Luisteren naar oorlogspropaganda. Radio-opnamen uit de Tweede Wereldoorlog onder de loep

Hoe klinkt oorlog? In deze nieuwe rubriek belichten we steeds een audiobron die iets onthult over de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. Dit keer aandacht voor de radio: hoe werd dat medium ten tijde van de bezetting ingezet door de verschillende partijen? Naar de institutionele factoren die radiogebruik aanjaagden, is al best veel onderzoek gedaan. Maar wat hoorden Nederlandse luisteraars nou zoal? Het recente onderzoeksproject MediaOorlog licht een tipje van de audiosluier op.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakten de strijdende partijen op grote schaal gebruik van radio. Aan dit destijds nieuwe medium werden grote psychologische krachten toegedicht: via de oren zouden de harten van luisteraars kunnen worden bereikt. Bovendien is radio een medium dat grenzen overstijgt en daardoor de mogelijkheid biedt om mensen in andere landen toe te spreken. Zowel de as-mogendheden als de geallieerden bestookten de wereld daarom met een spervuur aan radio-uitzendingen. Ook de ether in bezet Nederland was een belangrijk strijdtoneel: in Hilversum kreeg de genazificeerde Rijksradio Nederlandsche Omroep een monopolie om steun te mobiliseren voor het bezettingsregime en vanuit Londen verzorgde de regering-in-ballingschap een dagelijkse uitzending van Radio Oranje om het verzet te stimuleren.1

Het atrium van Beeld & Geluid. Bron: Daria Scagliola en Stijn Brakkee / Persmap Beeld & Geluid

Spreekstijl

Tijdens het project MediaOorlog, dat is uitgevoerd bij het Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid, onderzochten we met een team van historici en computerprogrammeurs de inzet van radio en kranten voor propagandadoeleinden in Nederland tussen 10 mei 1940 en 5 mei 1945.2 Waar de bestaande historiografie vooral aandacht besteedt aan de institutionele factoren, analyseerde ons project de inhoud van mediabronnen. Daarbij konden we onder andere gebruik maken van zo’n 2000 gedigitaliseerde audiofragmenten van radio-uitzendingen die Beeld & Geluid beschikbaar heeft gemaakt via het online platform CLARIAH Media Suite. Vergeleken met het totale aantal uitzenduren, dat vele malen groter was, is dit een kleine selectie. De opnames zijn zeer verschillend van aard en kwaliteit. Een aantal is bijvoorbeeld opgenomen door amateurs, en deze opnames zijn moeilijk te beluisteren vanwege de gebrekkige geluidskwaliteit.

Andere opnames komen uit productiearchieven van radiozenders. Hoewel deze opnames beter van kwaliteit zijn, zijn ze niet representatief te noemen. Opnames maken kostte destijds veel menskracht en geld, en beide waren schaars. Daarom werden vooral bijzondere uitzendingen opgenomen, bijvoorbeeld speeches van hoogwaardigheidsbekleders of programma’s die niet live werden uitgezonden, zoals cabaretshows. Om een accurater idee te krijgen van de algemene radioprogrammering tijdens de Tweede Wereldoorlog moeten historici dan ook gebruik maken van andere (papieren) bronnen. Maar ondanks deze haken en ogen is de bewaard gebleven audio weldegelijk een belangrijke historische bron: die geeft een indruk hoe verschillende actoren radio inzetten om de hearts and minds van de Nederlandse bevolking te winnen. Deze fragmenten stellen historici in staat niet alleen het woordgebruik te onderzoeken, zoals bij papieren bronnen het geval is, maar ook de spreekstijl.

Afbeelding van Max Blokzijl op een poster. Bron: omroepmuseum / Archief Beeld & Geluid, catalogusnummer 80440, fotonummer 65 (CC BY-SA 3.0) 

De sonore stem van Max Blokzijl

Als voorbeeld dienen hier 28 opnames die bewaard zijn gebleven van de nationaal-socialistische propagandist Max Blokzijl. Tussen de zomer van 1941 en de meidagen van 1945 sprak hij twee keer per week het Nederlandse volk toe in de radioprogramma’s Brandende kwesties en Politiek weekpraatje. Blokzijl werd daarmee de meest bekende nazi-propagandist in Nederland en bleef dat ook na de oorlog.

Er zijn twee biografieën over Blokzijl verschenen die, onder meer, ingaan op zijn radioactiviteiten.3 Uit de beschikbare bronnen blijkt dat Blokzijl het Nederlandse volk aan de kant van de door hem bewonderde ‘Nieuwe Orde’ van Hitler probeerde te krijgen met genuanceerde argumenten die inspeelden op de onvrede van veel mensen over het vooroorlogse politieke systeem. Hij presenteerde zijn doorwrochte, onderbouwde betogen op subtiele wijze, en zoals uit de audiobronnen blijkt: in rustig uitgesproken volzinnen en met een sonore stem.

Deze propagandastrategie wordt goed duidelijk in de aflevering van Brandende kwesties van 31 augustus 1942. Blokzijl begint die met een beschrijving van een expositie over de geschiedenis van de NSB, die volgens hem goed laat zien hoe vermolmd de Nederlandse meerpartijendemocratie in de jaren 1930 is: “de hopeloze verdeeldheid die ten koste van onze volksgemeenschap toen hoogtij vierde”. Even verderop in de uitzending richt Blokzijl zich tegen de regering-in-ballingschap in Londen, in zijn ogen ‘deserteurs’ die de oude corrupte politiek verpersoonlijken en die mensen in Nederland proberen ‘op te hitsen’ om de ‘Nieuwe Orde’ te ‘saboteren’. Daarbij verwijst hij zelfs naar zijn directe concurrenten van Radio Oranje, hoewel de bezettingsautoriteiten het verboden om naar die zender te luisteren. Blokzijl zegt echter dat hij zijn luisteraars duidelijk wil maken dat de “propaganda […] via de ethergolven tot het onwaardigste hoort wat in onze nationale geschiedenis ooit ten beste is gegeven”.4

 

Fragment uit de aflevering van Brandende kwesties van 31 augustus 1942, waarin Blokzijl zich richt tegen de regering-in-ballingschap in London. Bron: CLARIAH Media Suite / Archief Beeld & Geluid

Den Haag. Zitting van het Bijzonder Gerechtshof in de balzaal van het paleis aan de Kneuterdijk. Max Blokzijl, hoofd van de afdeling Perswezen van het departement van Volksvoorlichting en Kunsten tijdens de Duitse bezetting staat hier voor zijn rechters, 9 november 1945. Bron: Anefo / Nationaal Archief

Doodstraf

In de meidagen van 1945 werd Blokzijl gearresteerd. Hij maakte deel uit van de eerste groep collaborateurs die werden berecht en geëxecuteerd in maart 1946. Verschillende auteurs hebben zich afgevraagd of de doodstraf wel proportioneel was gezien de aard van Blokzijls radiopropaganda, waarin hij een milde spreekstijl hanteerde. Tijdens het proces gaf de procureur-fiscaal echter aan dat het genuanceerde taalgebruik en de rustige toonzetting de propaganda van Blokzijl juist zo gevaarlijk maakte. “Dit alles kennende sprak hij als Nederlander tot Nederlanders, tastte hij hen aan daar, waar hij wist, dat op dat ogenblik juist hun zwakke punt, hun angst, hun begin van twijfel was en in de vorm, waarvoor hij als Nederlander wist, dat zij ontvankelijk waren.”5 In zijn betoog, waarin hij uitgebreid citeerde uit radio-teksten, benadrukte de procureur-fiscaal dat het niet moeilijk was om bewijs te vinden tegen Blokzijl: “als er iemand is, die in de oorlog zich er in gepraat heeft, dan is hij het wel”.6 Het beluisteren van de radiopraatjes van Blokzijl ondersteunt deze conclusie eens te meer.

Over de auteur

Vincent Kuitenbrouwer

Vincent Kuitenbrouwer is als universitair docent verbonden aan de opleiding Geschiedenis van de Universiteit van Amsterdam. Tussen november 2020 en augustus 2023 coördineerde hij het project MediaOorlog: radio, geschreven pers en propaganda tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland bij het Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid. Het project werd financieel ondersteund door het Mondriaan Fonds vanuit het programma 75 jaar vrijheid.


Noten

1 Voor Radio Oranje zie: Onno Sinke, Verzet vanuit de verte. De behoedzame koers van Radio Oranje. Augustus, 2009. Voor de Nederlandsche Omroep zie: Dick Verkijk, Radio Hilversum 1940-1945. De Arbeiderspers, 1974.

2 Voor de belangrijkste uitkomsten van het project zie: Vincent Kuitenbrouwer en Huub Wijfjes eds., Themanummer ‘Mediaoorlog’, Tijdschrift voor Geschiedenis 135:2/3 (2022). Dit open access themanummer is online beschikbaar via https://www.aup-online.com/content/journals/00407518/135/2/3.

3 René Kok, Max Blokzijl. De stem van het nationaalsocialisme. Sijthoff, 1988; Kees Schaepman, Max Blokzijl. Opkomst en ondergang van een journalist. Walburg Pers, 2020.

4 Geraadpleegd via: ‘Brandende Kwesties – Blokzijl bindt de strijd aan met het verzet vanuit Engeland’, CLARIAH Media Suite https://mediasuite.clariah.nl/tool/resource-viewer?id=2101608040030297931&cid=daan-catalogue-aggr&st=sabotage (30 januari 2024).

5 Het proces Blokzijl. Veen, 1989, p.47.

6 Het proces Blokzijl. Veen, 1989, p.44.


Foto boven aan artikel

L. de Jong, A. den Doolaard en G. Sluizer gezamenlijk in de studio van Radio Oranje te Groot-Brittannië, 1943. Bron: Anefo Londen serie, serie Radio Oranje / Nationaal Archief (publiek domein) 

Duitse en Oostenrijkse Joden als bevrijders bij de Slag om Arnhem

In de expositie Gevlucht om te vechten, tot 25 februari te zien in het Airborne Museum, staat een onverwachte groep militairen centraal: de 21 Duitse en Oostenrijkse Joden die meevochten in de Slag om Arnhem. Stellen zij ons beeld van de bevrijder bij? Rosa de Jong ging naar de expositie en doet verslag.

