan. Om dit te verklaren werd ver teruggegrepen, namelijk naar de Oudheid. De boeren waren de hoeder van de volkseigen cultuur, zorgden voor geestelijke orde en gezond nageslacht. De boerenstand was ook cruciaal in de bloed-en-bodemgedachte, waarin het volk, de stam of het ras – Dietsch of Germaansch – via afstamming (bloed) verbonden is aan de bodem. Hier komt wederom het mystieke element terug.

In hun strijd tegen de vijand grepen beide partijen in hun beeldtaal ook graag terug op het roemruchte Nederlandse verleden in de Gouden Eeuw. Met zeeheld Michiel de Ruyter als boegbeeld werd deze periode veelvuldig verheerlijkt. De Ruyter vocht tegen de Engelsen; een parallel met de Duitse strijd tegen het Verenigd Koninkrijk viel makkelijk te trekken. In 1942 werd in het Rijksmuseum een tentoonstelling gewijd aan De Ruyter, met Anton Mussert als de eerste bezoeker.

In de beeldtaal van deze wervingsposter van de Waffen SS werd Michiel de Ruyter gebruikt als symbool van de grootse Nederlandse maritieme geschiedenis in de Gouden Eeuw. Bron: NIOD, A Hustinx

Affiche voor de tentoonstelling over De Ruyter in het Rijksmuseum tussen 20 juni en 5 juli 1942. Bron: Collectie NIOD, maker onbekend

Geen blijvende invloed

De Duitse bezetter had echter andere plannen met Nederland binnen het Derde Rijk. Eigen jargon of niet: de NSB had hierbij niet veel in de melk te brokkelen. De talrijke verordeningen werden steevast niet alleen in het Nederlands, maar ook in het Duits gepubliceerd. Bij twijfel over interpretatie gold de Duitse tekst als leidend.

Uiteindelijk heeft deze periode van Duitstaligheid echter vrijwel geen invloed gehad op de Nederlandse taal. De enige uitzondering is het gebruik van het woord bunker. Voor de Duitse inval sprak men over kazemat. Maar na de bevrijding bleek het Duitse woord bunker te blijven hangen en raakte het vooroorlogse woord kazemat enigszins in onbruik.

Over Netwerk Oorlogsbronnen

Het Netwerk Oorlogsbronnen wordt gefaciliteerd door het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en gefinancierd door het ministerie van VWS en het vfonds.

Uitzonderlijke bevrijdingskinderen

Langs een ‘liberation route’ worden kinderen geboren. Dat is altijd zo geweest en dat was ook zo toen ons land 75 jaar geleden werd bevrijd, te beginnen in Zuid-Limburg. Iets meer dan negen maanden na 12 september 1944 begon een heuse babyboom.

In ons land zijn circa 8.000 bevrijdingskinderen geboren. Van een langdurige vaste relatie tussen hun ouders of voorgenomen huwelijken was geen sprake, laat staan van geplande zwangerschappen. De biologische vaders verdwenen vaak nog voor de zwangerschap goed en wel duidelijk was richting Duitsland of terug naar Amerika of Canada. De meesten wisten niet dat ze een kind hadden verwekt.

Kinderen met een kleurtje

Naar schatting 100 bevrijdingskinderen hadden een kleurtje. Het gros van hen werd geboren in Zuid-Limburg, verwekt door zwarte Amerikaanse bevrijders die daar voor korte tijd waren gestationeerd. Deze mannen werden net als hun witte kameraden hartelijk onthaald in Limburg, maar aan de bevrijdingsfeesten mochten ze niet deelnemen. Op last van het Amerikaanse leger waren die ‘for whites only’ – de rassensegregatie in het Amerikaanse leger zou nog tot 1948 duren. Dat betekende niet dat de zwarte soldaten geen omgang hadden met Limburgse vrouwen. In volkswijken en dorpen vierden ze hun eigen bevrijdingsfeestjes. Maar zodra de legerleiding er weet van kreeg dat een zwarte soldaat een witte vriendin had, werd hij meteen overgeplaatst, zelfs als er een kind op komst was.