Het Airborne Museum in Oosterbeek is een bijzonder museum, want in zijn geheel gewijd aan Operatie Market Garden, en dan met name de Slag om Arnhem. De grootste geallieerde luchtlandingsoperatie van de Tweede Wereldoorlog wordt geïntroduceerd met een goed gemaakte film. Deze fungeert als kapstok voor de rest van de expositie, en vormt ook een goede start voor de tijdelijke tentoonstelling Gevlucht om te vechten.

In die tentoonstelling draait het om een bijzondere groep Joodse mannen: gevlucht uit Duitsland of Oostenrijk en aan de kant van de geallieerden meevechtend bij de Slag om Arnhem. Deze groep gaat op twee manieren in tegen het gevestigde beeld van ‘de bevrijder’. Allereerst hebben we het hier over Duitsers en Oostenrijkers, en niet over de archetypische Britse en Amerikaanse soldaten. Daarnaast weerspreken deze mannen met hun actieve handelen, deelnemend aan de strijd, het stereotype beeld van Joden als passieve slachtoffers.

Geallieerde vliegtuigen van Operatie Market Garden boven Bergeijk, september 1944. Bron: Fotocollectie Rijksvoorlichtingsdienst Eigen / Nationaal Archief

Reichspogromnacht

Als bezoeker volg je de mannen vanaf het moment dat zij nog thuis zijn; de expositie begint met uitleg over de situatie voor Joodse Duitsers en Oostenrijkers in de jaren dertig. Het daaropvolgende deel van het verhaal volgt de gebaande paden: de machtsovername van Hitler, het openen van kampen, de Reichspogromnacht. De tentoonstelling komt wat traag op gang, al krijgen we wel meteen persoonlijke ervaringen mee van enkele hoofdfiguren. Ernst Rudolf Philipp bijvoorbeeld werd al vanaf november 1938 geïnterneerd in kamp Dachau. Hij werd waarschijnlijk vrijgelaten omdat hij een visum voor Groot-Brittannië kreeg, waar hij in april 1939 naartoe reisde. Daar ging hij in dienst en sloot hij zich uiteindelijk in februari 1944 aan bij de luchtlandingsstrijdkrachten. De tentoonstelling verweeft persoonlijke verhalen zoals die van Philipp telkens met meer algemene gebeurtenissen. Hoewel dit de geschiedenis verlevendigt, zorgt het soms wel voor een overvloed aan details.

Voor alle 21 mannen die centraal staan in de expositie geldt dat ze in de jaren dertig in Groot-Brittannië aankwamen, waar zij al naar gelang hun leeftijd en financiële positie een opleiding gingen doen of aan het werk gingen. Hun vluchtervaringen verschillen wel sterk van elkaar. Sommigen vluchtten alleen, anderen met familie, weer anderen kwamen mee met het Kindertransport. Een aantal van hen reisden al richting het Verenigd Koninkrijk voor de oorlog uitbrak; anderen wisten maar net op tijd te ontkomen.

Enemy aliens

Een ervaring die hen bond, vond plaats vlak nadat de Britse overheid in september 1939 de oorlog verklaarde aan nazi-Duitsland, na de inval in Polen. Alle Duitse en Oostenrijkse mannen werden in één klap tot enemy alien verklaard, en in juni 1940 geïnterneerd. Dit gebeurde overigens in alle geallieerde gebieden. In mijn onderzoek naar Tweede Wereldoorlog-vluchtelingen in het Caribisch gebied blijkt dat dit daar ook voorkwam, bijvoorbeeld bij Joods-Duitse vluchtelingen in Suriname. Zij werden nadat Nederland betrokken raakte bij de oorlog in dezelfde kampen geïnterneerd als Duitsers die pro-nazi waren. Hun verhaal maakt echter zelden onderdeel uit van tentoonstellingen of publieksboeken.

Terug naar Groot-Brittannië, dat haar enemy aliens na verloop van tijd een uitweg aanbood: ze konden in (gewapende) dienst treden. Een groot deel van hen maakte gebruik van het aanbod. Vaak waren zij gemotiveerd om hun kennis van de lokale omstandigheden in Duitsland en Oostenrijk en hun vaardigheden, zoals het spreken van accentloos Duits, in te zetten tegen nazi-Duitsland. Max Majzels, die eigenlijk te jong was, wilde zelfs zo graag in dienst dat hij zich maar bleef aanmelden, ondanks meerdere afwijzingen.

Deel van tentoonstelling ‘Gevlucht om te Vechten’. Bron: Daan van Oort, Airborne Museum 

De slag om Arnhem

Voor de luchtlandingstroepen – de best getrainde troepen die per zweefvliegtuig of parachute achter de vijandelijke linies werden ingezet – meldden zich in april 1943 maar liefst honderd enemy aliens. Zoals de tentoonstelling laat zien, veranderden sommige van hen hun naam om hun Joodse en Duitse of Oostenrijkse identiteit te verhullen. Zo wordt het document getoond dat de naamswijziging van Harold Schilling naar Harold Bruce bevestigt.

Uiteindelijk maakten 21 Joodse mannen deel uit van de luchtlandingstroepen die bij Operatie Market Garden werden ingezet. Veel van hen raakten gewond. Ook deze ervaringen worden tastbaar gemaakt. We zien bijvoorbeeld een kapot muntstuk dat Harold Schilling in zijn broekzak droeg toen hij werd beschoten; de munt behoedde hem voor een ernstiger verwonding. De jonge Majzels, wiens service dress coat te zien is, raakte ook zwaargewond en werd krijgsgevangen gemaakt. 5 van de 21 mannen overleefden de Slag om Arnhem niet. Van de overige 16 wist het grootste deel te ontkomen, onder meer via de evacuatie over de Rijn. Na de oorlog waren zij, soms tot hun overlijden, betrokken bij de herdenking van Operatie Market Garden.

Certificaat ter naamsverandering. Harold Carl Edwin Schilling werd Harold Carl Edwin Bruce, mei 1943. Bron: Daan van Oort, Airborne Museum; Harold Bruce. Bron: Collectie Airborne Museum; Muntstuk van Harold Bruce. Bron: Daan van Oort, Airborne Museum

Open vragen

Gevlucht om te vechten toont een rijkdom aan bronnen over deze onbekende Joodse militairen, van objecten, correspondentie en foto’s tot aan interviews en dagboeken. Toch blijven er kansen liggen. Want eigenlijk moet de bezoeker zelf bedenken hoe interessant en uitzonderlijk deze groep is en hoe zij ons beeld van ‘de bevrijder’ bijstellen, in plaats van dat de expositie dit expliciet uiteenzet.

Ook blijven er vragen onbeantwoord, bijvoorbeeld hoe uniek deze mannen waren binnen de geallieerde strijdkrachten. Want waren er ook Nederlandse Joden actief bij de luchtlandingsgroepen? Daarnaast had bijvoorbeeld een uitstapje gemaakt kunnen worden naar de vele Joodse Engelandvaarders die meevochten. Sommige vluchtelingen uit mijn eigen onderzoek kwamen via omwegen aan in het Caribisch gebied en verkozen daar vechten in Europa boven veiligheid in de Cariben. Beantwoording van dit soort vragen had de tentoonstelling breder relevant gemaakt.

 

Over de auteur

 

Rosa de Jong

Rosa de Jong promoveert aan de Universiteit van Amsterdam en is gastonderzoeker bij het KITLV en NIOD. Zij doet onderzoek naar vluchtelingen die tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit Nederland en België via verschillende Europese landen naar de Cariben vluchtten.

 

 

 

 

 

 

 


Verder lezen

Naar de gelijknamige tentoonstelling publiceerde curator Jory Brentjens in samenwerking met het Airborne een rijk geïllustreerd boek: Jory Brentjens, Gevlucht om te vechten. De Joodse vluchtelingen van de 1st Airborne Division. Zwolle, Wbooks, 2023.


Foto boven het artikel

Deel van tentoonstelling ‘Gevlucht om te Vechten’. Bron: Daan van Oort, Airborne Museum 

Leven met de schaduw van geweld en oorlog

In november vond in Amsterdam en Den Haag het internationale congres Leven met oorlog plaats, voor professionals van musea en andere instellingen in het herinneringsveld. Onderdeel van het congres was de afsluiting van het Nederlandse themajaar. In lezingen en workshops en aan discussietafels gingen sprekers en deelnemers in op de vraag hoe de Tweede Wereldoorlog relevant kan blijven voor de museale praktijk en hoe musea omgaan met hedendaagse oorlogen, genocides en mensenrechtenschendingen. Hier een impressie van twee interessante congresdagen.

Oorlogsbeelden uit Gaza en uit Oekraïne domineren de laatste tijd het nieuws en zorgen voor veel emoties. De internationale conferentie over de doorwerking van oorlog begin november was daarom nog relevanter dan eerder gedacht. Georganiseerd door de Stichting Musea en Herinneringscentra 1940-1945, het NIOD en het Veldberaad WOII vonden op 2 en 3 november tal van prikkelende lezingen en waardevolle uitwisselingen plaats.

Congres Leven met Oorlog. Bron: Stichting Musea en Herinneringscentra 40-45

Alle sprekers stelden in hun presentaties over de verbeelding van de (doorwerking van) oorlog het belang van het persoonlijke verhaal voorop. Emile Schrijver, onder meer algemeen directeur van het Joods Cultureel Kwartier, onthulde dat in het Nationaal Holocaust Museum binnenkort diverse ‘vergeet-me-niet-installaties’ te vinden zullen zijn. Deze vertellen het hele levensverhaal van mensen, en staan dus niet alleen stil bij de Jodenvervolging. Het is een manier om de getroffenen weer een gezicht te geven en zo de ontmenselijking van de nazi’s ongedaan te maken.

Ook andere sprekers benadrukten het belang om mensen niet alleen als slachtoffer te zien en hen niet te reduceren tot de oorlogen en het geweld dat ze hebben meegemaakt. Nienke Smit, klinisch psycholoog bij ARQ Centrum ‘45, vertelde in haar keynote lezing dat de meeste mensen gelukkig erg veerkrachtig zijn. Rituelen, een sterke onderlinge band met de andere gezinsleden of zingeving met betrekking tot het ondergane leed kunnen bijvoorbeeld bijdragen aan de verwerking van trauma’s.

Joodse musea balanceren volgens Schrijver in dat opzicht op een dun koord. Zij moeten aandacht besteden aan de Holocaust, maar willen in hun tentoonstellingen ook andere periodes in de Joodse geschiedenis behandelen. In het Joods Cultureel Kwartier is dit ‘opgelost’ door vooral in het Nationaal Holocaust Museum en de Hollandsche Schouwburg in te gaan op de Shoah. Hierdoor kan het Joods Museum meer aandacht schenken aan andere episoden en aspecten van het Joodse leven in Nederland.

Mannen van de 7 December Divisie nemen afscheid van hun 500 overleden of gesneuvelde kameraden op het ereveld Menteng Poeloe te Batavia, september 1949. Bron: Fotocollectie Spaarnestad Onderwerpen / Nationaal Archief

Dominante narratieven

Peggy Brandon, curator van het Nationaal Slavernij Museum in oprichting, ging eveneens in op het belang van het vertellen van het hele verhaal. Zij stelde dat er niet alleen oog moet zijn voor de ellende van de slavernij, maar ook voor het doorzettingsvermogen, de kennis, cultuur en vaardigheden van de tot slaaf gemaakten. Afrika en Azië waren tenslotte de bakermat van de beschaving. Met sprekende voorbeelden liet ze tegelijkertijd zien dat de effecten van de slavernij nog steeds merkbaar zijn. Ook vandaag de dag worden een lichte huid en steil haar nog vaak als voordeel gezien in de families van nakomelingen van tot slaaf gemaakten. Dat wil echter niet zeggen dat ze in termen van daders en slachtoffers wil praten, zo gaf Brandon tijdens de groepsdiscussie aan. Zij weigert haar voorouders in de rol van slachtoffers te plaatsen.

Meerdere sprekers lieten zien dat het misschien niet zo zinvol is om te denken in de dichotomie van dader en slachtoffer. Nienke Smit vertelde dat ARQ Centrum ’45 verschillende mensen in behandeling heeft die zowel dader als slachtoffer zijn, zoals kindsoldaten. In de discussie ging het ook nog over een andere manier waarop de daderkwestie een rol speelt in de museumwereld. Wat te doen met het feit dat in het geval van de Holocaust en ten aanzien van het slavernijverleden het materiaal veelal vervaardigd is door daders?

Hoelang bepaalde perspectieven dominant kunnen blijven, liet NIOD-directeur Martijn Eickhoff zien in zijn lezing tijdens het congres. Zijn analyse van de manier waarop verschillende musea in Nederland de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog presenteren, illustreerde dat het perspectief van de Nederlandse veteranen nog steeds de overhand heeft. De jaren ’45-’49 worden gezien als een Nederlandse tragedie. Dit zorgt voor empathie voor de Nederlandse veteranen. Volgens Eickhoff moet echter niet vergeten worden dat het ook een succesvolle Indonesische revolutie was. Zijn conclusie: in de meeste tentoonstellingen is of was geen sprake van werkelijke multiperspectiviteit.

Miniatuurbeeldjes van vluchtelingen, onderdeel van guerrilla streetart project ‘Moving People’ van creatief collectief ‘Power of Art House’. Bron: Amsterdam Museum

Syriërs, Irakezen, Afghanen

De manier waarop musea met recente en huidige oorlogen en schendingen van mensenrechten omgaan, was een van de andere thema’s van de eerste congresdag. Hoogtepunt was de bevlogen, kritische lezing van Alma Mustafić. Zij hield de toehoorders een spiegel voor: als het over de genocide in Srebrenica gaat, staan de Dutchbatveteranen volgens haar vrijwel altijd centraal in het maatschappelijk debat, niet de Bosnische vluchtelingen. Mustafić, wier vader werd vermoord in Srebrenica, poneerde de vraag wanneer je ‘Nederlands’ genoeg bent om je verhaal ertoe te laten doen. Niet alleen de verhalen van de Bosnische vluchtelingen in Nederland, maar ook die van de Syriërs, de Irakezen en de Afghanen in Nederland verdienen het om te worden gehoord, zo maakte zij glashelder.

De eerste dag eindigde met panelgesprekken waarin werd teruggeblikt op de verschillende projecten in het themajaar. Maartje Roelofs, directeur Maatschappelijke Ondersteuning bij het ministerie van VWS, wees in haar afsluitende woorden op de getroffenen van vele oorlogen die in Nederland wonen en vroeg zich nadrukkelijk af of daar niet meer aandacht voor moest komen. Van Tweede Wereldoorlog tot slavernij, en van de oorlog in Syrië tot de genocide in Srebrenica: ‘leven met oorlog’ omvat vele historische en actuele gebeurtenissen wereldwijd en reikt overduidelijk veel verder dan Nederland en de periode ’40-’45.

Prikkelen in de praktijk

De tweede congresdag was een meer praktische dag, bedoeld om ervaringen uit te wisselen en de kennis van de vorige dag toe te passen. De twee keynote lezingen op 3 november gingen dan ook specifiek in op de museale praktijk. Zowel de presentatie van Rob Adams als die van Michael Peter Edson waren erop gericht om te prikkelen en mensen uit hun comfort zone te halen. Edson gebruikte daarvoor zijn kennis van binnenuit – hij werkte onder meer als directeur Web- en nieuwe mediastrategie voor het Smithsonian in Washington. De presentatie van innovatie-expert Adams kwam daarentegen over als een provocatie zonder voldoende kennis van zaken. Adams poneerde dat de WOII-musea in Nederland veel actiever kunnen zijn om relevant te blijven in het heden. Hij gaf echter toe de desbetreffende oorlogsmusea nog niet zelf bezocht te hebben. Ook was zijn vergelijking tussen de Tweede Wereldoorlog en de oorlog in Oekraïne ongenuanceerd en onjuist. Hij kon dan ook rekenen op veel kritiek vanuit de zaal.

Edsons lezing was daarna een verademing. Hij vroeg zich in een grondig betoog af waarom musea zo passief en langzaam zijn als het gaat om grote maatschappelijke vraagstukken als de klimaatcrisis. Volgens Edson onderschatten werknemers van laag tot hoog hoeveel impact ze kunnen hebben. Daar komt bij dat activisme op het werk in het algemeen een ‘besmet’ woord is in zijn ogen. Volgens Edson zijn er echter vele manieren om activistisch te zijn: van petities en lobby’s tot meer ontregelende (‘disruptieve’) tactieken. Edson pleitte ervoor om bij elk project te kijken of het daadwerkelijk impact heeft of slechts een symbolisch gebaar is.

Tentoonstelling ‘Things That Matter’ in het Tropenmuseum. Bron: Tropenmuseum

Co-creatie

De rest van de dag gingen de deelnemers zelf aan de slag met diverse discussietafels en workshops. In de ochtend waren deze opgedeeld in de thema’s ‘interactief museum’ en ‘nieuwe rollen voor musea die werken met oorlog en conflicten’. Het ging hierbij onder meer om het betrekken van jongeren bij musea, en de vraag hoe zij aan het denken worden gezet, bijvoorbeeld over de doorwerking van koloniale erfenissen in collecties en exposities. In de middag gingen meerdere workshops en discussietafels over de vraag in hoeverre en hoe musea zich kunnen uitspreken over heikele, actuele kwesties, hoe je omgaat met polarisatie en hoe je co-creatie kunt bewerkstelligen. 

Terugkijkend maakte de conferentie duidelijk dat het verhaal over de (impact van de) Tweede Wereldoorlog moet worden aangevuld met verhalen over andere oorlogen en conflicten, wil men recht doen aan de diversiteit van de huidige samenleving. Dat geldt dus ook voor de interpretatie van het jaarthema. Het is te hopen dat het volgende jaarthema ook een brede invulling krijgt. Dat er daarbinnen ook aandacht is voor groepen voor wie de bevrijding in 1945 niet het einde van het geweld betekende (waaronder Indische Nederlanders en Molukkers). En voor vrijheid na andere oorlogen dan de Tweede Wereldoorlog. 

 

Over de auteur

 

Onno Sinke

Onno Sinke werkt als senior beleidsonderzoeker/adviseur voor ARQ Kenniscentrum Oorlog, Vervolging en Geweld. Hij promoveerde op een proefschrift over Radio Oranje en publiceerde daarna meerdere boeken over de Tweede Wereldoorlog. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Foto boven het artikel

Emotioneel weerzien van Bosnische vluchtelingen in de Ripperda kazerne, 1993. Bron: R. Pichel, Collectie van Fotopersbureau De Boer te Haarlem / Noord-Hollands Archief

Hoe werkt oorlog door op verschillende generaties?

Oorlogservaringen worden vaak levenslang meegedragen en werken ook weer door op kinderen en kleinkinderen van de eerste generatie oorlogsgetroffenen. Met het ons ontvallen van de mensen die de Tweede Wereldoorlog zelf hebben meegemaakt, verdwijnt de doorwerking van de oorlog dus niet uit onze levens. Hoe de doorwerking van oorlogservaringen van de eerste generatie via de tweede naar de derde generatie er precies uitziet, is regelmatig onderwerp van onderzoek. Ook in Nederland. 