Omslag van het in 2017 verschenen boek Kinderen van zwarte bevrijders van Mieke Kirkels (Uitgeverij Vantilt).

900.000 Afro-Amerikaanse soldaten

Voor mij was het in 2008, tijdens mijn werkzaamheden voor het oral history project Akkers van Margraten, nieuw om te horen dat Afro-Amerikanen deel hadden uitgemaakt van het Amerikaanse bevrijdingsleger. Langzaam verdween het stereotype van de witte Yankee van mijn netvlies, terwijl me duidelijk werd dat het Amerikaanse leger uit twee aparte organisaties had bestaan. De ene organisatie bestond uit gevechtstroepen, de andere uit zwarte service troops. Deze ‘all black units’ stonden onder leiding van witte officieren en sliepen, aten en recreëerden gescheiden van hun witte landgenoten.

Maar liefst 900.000 Afro-Amerikanen hielpen at home and abroad mee aan de bevrijding van Europa. In ons land werkten er vanaf september 1944 honderden als grafdelver op de Amerikaanse begraafplaats in Margraten en bij de in Limburg geconcentreerde Rest Centers (‘for whites only’). Bij de ‘Red Ball Express’, een gigantische bevoorradingslijn van 6.000 trucks die vanuit de havens van Cherbourg en Antwerpen richting Duitse grens reden, waren 15.000 zwarte Amerikaanse militairen als chauffeur actief.

Uitzondering in een witte omgeving

Huub Schepers zocht jarenlang in archieven naar gegevens over de stationering van zwarte troepen in ons land, omdat zijn vader daar deel van had uitgemaakt. Informatie bleek echter nauwelijks te vinden. In 2014 nam hij contact met mij op naar aanleiding van mijn boek over de Afro-Amerikaanse grafdelver Jefferson Wiggins. Schepers was bijna 70 en had tot dan gezwegen over zijn jeugd. Nu wilde hij dat mensen zijn verhaal kenden. Na uitgebreide interviews in de Volkskrant en De Limburger kwam ik in contact met circa 20 andere kinderen van zwarte bevrijders.

Voormalig grafdelver Jefferson Wiggins, over wie Mieke Kirkels in 2014 een boek publiceerde. Foto: Jean-Pierre Geusens

Sommige van hen vertelden me te zijn opgegroeid in een liefdevolle omgeving, bij hun alleenstaande moeder, in het gezin van hun moeder of bij opa en oma. Anderen hadden te lijden gehad onder een vreselijke stiefvader of het regime van een katholiek internaat. Voor ál deze kinderen was het lastig geweest om als uitzondering – met een kleurtje in een verder witte omgeving – op te groeien. Als baby waren ze als heel aaibaar en exotisch ervaren; in hun latere jeugd werden ze vooral nagekeken. Zelf als babyboomer opgegroeid in een wit, katholiek dorp, kan ik me maar al te goed herinneren hoe er in de regel over uitzonderingen gezwegen werd. Althans: openlijk gepraat werd er niet, maar ondertussen had iedereen het erover.

Liefdevol verwelkomd

Nadat ik besloot een nieuw oral history project te starten, sprak ik diverse malen met een aantal Limburgse bevrijdingskinderen met Afro-Amerikaanse vaders alvorens hun verhaal op te tekenen. Het was voor hen moeilijk de pijn uit hun jeugd onder woorden te brengen. Op hun verzoek bracht ik hen met elkaar in contact, wat in de loop der jaren tot een mooie lotgenotenband leidde. Ondertussen maakte het boek dat ik over hen schreef dat heel wat media ‘een zwart bevrijdingskind’ voor de camera wilden interviewen. Van mijn twaalf respondenten was maar de helft daartoe in staat. Een van hen vertelt in mijn boek haar verhaal ook onder pseudoniem, om te voorkomen dat er negatief over haar inmiddels al lang overleden moeder zou worden gesproken. Vier van hen zijn er inmiddels in geslaagd contact te leggen met hun biologische vader en familieleden in de Verenigde Staten, die hen van harte in de familie hebben opgenomen.