Momenteel worden er in Nederland meerdere onderzoeken gedaan naar oorlog, familieverhalen en intergenerationele overdracht. De Universiteit voor Humanistiek (UvH) houdt zich bezig met intergenerationeel Holocaustonderzoek naar trauma en veerkracht vanuit een existentieel perspectief. ARQ Kenniscentrum Oorlog, Vervolging en Geweld doet onderzoek naar de doorwerking van de Tweede Wereldoorlog binnen drie generaties. En het Nationaal Comité 4 en 5 mei onderzoekt de doorwerking van oorlogsverhalen en – herinneringen binnen families. In alle drie de onderzoeksprojecten is sprake van interviews met drie betrokken generaties. Tijd voor een gezamenlijk interview met de onderzoekers van de hierboven genoemde projecten: Nicole Immler (UvH), Bart Nauta (ARQ) en Matthijs Kuipers (Nationaal Comité 4 en 5 mei). We spraken met ze over de overeenkomsten tussen hun ‘drie generaties’-onderzoeken én over de verschillende accenten die er gelegd worden.

v.l.n.r. Bart Nauta, Nicole Immler en Matthijs Kuipers

Spanning in huis

Het doorgeven van oorlogservaringen is een belangrijk aspect binnen het proces van doorwerking dat in de verschillende onderzoeken onder het vergrootglas ligt. “De eerste generatie heeft de Tweede Wereldoorlog zelf meegemaakt en dus ervaringen opgedaan waarvan we weten dat die bij sommige families een traumatiserende impact hebben gehad”, aldus ARQ-onderzoeker Bart Nauta. Binnen het Drie Generaties-onderzoek van ARQ is met tien families met uiteenlopende oorlogservaringen gesproken, wat heeft geresulteerd in ongeveer 30 uur aan interviews. De nadruk ligt in dit onderzoek met name op de psychologische doorwerking van de oorlog binnen families. “Collega’s van mij bij ARQ Centrum’45, merendeel psychologen en psychiaters, behandelen niet alleen mensen van de eerste generatie voor PTSS-klachten, maar ook mensen uit de tweede generatie. Door de psychische klachten van de eerste generatie was er in sommige families weinig oog voor de behoeften van de kinderen. Er heerste spanning in huis of er was sprake van overbescherming. Die kinderen kunnen daar later in hun eigen leven last van krijgen,” legt Nauta uit, om te benadrukken dat trauma niet alleen de eerste generatie treft. “De vraag die centraal staat in ons onderzoek is: hoe werkt oorlog door op verschillende generaties? En in het bijzonder: welke verhalen worden er verteld en op welke manier gebeurt dat?”

Meaning-making

Dat zijn vragen die ook binnen het intergenerationele Holocaustonderzoek van de UvH aan bod komen, maar dat onderzoek focust expliciet niet op trauma. “Holocaustonderzoek heeft de neiging zich te concentreren op trauma”, zegt hoogleraar Nicole Immler hierover. De verzameling familie-interviews in haar project richt zich juist op ervaringen van veerkracht en een existentieel perspectief. Studenten van de UvH die in opleiding zijn tot geestelijk verzorger of reeds zijn afgestudeerd, deden diepte-interviews met elf joodse families van drie generaties. Ze maakten daarbij gebruik van narratieve methodologie. “De opzet is niet historisch,” licht Immler toe. “De interviews zijn gedaan door geestelijk verzorgers die keken naar meaning-making1, oftewel naar de manier waarop mensen betekenis geven aan levensgebeurtenissen, relaties en het zelf.”  

Immler schat in dat deze existentiële insteek bijdroeg aan de bereidwilligheid van de geïnterviewden om mee te werken aan het onderzoek. “Sommige overlevenden waren er klaar mee om elke keer alleen hun levensverhaal te vertellen. Maar dat heeft ook meteen een ethische vraag naar voren gebracht. Mag je in verhalen van overlevenden ook ambivalentie naar voren halen? Wat bijvoorbeeld vanuit de eerste generatie als kracht kan worden ervaren, kan de tweede generatie als last ervaren. Dus weerbaarheid kan iets tegenstrijdigs hebben.”  

Nauta herkent de verhalen over weerbaarheid en veerkracht ook vanuit het ARQ-onderzoek. “Hoewel we er niet expliciet naar gevraagd hebben, vertelden veel mensen van de eerste generatie graag over hun leven, zowel dat van voor de oorlog als dat van daarna. Ze vertelden dan hoe ze ondanks de gewelddadige ervaringen tijdens de oorlog een gezin gesticht hebben of een carrière opgebouwd. Dat leken sommigen echt te willen benadrukken.”

Dwangarbeiders leggen kabel in Oostende, 1941. Bron: Das Bundesarchiv / Wikimedia Commons (CC-BY-SA 3.0)

Familiedynamiek

In het onderzoek Oorlog en vrijheid in drie generaties van het Nationaal Comité 4 en 5 mei ligt de nadruk dan weer sterk op de interactie tussen familieherinneringen en de maatschappijbrede herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. Onderzoeker Matthijs Kuipers: “We willen graag weten hoe de herinneringen van de eerste generatie worden doorgegeven.” Binnen dit onderzoek wordt in zes verschillende deelstudies steeds met vijf families gesproken. Hierbinnen staan, net als in het onderzoek van ARQ, uiteenlopende oorlogservaringen centraal. Zo wordt gesproken met families van Holocaustoverlevenden, maar bijvoorbeeld ook met families met een Arbeitseinsatz-achtergrond. “We willen daarbij graag weten hoe de familiedynamiek beïnvloed wordt door de maatschappelijke omgang met het onderwerp. Daar zitten ook weer verschillen in.”  

Bij de eerste deelstudie naar herinneringen aan en de doorwerking van gedwongen arbeid in nazi-Duitsland speelt bijvoorbeeld dat er maatschappelijk minder over dit onderwerp gesproken werd. Kuipers: “Dat werd door de deelnemers ook zo gevoeld. Er was geen sprake van maatschappelijke erkenning voor het onderwerp. Dat zorgde er ook voor dat er binnen de families minder over gepraat werd, of dat ze het gevoel hadden dat ze niet gehoord werden of nergens met die ervaringen terecht konden.” In de maatschappelijke omgang zijn bepaalde beelden van de oorlog heel dominant, en die beïnvloeden sterk wat er gezegd kan worden, of in welk kader iets geplaatst wordt. “Ook binnen families. Om een voorbeeld uit een andere deelstudie te noemen: als je het hebt over ‘kampen’ in Indonesië, dan roept dat associaties op met de vernietigingskampen in Europa. Dat beïnvloedt weer hoe de derde generatie de verhalen van hun grootouders interpreteert.”

Methodeverschillen

Het uitgangspunt van de drie onderzoeken verschilt op het eerste gezicht niet zo veel. Door de verschillende accenten van de onderzoeken en de verschillende onderzoekstradities en -methodologieën waarbinnen de onderzoekers werken, zijn er in de praktijk echter wel degelijk verschillen. “Wij interviewen de verschillende generaties altijd apart, los van elkaar,” zegt Kuipers bijvoorbeeld over het onderzoek van het Nationaal Comité. “Wat zeggen de jongere generaties als vader of moeder, of opa of oma, niet in huis zijn?” Daar herkent Nauta zich wel in. “Ook ARQ had de wens om de familieleden die we spraken afzonderlijk te interviewen. Maar soms was de opstelling en de wil van de eerste generatie zo dat iedereen in dezelfde kamer zat. Daar konden en wilden we dan niks aan veranderen. Maar we hebben wel nagebeld. Als iemand nog iets extra’s kwijt wilde, dan kon dat tijdens die telefoongesprekken.”  

Ook de Universiteit voor Humanistiek kwam deze uitdaging tegen. Immler: “We hebben ook apart de interviews afgenomen als dat ging. Soms waren het gesprekken met partners die dan wel bij elkaar in de keuken zaten. Maar dit kon ook heel interessant zijn, namelijk om te zien hoe partners elkaar aanvullen en wát zij aanvullen.” In enkele gevallen zocht de UvH nog extra verdieping op door – naast de drie generaties – nog een ander familielid te spreken dat een tegengeluid zou kunnen inbrengen. “We spraken meestal drie tot vijf mensen. We hebben geprobeerd om bij families waar verschillende perspectieven best in spanning met elkaar stonden nog een extra persoon te spreken, bijvoorbeeld een zus of neef.”  

De verschillende insteken van de onderzoeken blijken ook goed uit de manier waarop interviews steeds begonnen werden. De UvH-onderzoekers vroegen bijvoorbeeld niet direct naar oorlogservaringen, maar naar de manier waarop de Holocaust een rol speelde in het leven van de geïnterviewde. Immler: “We keken gewoon wat mensen zelf wilden vertellen. Later vroegen wij dan wat specifieker door, bijvoorbeeld over de nasleep van hun ervaringen, en wat erkenning en herstel voor hen betekent.” ARQ pakte het iets anders aan. “Onze openingsvraag was waarom mensen ervoor gekozen hadden om mee te doen. Mensen gaven vaak aan dat ze het belangrijk vonden het verhaal van de oorlog door te vertellen. Dan kwam vaak het verhaal rond de ervaring vanzelf.” Bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei vroeg men wel direct naar oorlogsherinneringen. Kuipers: “Wij beginnen dus wel met wat Nicole ‘het historische’ noemt, met vragen naar ofwel de ervaringen van de eerste generatie, ofwel wat je daarvan hebt meegekregen als jongere generatie. Vanuit die historische context bouwen we dan op naar de complexe dingen zoals doorwerking, stiltes en betekenisgeving. Vinden mensen het bijvoorbeeld belangrijk om bij een herdenking te zijn?” 

Een onverwachte bevinding voor Immler had te maken met de indruk die sommige geïnterviewden op haar maakten. “Ik was best verrast dat sommigen van de tweede generatie zich veel ouder gedroegen dan dat ze daadwerkelijk waren. Deze mensen vertelden over zichzelf als ‘toegetakeld’: fysiek, mentaal en hoe ze in het leven stonden. Je zou bijna kunnen zeggen: een tegenstem tegen het overlevenden-verhaal van hun ouders.” Nauta reageert hier herkennend op. “Bij de ontmoetingen die ik de afgelopen jaren heb gehad met mensen van de tweede generatie, viel mij op hoe zij soms sterk psychisch getroffen zijn door de oorlogservaringen van hun ouders. Dat heeft ook impact op de levens van hun naasten. In ons onderzoek komen we bijvoorbeeld in bepaalde families de doorwerking van angst of woede tegen, wat ook zijn weerslag had op de derde generatie.”