Over de auteur

 

Mieke Kirkels. Foto: Robin Smit

Mieke Kirkels is research fellow bij het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg. Ze leidde twee oral history projecten en schreef diverse boeken. Samen met Sebastiaan Vonk werkt Kirkels momenteel aan het oral history project ‘The 172 African Americans of Margraten’. In september 2019 wordt blackliberators.nl gepresenteerd: een digitaal (les)boek gebaseerd op Kirkels’ eerdere publicaties en resultaten van een lopend onderzoek in de Verenigde Staten.


Verder lezen

  • Mieke Kirkels, Jo Purnot & Frans Roebroeks, Van boerenakker tot soldatenkerkhof: ooggetuigenverhalen over de aanleg van de Amerikaanse begraafplaats in Margraten (2009).
  • Mieke Kirkels, Van Alabama naar Margraten: Herinneringen van grafdelver Jefferson Wiggins (2014).
  • Mieke Kirkels, Kinderen van zwarte bevrijders. Een verzwegen geschiedenis (2017).

Foto bovenaan artikel

Mieke Kirkels te midden van enkele ‘uitzonderlijke bevrijdingskinderen’ bij de boekpresentatie in april 2017.

Frieda Belinfante

Frieda Belinfante, geboren in 1904, was celliste, dirigente en tijdens de Tweede Wereldoorlog ook verzetsstrijdster. Ze viel op vrouwen, wat voor haar generatie niet kon. Vrouwen die dat toch deden, boeien me mateloos. Wie waren ze? Hoe gingen ze om met de relatieve onbekendheid van homoseksualiteit in combinatie met de afwijzing ervan zodra ‘men’ het eenmaal doorhad? En in welke bochten moesten ze zich wringen om vrij te kunnen leven en hun zelfrespect te behouden? Met veel interesse las ik daarom de boeiende biografie die Toni Boumans een paar jaar terug over Frieda Belinfante schreef.

Amoureus geheim

Frieda’s leven leest als een roman. Nog maar 17 jaar oud veroverde ze het hart van de pianiste en componiste Henriëtte Bosmans, bijna tien jaar ouder dan zijzelf. Ze gingen samenwonen, waarbij ‘Friedje’ alle zaken regelde – ook voor ‘Jettie’ – en zelfs Jetties dominante moeder op afstand wist te houden door zich totaal niet te laten intimideren. Jettie had echter ook affaires met mannen, terwijl de amoureuze aard van de relatie tussen Jettie en Frieda geheim moest blijven. In arren moede sloot Frieda op haar 26e een vriendschapshuwelijk met een collega-musicus. ‘Iedereen trouwde tenslotte, vroeg of laat, ook lesbische vrouwen’, zo dacht ze. Het huwelijk hield echter geen stand.

Frieda Belinfante (links) en haar geliefde Henriëtte Bosman in hun huis aan de Hendrik Jacobszstraat in Amsterdam. De foto werd ergens tussen 1927 en 1929 genomen. Foto: Wikimedia Commons – United States Holocaust Memorial Museum

In de jaren met Jettie werkte Frieda aan haar opleiding als celliste en trad ze zo veel mogelijk op om zo zelf haar kost te verdienen. Halverwege de jaren dertig kreeg ze ook succes als dirigent, waarbij ze een geheel eigen stijl ontwikkelde. Getooid met een kort krullend kapsel en gekleed in mooie elegante mannenkleren – zoals Marlene Dietrich in Der blauwe Engel – oefende ze met beheerste gebaren absolute controle over het orkest uit. Het door haar opgerichte Het Klein Orkest werd een begrip in Amsterdam. Haar autoriteit als dirigent werd geaccepteerd, al griefde het haar dat sommige ouders van leerlingen tegen haar gewaarschuwd werden. In bedekte termen, want het woord ‘lesbienne’ was nog niet ingeburgerd.