“Red wat nog te redden is.” Vader met kind voorop de fiets en een kinderwagen achter zich aanslepend, is op de vlucht voor de Duitsers, 1940. Bron: Fotocollectie Spaarnestad Onderwerpen, Nederlands Front – Meidagen ’40 / Nationaal Archief

Te simplistisch

Het trekken van overkoepelende conclusies is op dit moment nog best een uitdaging. “Als we al één conclusie kunnen trekken,” zegt Kuipers over het nog lopende onderzoek van het Nationaal Comité, “dan is het dat je aan de manier waarop oorlogsherinneringen voortleven binnen families een hoop kunt aflezen over de maatschappelijke omgang met het onderwerp. Veel nuances in de herinnering van de eerste generatie aan de oorlog verdwijnen bij het doorgeven van die herinneringen aan kinderen en kleinkinderen.” Het resultaat is soms tegenovergesteld: “Soms worden de slechte herinneringen wat weggedrukt, om de jongere generaties als het ware te ontzien. En soms worden juist de negatieve ervaringen uitgelicht, omdat dit belangrijk kan zijn in de zoektocht naar maatschappelijke erkenning.” 
Nauta: “Ik ben voorzichtig om tot overkoepelende conclusies te komen. Niet alleen omdat we nog bezig zijn met de analyse van de onderzoeksdata. Ook omdat er van familie tot familie, en ook binnen families en binnen generaties, zo verschillend met oorlogservaringen wordt omgegaan. Een broer kan de oorlogsgeschiedenis van zijn ouders heel anders ervaren dan zijn zus. Al die individuele ervaringen hebben waarde en mogen er zijn.”  
Ook Immler benadrukt het belang van oog hebben voor diversiteit in perspectieven. “Onze analyse heeft bijvoorbeeld aangetoond dat praten over generaties te simplistisch is. Het identificeren van meervoudige ik-posities van respondenten, van diverse stemmen die mensen in zich hebben en hoe deze zich tot elkaar verhouden, maakt het mogelijk wat afstand te nemen van eenvoudige identiteitsconstructies die gevoed worden door de huidige politiek. De analyse liet ook zien dat we verder moeten kijken dan de tegenstelling tussen trauma en veerkracht, omdat mensen zowel veerkrachtig als kwetsbaar kunnen zijn. Bovendien is veerkracht niet iets wat mensen ‘hebben’, het is een ervaring of een relationeel proces. Dus familie en samenleving hebben hier ook een verantwoordelijkheid in.” 

 

Over de auteur

 

Fabienne van Wijngaarden

Fabienne van Wijngaarden studeert geschiedenis aan de Universiteit Utrecht, is hoofdredacteur van Historisch Tijdschrift Aanzet en is journalist. Ze heeft onder andere voor Kleio en Impact Magazine geschreven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Noten

1 Zie Michael Ignelzi, ‘Meaning-making in the learning and teaching process.’ New Directions for Teaching and Learning 2000 (82), p. 5-14. 


Verder lezen

Onderzoek Universiteit voor Humanistiek: https://www.uvh.nl/onderzoek/leerstoelgroepen-en-projecten/burgerschap-en-humanisering-van-de-publieke-sector/projecten/inter-generational-holocaust-research-trauma-resilience-from-an-existential-perspective

Onderzoek Nationaal Comité 4 en 5 mei: https://www.4en5mei.nl/onderzoek/oorlog-en-vrijheid-in-drie-generaties

Onderzoek ARQ Kenniscentrum Oorlog, Vervolging en Geweld: https://arq.org/projecten/drie-generaties  


Foto boven het artikel

Presentatie onderzoek ‘Oorlog en vrijheid in drie generaties’ van het Nationaal Comité 4 en 5 mei in Deventer, maart 2023. Bron: Beau Rutten, Nationaal Comité 4 en 5 mei

Het verleden dat niet voorbijgaat

Begin jaren tachtig kon journalist Max van den Berg nauwelijks meer slapen vanwege een terugkerende nachtmerrie. Hij lag in bed en zag boven de rand van de gordijnen het schijnsel van de gedimde lichten van voorbijrijdende auto’s. Zijn huis lag op een hoek, zodat veel auto’s afremden om de hoek om te gaan. Elke keer dat dit gebeurde, vreesde Van den Berg dat de auto zou stoppen voor zijn huis om zijn ondergedoken familie op te komen halen. Zijn Joodse oom, tante en neefje die samen met zijn tweede vader tijdens de Tweede Wereldoorlog waren opgepakt en op 11 juni 1943 in Sobibor waren vermoord.

Oorlog kan een lange schaduw hebben, zoals het voorbeeld van Max van den Berg laat zien. Niet alleen voor de direct betrokkenen, maar ook voor hun nazaten. Deze editie van WO2 Onderzoek uitgelicht staat vanwege het bijna afgelopen themajaar ‘Leven met oorlog’ stil bij de verschillende facetten van die schaduw. Op welke manieren werkt een oorlog door? Wat voor etiket moeten we op die doorwerking plakken? Wat krijgen latere generaties nog mee van het oorlogsleed van hun (groot)ouders? En hoe gaan we als samenleving om met de persoonlijke gevolgen die oorlog heeft?

Trauma en veerkracht

Wie de doorwerking van oorlog wil begrijpen, kan haast niet om het begrip ‘trauma’ heen. Bart Nauta en Arjen van Lil manen in hun bijdrage dat we voorzichtig moeten zijn met het klakkeloze gebruik van dit begrip. Als concept is het gebonden aan een specifieke (culturele) context en tijd. Het kan dan ook niet zomaar worden toegepast in een andere omgeving en periode. Bovendien is het ook belangrijk om aandacht te hebben voor de veerkracht van mensen die schokkende gebeurtenissen hebben meegemaakt. Veruit de meesten van hen krijgen namelijk geen trauma. Dat wij nu overal trauma zien, zegt volgens Nauta en Van Lil iets over onze kijk op de wereld. Lees hier ‘Voorbij de grenzen van trauma’.

Meerdere onderzoeksgroepen zijn bezig met onderzoek naar de doorwerking van oorlogsverhalen en ervaringen over meerdere generaties. De Universiteit voor Humanistiek doet bijvoorbeeld intergenerationeel Holocaustonderzoek naar ervaringen van veerkracht vanuit een existentieel perspectief. Het ARQ Kenniscentrum Oorlog, Vervolging en Geweld kijkt naar de psychologische doorwerking van de Tweede Wereldoorlog over drie generaties. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei gaat het specifiek om de interactie tussen de manier waarop de Tweede Wereldoorlog binnen drie generaties van een familie wordt herinnerd en de collectieve herinnering. Fabienne van Wijngaarden hield een interview met drie onderzoekers van deze organisaties. Voor het trekken van conclusies is het nog te vroeg, maar duidelijk is wel dat de oorlog veel impact kan hebben op volgende generaties, met name de tweede generatie. Ook de invloed van de maatschappelijke omgang met een onderwerp op familieherinneringen is duidelijk. Lees hier ‘Hoe werkt oorlog door op verschillende generaties?’.

Dat laat ook het echtpaar Martine Letterie en Rinke Smedinga mooi zien in het interview dat Larissa Pans met hen had. Beide torsen een zwaarbeladen oorlogsgeschiedenis met zich mee. De grootvader van Letterie stierf in kamp Neuengamme. Smedinga’s vader was een overtuigde nazi, bewaker in kamp Westerbork en lid van de Duitse Ordnungspolizei. Hoewel hun familiegeschiedenis dus in zekere zin tegenovergesteld is, bindt de oorlog hen. Zij voelen allebei de behoefte om er iets mee te doen en vertellen hun verhaal op scholen. Letterie schrijft daarnaast jeugdboeken die vaak over de Tweede Wereldoorlog gaan. Ze vindt het belangrijk dat kinderen de geschiedenis kennen en zo de wereld van nu beter gaan begrijpen. Lees hier “De oorlog is een onderwerp dat ons heel erg bindt”.

Voor het zwaar beschadigde hotel De Tafelberg zit de familie Van Maanen en kolonel Warrack, 1945. Filmopnamen voor ‘Theirs is the Glory’ (Slag om Arnhem). Bron: Fotocollectie Anefo / Nationaal Archief

Nieuw perspectief

Rosa de Jong behandelt in haar bijdrage de tentoonstelling Gevlucht om te vechten in het Airborne Museum in Oosterbeek. Hierin staan 21 Joodse vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk centraal die met de geallieerden meevochten tijdens Operatie Market Garden, aan het einde van de oorlog. Dit biedt een nieuw perspectief, doordat de betreffende Joden voor de verandering niet als slachtoffers neer worden gezet, maar als actoren die handelen. Ook verruimt de tentoonstelling het begrip ‘bevrijders’; dat kan dus ook Duitsers en Oostenrijkers omvatten. Lees hier ‘Duitse en Oostenrijkse Joden als bevrijders bij de Slag om Arnhem’.

In Nederland, maar ook in andere landen, neemt de Tweede Wereldoorlog nog steeds een belangrijke plaats in de maatschappij in. Als het over doorwerking gaat, gaat het dan ook vaak specifiek over de doorwerking van die oorlog. Inmiddels zijn er echter vele oorlogen gevolgd. Tijdens de tweedaagse internationale conferentie Leven met oorlog in Amsterdam en Den Haag stond de vraag centraal hoe musea omgaan met hedendaagse oorlogen, genocides en mensenrechtenschendingen. Een andere vraag was hoe de Tweede Wereldoorlog relevant kan blijven voor de museale praktijk in het heden. Speciaal voor deze editie van WO2 Onderzoek uitgelicht schreef ik een verslag van deze conferentie. Rode lijn in het programma was de nadruk op de veerkracht die de meerderheid van de mensen laat zien, of ze nu de Tweede Wereldoorlog, de Syrische burgeroorlog of slavernij hebben meegemaakt. Een hoopgevende boodschap bij dit zware thema. Lees hier ‘Leven met de schaduw van geweld en oorlog’.

 

Over de auteur

 

Onno Sinke

Onno Sinke werkt als senior beleidsonderzoeker/adviseur voor ARQ Kenniscentrum Oorlog, Vervolging en Geweld. Hij promoveerde op een proefschrift over Radio Oranje en publiceerde daarna meerdere boeken over de Tweede Wereldoorlog.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Foto boven het artikel

Britse paratroepen vullen een C-46 transportvliegtuig om te landen met het First Allied Airborne Army in het door de vijand bezette Nederland, september 1944. Bron: Fotocollectie Spaarnestad Onderwerpen / Nationaal Archief

Leven met oorlog

Jaargang 12, nummer 5, december 2023

Het jaar 2023 stond in het herinneringsveld in het teken van ‘Leven met oorlog’. In deze WO2 Onderzoek uitgelicht blikken we daarom terug. We onderzoeken hoe oorlog doorwerkt in de samenleving, op welke manieren herinneringscentra hiermee omgaan en hoe ervaringen worden doorgegeven van generatie op generatie.

“Het lijkt wel alsof er niet één Oekraïner zonder trauma meer te vinden is”

2023 is uitgeroepen tot themajaar ‘Leven met oorlog’, waarin we focussen op de impact van oorlog op mensen, families en samenleving. In elke editie van WO2 Onderzoek uitgelicht nemen we daarom een persoonlijk verhaal op van iemand die werkzaam is in een oorlogsmuseum, herinneringscentrum of andere organisatie die gelieerd is aan oorlog. Welke rol speelt hun eigen achtergrond in hun werk? Ditmaal spreekt Djuna Kramer met Kateryna Khyzhniak (36). Zij werkt bij ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum als coördinator voor een groot door Giro555 gefinancierd project om psychologen in Oekraïne te ondersteunen.

Kateryna Khyzhniak

Wat houdt uw baan precies in?
“Ik ben het aanspreekpunt voor onze Oekraïense partners: ggz-instellingen, sociaal werkers en centra voor vroegtijdige interventies. Die laatste ondersteunen normaal gesproken kinderen met een ontwikkelingsachterstand, maar nu alle kinderen die door de oorlog zijn getroffen. Ook help ik bij de organisatie van intensieve trainingen voor betrokken professionals, die we tot nu toe hebben gehouden in Hongarije en Polen.”

Wat deed u hiervoor?
“Ik was bezig te promoveren in Oekraïense literatuur en was assistent-professor aan de Polytechnische Universiteit in Charkov. In augustus 2022 ben ik naar Nederland gevlucht, en al in december kon ik beginnen bij ARQ. Daar was ik erg blij mee, ik voel me vereerd dat ik zoiets belangrijks mag doen.”

Wat drijft u in uw werk?
“Zo veel mensen lijden onder deze oorlog, het lijkt wel alsof er niet één Oekraïner zonder trauma meer te vinden is. Eraan bijdragen dat er psychische hulp geboden wordt, voelt als een van de beste dingen die ik nu zou kunnen doen. Ik weet eerlijk gezegd niet wat ik zonder deze baan zou moeten.”

Zijn er ook delen van uw functie die u moeilijk vindt?
“Het kan lastig zijn om onze contactpersonen in Oekraïne te bereiken. Omdat ze het zo enorm druk hebben, maar ook omdat er vaak problemen zijn met de elektriciteit of het internet. Daarnaast is het weleens zwaar om te horen wat voor verschrikkelijke dingen mijn gesprekspartners in Oekraïne meemaken, zelfs de mensen in relatief veilige gebieden. Emotioneel ben ik ook nog daar; mijn ouders wonen er, sommige van mijn vrienden staan op het slagveld. Natuurlijk laat me dat niet koud. Maar ik concentreer me liever op wat ik kan doen om te helpen.”

Komen er bij ARQ thema’s terug die u kent uit uw onderzoek naar Oekraïense literatuur?
“Zeker! De Oekraïense literatuur is doordrongen van trauma, net als onze geschiedenis. Mijn eigen promotieonderzoek ging over contemporaine Oekraïense literatuur die ons totalitaire verleden verbeeldt. Ik heb me ook veel beziggehouden met de gebeurtenissen achter die fictie, zoals Holodomor in 1932, toen miljoenen Oekraïners verhongerden door Sovjetbeleid. Dat was erg moeilijk om over te lezen.”

Tijdens de Holodomor moesten veel inwoners vluchten op zoek naar voedsel. Bron: Alexander Wienerberger op Wikimedia Commons (publiek domein)

Kent u dat totalitaire verleden ook uit uw familiegeschiedenis?
“Ik denk dat elke Oekraïense familie op een bepaalde manier getraumatiseerd is. Veel van de problemen in onze maatschappij, in onze ziel, stammen nog uit het Sovjetverleden. Er zijn zo veel jaren geweest dat zwart wit genoemd werd en wit zwart. Dat je nergens van op aan kon. Dat doet iets met een volk.
Zelf ben ik opgegroeid met mijn grootouders, en hun bewustzijn was heel erg gevormd door die tijd. Het was erg dubbel: ze spraken over de verschrikkingen van de Sovjet-Unie en de angst die ze ervoeren, maar zeiden bijvoorbeeld ook dat alles toen zo goed geregeld en zo goedkoop was.
Veel mensen beginnen nu pas echt wakker te worden en in te zien dat de Russen niet onze broeders zijn. Of in elk geval: dat we zelf het heft in handen moeten nemen en bepalen wat voor land we willen worden, in plaats van de oplossing elders te zoeken.”

U ondersteunt hulpverleners bij het uitvoeren van hun werk. Krijgt u zelf ook ondersteuning?
“Jazeker. Ik heb zelf een goede therapeut en mijn collega’s zijn ook erg ondersteunend. Ze begrijpen dat het voor mij als vluchteling, als expat die hier geen echte vrienden heeft, ook belangrijk is om soms over persoonlijke dingen te kunnen praten. Over kleine, alledaagse dingen. Dat waardeer ik echt.
Sowieso vinden we zelfzorg erg belangrijk bij ARQ. Daar richten we ons ook op in onze trainingen voor hulpverleners. Want als deze strijders vallen, overleeft niemand het.”

Over de auteur

 

Djuna Kramer

Djuna Kramer is cultuurjournalist en schrijft voor onder meer de VolkskrantHet ParoolAD en de Theaterkrant. Ook maakt ze audioproducties, zoals de Vrij Nederland-podcast Nu het nog kan – waarin kleinkinderen hun grootouders interviewen over de Tweede Wereldoorlog  en de documentaire De laatste woorden van Anton Mussert voor Docs (NTR/VPRO).


Foto boven aan artikel

Een flatgebouw in Charkiv is verwoest door een Russisch bombardement. Bron: Website van de president van Oekraïne

Lesgeven over een complex conflict

In de eerste maanden na de inval in Oekraïne verschenen er tal van lesbrieven om docenten handvatten te geven om die plotselinge oorlog bespreekbaar te maken in de klas. Hoe praat je met leerlingen over zo’n ‘disruptieve gebeurtenis’? En welke informatie geef je ze over de oorzaken die eraan ten grondslag liggen? Jonathan Even-Zohar, oud-directeur van de Europese vereniging van geschiedenisdocenten EuroClio, onderzocht welke kenniskaders de verschillende lesbrieven aanreiken om het conflict in historisch perspectief te plaatsen.

“Papa, we moeten niet naar vakantie in Oekraïne. Daar is oorlog. Zeker nog 1000 jaar.” Uit het niets deed mijn dochter van 7 jaar deze duit in het zakje bij het bespreken van onze vakantieplannen. Het deed me beseffen hoezeer deze oorlog al ‘normaal’ geworden is. Hoe anders was dit eind februari 2022, toen we plots via liveverbindingen geconfronteerd werden met bombardementen, vluchtelingen, tanks, vliegtuigen en scheepskanonnen. Een disruptief moment, zo stelden de leermiddelenontwikkelaars van TerInfo, een project vanuit de Universiteit Utrecht.

Meerdere leermiddelenmakers brachten in de tien weken die volgden op de invasie van het Russische leger in Oekraïne lesbrieven uit die op de gebeurtenissen inhaakten. In dit stuk neem ik zeven lesbrieven onder de loep die werden ontwikkeld voor het voortgezet onderwijs (VO). Dit vanuit interesse voor de vraag hoe actuele conflicten kunnen worden besproken in de klas en in hoeverre historische kennis en inkadering daarbij behulpzaam of wenselijk zijn.

 

Titel Organisatie Toelichting lesbrieven VO-leerlingen





Oorlog in Oekraïne Amnesty Bedoeld om de oorlog bespreekbaar te maken, met nadruk op vluchtelingen.





Oekraïne & Rusland – de oorsprong en gevolgen van een complex conflict Atlantische Commissie Lesbrief voor docenten en leerlingen, met nadruk op historische en actuele achtergronden.





Borders and Self-determination: Crimea EuroClio Online bronnenverzameling, met name bedoeld voor docenten om werkvormen mee te ontwikkelen.





Informatie-oorlog / Stelling nemen / Wie is wie ProDemos Lesbrief over (1) de manier waarop informatie en feiten gemaakt, gedeeld en verspreid worden in de context van de oorlog, (2) debat voeren over Nederlands beleid en (3) achtergrondinformatie (tijdlijn, perspectieven en docentenhandleiding) over de verschillende actoren in dit conflict.





Lesbrief naar aanleiding van de Russische invasie in Oekraïne TerInfo Lesbrief voor docenten (inclusief kenniskader en pedagogische handvatten) om docenten en leerlingen direct na de inval van het Russische leger in staat te stellen om te gaan met het disruptieve moment.





Oorlog in Oekraïne, Westerse wereld eensgezind Uitgeverij Deviant; #Trending Lesbrief met werkblad, PowerPoint-presentatie en docentenhandleiding





Oorlog in Oekraïne Uitgeverij Neo; Methode M Onderdeel van een online lesmethode voor Mens & Maatschappijvakken

Oorzaken en aanleidingen

De zeven lesbrieven over de invasie van Oekraïne die ik onder de loep nam, vragen om te beginnen allemaal aandacht voor de leef- en gevoelswereld van de leerling. Ze stimuleren docenten om aandacht te besteden aan de menselijke, alledaagse aspecten van het conflict, zoals vluchten, het leven met tekorten en de omgang met desinformatie. De makers van de lesbrieven bieden docenten ook manieren (werkvormen, type vragen, etc.) om in de klas met gevoeligheden en emoties om te gaan.