Valse papieren

Het opkomende nazisme zette het leven van Frieda nog eens extra op scherp. Haar nieuwe geliefde Dorry Kahn was Joods, zelf was ze half Joods, en ze leefde intens mee met Joodse vrienden en familieleden van vaderskant. In 1940 hief Frieda haar orkest op, om niet te hoeven meemaken dat ze haar Joodse musici zou moeten ontslaan en werk van Joodse componisten niet meer zou mogen uitvoeren. Ze was verbijsterd over het gemak waarmee de muziekwereld, waaronder ook het Concertgebouworkest, zich aanpaste aan de bezetter.

Zelf sloot Frieda zich aan bij de verzetsgroep van Willem Sandberg en Willem (Tiky) Arondeus en bij de illegale Groep 2000 van Jacoba van Tongeren. Ze organiseerde financiële steun voor musici die de ariërverklaring hadden geweigerd te tekenen en bekwaamde zich in het vervalsen van persoonsbewijzen. Samen met drukker Frans Duwaer produceerde ze maar liefst 70.000 valse papieren.

Ontwijken van opspraak

Het was dan ook als verzetsvrouw dat Frieda Belinfante in het vizier van de nazi’s kwam, niet als lesbische vrouw. Hoewel homoseksuelen in nazi-Duitsland op grote schaal vervolgd werden, gebeurde dat in Nederland nauwelijks. De nazi’s lieten het oppakken van homoseksuelen aan de plaatselijke politie over, die er weinig ervaring mee had. Homoseksualiteit was in Nederland nog relatief onbekend. Binnen hun vrijdenkende verzetsgroep werd de seksuele voorkeur van Belinfante en Arondeus wel geaccepteerd. Wat daarbij zal hebben geholpen, is dat Frieda er zelf ook geen moeite mee had. Ze had last van discriminatie als eerste vrouw die het waagde dirigent te willen worden, maar ging zelf niet gebukt onder haar geaardheid.

Aanslag

In 1943 speelden Belinfante en Arondeus zich door sabotage in de kijker van de nazi’s, nadat zij hadden bedacht dat het persoonsregister in het Amsterdamse bevolkingsregister zou moeten worden vernietigd. In dat register werden immers de duplicaten van persoonsbewijzen bewaard. Daarmee vormde het een gevaar voor al die mensen die zij inmiddels van een vervalst persoonsbewijs hadden voorzien. De zorgvuldig geplande aanslag op het archief slaagde: het register ging in vlammen op.

Als grootste sabotagedaad van het verzet in Nederland was de aanslag een succes. Helaas werden wel bijna alle mensen die aan deze aanslag hadden deelgenomen, verraden en vermoord. Frieda wist als een van de weinigen te ontkomen naar Zwitserland, als man vermomd. Na de oorlog kon ze in Nederland niet meer aarden. Terugkerende Joden waren niet welkom, velen die gecollaboreerd hadden bleven onbestraft en het Concertgebouw speelde weer alsof er niets gebeurd was. Ze vertrok naar Amerika waar ze – na haar veertigste – een spectaculaire en lange carrière maakte als dirigent. Ze vond nieuwe liefdes en overleefde door nooit meer over de oorlog te praten.

Frieda Belinfante omstreeks 1955. Foto: Beeldbank WO2 – NIOD, nummer 161691

De biografie die Toni Boumans aan Frieda’s leven wijdde is prachtig, gedragen door gedegen research en eminent leesbaar. De spirit van deze ongetemde vrouw spat van elke bladzijde af. Ik heb ervan genoten.

Toni Boumans, Een schitterend vergeten leven. De eeuw van Frieda Belinfante, Balans 2015.

Over de auteur

 

Maaike Meijer. Foto: Sacha Ruland

Maaike Meijer is emeritus hoogleraar genderstudies aan de Universiteit Maastricht en schrijft over poëzie, feminisme en lesbische geschiedenis. Zij publiceerde gewaardeerde biografieën van M. Vasalis (2011) en F. Harmsen van Beek (2018).


Foto bovenaan artikel

Frieda Belinfante, ergens tussen 1922 en 1930. Beeldbank WO2 – NIOD, nummer 161690