Maar een oorlog moet ook verklaard worden, want waarom is deze uitgebroken? Deze vraag omvat tal van dimensies die te maken hebben met het verschil tussen oorzaken en aanleiding, en raakt aan veel verschillende zienswijzen en perspectieven. De lesbrieven bieden informatie hierover soms als achtergrond aan. Ook worden docenten met tijdlijnen, kenniskaders en extra bronnen geholpen om het conflict in historisch perspectief te plaatsen.

Ik bestudeerde de wijze waarop de verschillende lesbrieven historische (kennis)kaders inzetten. In mijn bespreking hieronder focus ik op drie aspecten daarbij: het instrument van de tijdlijn, het opvallende gebrek aan multiperspectiviteit en de nadruk op politiek-militaire dimensies.

Waar begint de tijdlijn?

De chronologische tijdlijn is misschien wel het meest voor de hand liggende instrument waarmee (historische) kennis aangereikt wordt. Maar klip en klaar is een tijdlijn niet bij voorbaat. Want welke gebeurtenissen zet je erop en welke niet? Is er sprake van één lijn of van meerdere lijnen naast elkaar? Wat voor details geef je bij een gebeurtenis? En in welke vorm presenteer je zo’n lijn? Wat vooral in het oog springt is het verschil in de lengtes van de tijdlijnen in de verschillende lesbrieven, en daarmee in de duiding van de oorzaken van en aanloop naar de invasie.

De lesbrief van TerInfo maakt geen gebruik van een fysieke tijdlijn, maar biedt wel historische context vanuit een chronologische insteek. Hij stelt vragen vanuit de actualiteit en beantwoordt sommige daarvan chronologisch. Op deze manier wordt een veelheid aan (chronologische) gegevens op een behapbare manier gepresenteerd. Het hoofdstuk ‘Historische context en duiding’ is met vier pagina’s tekst behoorlijk uitgebreid en gedetailleerd. Zo geeft dit hoofdstuk, vanuit de vraag naar Poetins redenen voor de invasie van Oekraïne, informatie over de extreemrechtse groepen die tegen pro-Russische separatisten vochten na de bezetting van de Krim in 2014. Ook wordt verwezen naar de onafhankelijkheid van Oekraïne als gevolg van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991. Met betrekking tot het schenden van internationaal recht verwijst deze lesbrief naar een aantal belangrijke verdragen als sleutelmomenten.1 De andere vragen en antwoorden gaan over de historische band tussen Oekraïne en Rusland en de directe aanleiding voor het conflict. De nadruk ligt met name op de moeizame relatie in de 20e eeuw2 en de politiek-militaire ontwikkelingen sinds 2008.3

De lesbrief van de Atlantische Commissie staat eveneens uitvoerig stil bij het verleden, maar wel in de vorm van een tijdlijn. Hij geeft als leerdoel mee dat leerlingen zullen leren over “het gedeelde verleden van Oekraïne & Rusland” en “de complexe relatie tussen Oekraïne & Rusland”. In vergelijking met de lesbrief van TerInfo geeft deze lesbrief een meer verfijnde uiteenzetting van de geschiedenis, vanaf het ontstaan van het Kievse Rijk tot aan de Sovjet-Unie. Hij staat stil bij de verschillende ontwikkelingen die het gebied wat betreft taal en religie over een langere periode verdeeld hebben. Ook geeft hij een inkijk in zienswijzen van Russische historici op de complexe historie in vergelijking met die van westerse historici.

De ‘Wie is wie’-lesbrief van ProDemos biedt een tijdlijn in de vorm van een tabel aan, maar deze begint pas in 1991. Hij spoort leerlingen aan kennis te nemen van de verschillende spelers en posities in het conflict. Deze lesbrief verwijst ook naar een vier minuten durend NOS-nieuwsitem uit januari 2022 over Poetins stellingname dat de NAVO te ver naar het Oosten is uitgebreid. Zowel in de lesbrief als in het filmpje is de historische inkadering beperkt tot de periode na 1991, met een sterke nadruk op de afgelopen vijftien à twintig jaar. De video schetst dat de uitbreiding van de NAVO door Rusland als bedreigend is ervaren, en benoemt ook het dieperliggende historische aspect dat Poetin telkens inbrengt: dat er geen sprake is van een Oekraïens volk, aangezien de Russische cultuur in Kiev zou zijn ontstaan. Ook de aanwezigheid van de Russische taal, cultuur en religie in Oekraïne wordt aangedragen als argument voor Poetins positie.

Screenshot uit de video van de NOS uit januari 2022 over Poetins positie dat de NAVO te ver naar het Oosten is uitgebreid. Bron: NOS

De geboden tijdlijn en de achtergrondvideo bieden samen een duidelijk beeld van oplopende geopolitieke spanningen. De tijdlijn geeft veel details over de politieke ontwikkelingen, door bijvoorbeeld het verloop van de Maidan-revolutie en de verschillende verkiezingen in Oekraïne met exacte data aan te bieden. De focus op de afgelopen vijftien à twintig jaar sluit goed aan bij de manier waarop er in de media over dit conflict gesproken wordt.

In 2022 hebben een aantal methodeontwikkelaars ook speciale opdrachten ontwikkeld met betrekking tot deze oorlog, en deze bieden eveneens historische kaders aan. Zo worden leerlingen in de keuzeopdracht ‘Oorlog in Oekraïne: de achtergrond’ van Methode M gevraagd om te kijken naar een zeer beknopte video over de geschiedenis van het communisme en de Sovjet-Unie. Voor een specifiek op Oekraïne gericht kader wordt opnieuw een beroep gedaan op de NOS én op Poetin, dit keer voor een acht minuten durend item over het wereldbeeld van Poetin. Dit item neemt de Koude Oorlog en de dreiging van een nucleaire wereldoorlog als vertrekpunt, om vervolgens in te zoomen op het leven van Poetin, zijn tijd als Sovjet-spion in de DDR en zijn visie op het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en haar militaire macht als een catastrofe. Het item geeft aan dat de uitbreiding van de NAVO en de Europese Unie, de installatie van raketsystemen nabij Rusland en de Europese steun en associatie met Oekraïne Poetin een doorn in het oog zijn.

De overige lesbrieven, zoals ‘Oorlog in Oekraïne’ van #Trending, focussen net als die van ProDemos op recente politieke ontwikkelingen die leidden tot het conflict.

Rusland versus het Westen

Een ander aspect dat opvalt bij het bestuderen van de lesbrieven, is dat de historische kaders die de lesbrieven aanbieden hoofdzakelijk een conflict tussen twee partijen schetsen: Rusland en het Westen. Een aantal lesbrieven biedt wel een beknopte achtergrond van de Oekraïens-Russische relatie, maar veelal in relatie tot het wereldbeeld van Poetin, en minder in relatie tot andere historische lijnen (zoals de Ottomaanse geschiedenis, of de Europese, of de Amerikaanse). Omdat de lesbrieven gemaakt zijn om snel in te haken op de actualiteit, ligt het behandelen van veel verschillende perspectieven natuurlijk ook niet voor de hand. De lesbrief van TerInfo biedt desondanks – als enige – een breder perspectief op het conflict door de aanval op Oekraïne te vergelijken met kolonialisme in Afrika, zoals ook de Keniaanse VN-ambassadeur Martin Kimani onlangs deed.

Wat ook opvalt is dat de meeste lesbrieven die de nadruk leggen op ‘Rusland versus het Westen’ geen verdieping bieden in het ‘westerse’ perspectief. Daar waar men aangeeft dat er in Rusland verschillende zienswijzen zijn op de oorlog (bijvoorbeeld Poetin, gewone Russen, het leger, etc.), en dat ook in Oekraïne het geval is (Maidan-demonstranten, Janoekovitsj, Zelensky, Russisch-sprekenden, de zogeheten volksrepublieken, etc.), blijft het Westen vaak als een moloch gepresenteerd worden. Door geen variëteit in perspectieven en stemmen aan de westerse zijde aan te brengen – denk aan het verschil tussen Oost- en West-Europa of tussen EU-lidstaten die in meer of mindere mate afhankelijk zijn van Russische gasleveranties – lijkt te worden meegegaan in de eenheid die het Westen wil voorwenden in dit conflict.

Een eveneens ontbrekend perspectief is dat waarbij gerefereerd wordt aan westerse invallen in andere landen, zoals je wel tegenkomt in de online comments onder bijvoorbeeld de YouTube-links naar de NOS-video’s of op Twitter. Hier verschijnen met enige regelmaat opmerkingen die aandacht vragen voor de recente westerse invallen in Afghanistan, Irak en Libië, of voor de wijze waarop het Westen Israël van steun voorziet. Het bespreekbaar maken van een perspectief waarbij de NAVO en westerse landen niet ‘automatisch’ de good guys zijn, zou leerlingen mogelijk kunnen helpen om een complexer beeld van de wereld te ontwikkelen. Tegelijk is het maken van versimpelde vergelijkingen natuurlijk ook een valkuil, en een ingewikkelde operatie voor docenten gezien de mogelijk emotionele lading.

Politieke en militaire focus

Bij het bespreken van een conflict is aandacht voor het gevecht aan de frontlinie(s) niet vreemd. Maar kijken de lesbrieven ook naar andere relevante contexten en ontwikkelingen? Een opvallende lesbrief in dit verband is die van Amnesty, die bijzondere aandacht vraagt voor de impact die oorlog heeft op het leven van kinderen en gezinnen. Deze focus wordt gebruikt om leerlingen bewuster te maken van de context met betrekking tot vluchtelingen, opvang, regelgeving en mensenrechten. Dit zet aan het denken: hadden de geboden historische kaders in andere lesbrieven ook niet meer kunnen doen dan ‘slechts’ politieke en militaire contexten bieden?

Het is zeer begrijpelijk dat veel lesbrieven kozen voor een bepaalde focus, omdat meer aspecten toevoegen ten koste zou gaan van de ‘behapbaarheid’ van het materiaal. Toch blijft de vraag hangen waarom geen van de lesbrieven aandacht gaf aan bijvoorbeeld de rol van energie en gas in dit conflict. Juist omdat het gasknooppunt van Groningen een belangrijke rol heeft gespeeld in de Russisch-Europese energiehandel, maar ook omdat Shell veel Russische velden en infrastructuren heeft ontwikkeld, zou een historisch kader hierover nut kunnen hebben. Ook cultuurhistorische aspecten zoals taal en religie komen niet aan bod.

Wat een aantal lesbrieven heel goed probeert te doen, is leerlingen zicht geven op vrede. Zo wordt veelvuldig verwezen naar een bijdrage van Clingendael-expert Bob Deen, die in een kort video-item bij de NOS toelicht hoe Nederland, als onderdeel van de EU en de NAVO, zoekt naar diplomatieke uitwegen, en ook aangeeft hoe verschillende diplomatieke platforms (zoals de OVSE) historisch ontwikkeld zijn.

De lesbrief van Amnesty met aandacht voor vluchtelingen en kinderen. Bron: Amnesty International

De actualiteit en de achteruitkijkspiegel

Het inbrengen van de actualiteit in het geschiedenisonderwijs is een vak op zich. Andersom geldt dit ook: hoeveel geschiedenis heb je nodig om de actualiteit te begrijpen?4

Aan de ene kant biedt de actualiteit een kans om, in het geval van een conflict, ‘geschiedenis in wording’ met leerlingen te bestuderen. Wat gebeurt er? Wat zien we? Wat weten we, en hoe menen we dat te weten? Hoe zal hier later op worden teruggekeken? Helpt het ons om conflicten in andere plaatsen en/of andere tijden te beschouwen? Het klaslokaal is de facto een publieke plek die niet in isolatie bestaat. Grote gebeurtenissen, zoals de oorlog in Oekraïne, kunnen er ruimte krijgen. Aan de andere kant lijkt het mij belangrijk dat aanbieders van lesbrieven bewust omgaan met de spaarzame tijd, energie en aandacht die docenten hebben om af te wijken van hun bestaande lesstof, curriculum en planning.

Op algemeen niveau zouden we ons kunnen afvragen of ons geschiedenisonderwijs de geopolitieke aspecten verder zou kunnen thematiseren. Kunnen we ons indenken dat we met betrekking tot de 20e en 21e eeuw het belang van de feitenkennis van de twee wereldoorlogen, de Koude Oorlog, de diverse verdragen, conferenties en akkoorden loslaten, en meer vanuit bredere vragen werken aan (historische en tegenwoordige) cases? Vragen waaraan ik dan bijvoorbeeld denk:

  • Hoe zijn nationale staten ontstaan en welke rol spelen de taal en het verhaal van een natie daarbij?
  • Hoe is de internationale rechtsorde tot stand gekomen en tegen welke problemen loopt deze aan bezien vanuit verschillende machtsblokken?
  • Welke rol speelt geschiedenis zelf in het denken (van politici, en andere mensen met macht) over de toekomst?
  • Hoe ontstaan verdeelde samenlevingen en in welke omstandigheden komt het tot geweld, oorlog en genocide?

Zulke vragen kunnen aan de hand van de actualiteit telkens opnieuw met andere casuïstiek worden behandeld.

Een school in Velyka Kostromka is op 8 augustus 2022 zwaar beschadigd door Russische artillerie. Bron: State Emergency Service of Ukraine op Wikimedia Commons (CC BY 4.0)

Bij de laatste vraag doemt ook een specifieke gedachte op in relatie tot Holocaust- en genocideonderwijs. Een duidelijk aspect van het huidige conflict is het etnische kader dat door Poetin ingebracht is als legitimering van het geweld. In Nederland gaat normaliter relatief veel aandacht uit naar begrip van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. Zou het niet interessant zijn om etnocentrische politiek, en de cultuur van (extreem) nationalisme en imperialisme die daarmee gepaard gaat, veel breder te bestuderen in het onderwijs? Leerlingen kunnen dan leren over de gevaren van etnische geweldspolitiek en deze kennis toepassen in diverse conflicten, zo ook ten aanzien van Poetins retoriek.

Er groeien nu duizenden Oekraïense kinderen en jongeren op in het Nederlandse onderwijs. Voorlopig gaan ze niet terug, en zo blijft de oorlog aanwezig in de klaslokalen. En dit is het geval voor meer conflicten waar kinderen en jongeren, direct of indirect, onderdeel van zijn. In het werken aan een vreedzame wereld zijn onze klaslokalen de radertjes.

Over de auteur

 

Jonathan Even-Zohar. Bron: Nike Liscaljet

Jonathan Even-Zohar is oud-directeur van EuroClio, European Association of History Educators en onderzoeker aan de Reinwardt Academie (Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten).


Meer lesmateriaal

De bronnencollectie die door EuroClio wordt aangeboden op het platform Historiana biedt tientallen (schriftelijke) bronnen, en daarmee een brede verscheidenheid aan perspectieven op de status van de Krim. Deze verzameling wordt aangeboden als een kans voor docenten en leerlingen om te oefenen met multiperspectiviteit, en minder als een noodzakelijke oefening om het huidige conflict te begrijpen.


Noten

1. Deze zijn: het VN-handvest van 1945, het Verdrag van Boedapest van 1994 en het Akkoord van Minsk van 5 september 2014.
2. Met nadruk op de Onafhankelijkheidsverklaring van Oekraïne in 1917, opname in de Sovjet-Unie en speciale status van de Krim, de taalpolitiek van Lenin en Stalins rol in het organiseren van de genocidale hongersnood ‘Holodomor’.
3.. De lesbrief beschrijft de afscheiding van Zuid-Ossetië en Abchazië van Georgië in 2008, en gaat dieper in op de Euromaidan-revolutie (2013-2014) en de inlijving van de Krim door Rusland. Het noemt de neergeschoten MH17 op 17 juli 2014 en vermeldt hier het specifieke aantal van 298 slachtoffers, onder wie 196 Nederlanders.
4. De lesbrief van TerInfo was zelf al voorzien van een enquête gericht op de docenten die de lesbrief zouden gebruiken. De makers van deze lesbrief slaagden er mede hierdoor in om in oktober 2022 een evaluatie te kunnen publiceren. In het vakblad Dimensies (oktober 2022) kwamen een aantal docenten aan het woord met betrekking tot het vraagstuk ‘kennis’. “23 respondenten vonden dat er belangrijke informatie of bepaalde perspectieven in de lesbrief ontbraken”, en “zeven respondenten misten belangrijke historische feiten en waren van mening dat de lesbrief een te eenzijdige lezing gaf van de geschiedenis”. Het onderzoek geeft aan dat dit aansluit op “eerder onderzoek waaruit bleek dat docenten bij disruptieve momenten behoefte hebben aan ingekaderde informatie (Wansink et al., 2021). Het blijkt effectief om bij een disruptief moment uit te zoomen en te kijken naar parallellen met de geschiedenis.”

Foto boven aan artikel

Een school in Serhiivka (in de Donetsk regio) werd op 30 juni 2023 door een Russische raket getroffen. Een leraar en accountant kwamen bij deze aanslag om het leven. Bron: National Police of Ukraine op Wikimedia Commons (CC BY 4.0)

De oorlog tegen onze collectieve herinnering & de herinneringspolitiek van de Tweede Wereldoorlog

De huidige oorlog in Oekraïne roept op verschillende manieren vergelijkingen op met de Tweede Wereldoorlog. Niet alleen worden er parallellen getrokken tussen gebeurtenissen toen en gebeurtenissen nu, ook zorgt de huidige oorlog ervoor dat de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog in Oekraïne geactualiseerd wordt en daarmee transformeert. Igor Shchupak, directeur van het Instituut voor Holocauststudies in Oekraïne, beschrijft een aantal van die parallellen en analyseert de manier waarop de herinneringscultuur in Oekraïne recentelijk getransformeerd is.

Mijn ouders en andere oudere familieleden spraken in verhalen over hun leven of over ons land altijd over “vóór”, “tijdens” of “na de oorlog”. Geen ziel vroeg zich dan af om welk conflict het ging. Het ging natuurlijk over de Tweede Wereldoorlog – of, in Sovjet-terminologie, de Grote Vaderlandse Oorlog.

Vandaag de dag kent Oekraïne een nieuwe scheidslijn tussen ‘vóór’ en ‘na’: de 24e februari 2022. Het breekpunt tussen totale catastrofe en een relatief vredig bestaan voor de meeste Oekraïners. Dat geldt natuurlijk niet voor alle Oekraïense burgers; denk aan de eerdere annexatie van de Krim en delen van de oblasten Loehansk en Donetsk door Russische troepen en hun proxies in 2014. Toch markeerde deze grootschalige inval een omslag. Het veranderde onze houding tegenover Rusland, een staat die nu door een absolute meerderheid van de Oekraïners wordt gezien als een belichaming van het kwaad, vergelijkbaar met nazi-Duitsland. Het deed bij die meerderheid ook een dieper besef indalen van het belang van het recht van Oekraïne en zijn burgers om te kiezen voor een Europese, democratische toekomst. Het verscherpte de nadruk op politieke en persoonlijke vrijheid in het land.

In een kort artikel zoals dit is het moeilijk zo niet onmogelijk om recht te doen aan alle fundamentele tegenstrijdigheden en multipolariteiten van respectievelijk het Oekraïense en het Russische perspectief op de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Daarom zal ik hier vooral ingaan op de manier waarop de oorlog die nu woedt in verband wordt gebracht met de Tweede Wereldoorlog zoals die in het Oekraïense geheugen staat.

“Eén Sovjetvolk”

Het “Oekraïense perspectief” op de Tweede Wereldoorlog zoals dat is beschreven door de geleerden van het land, lijkt in veel op dat van hun Europese en Noord-Amerikaanse vakgenoten en is radicaal anders dan dat van neo-Sovjet historici en andere historici uit de Russische Federatie. Dat was al zo voordat er sprake was van oorlog in de 21e eeuw.

De meeste Oekraïners zijn het erover eens dat de voortdurende agressie van Russische zijde deel uitmaakt van een poging om een autoritair neo-Sovjet regime te bestendigen in hun land en om Ruslands identiteit als Rijk te behouden. Een Rijk dat zich geen bestaan kan voorstellen zonder Oekraïne als wezenlijk onderdeel. De ideologische grondslag van het Russisch militair expansionisme werd uiteraard al gelegd vóór de Russische Revolutie aan het begin van de 20e eeuw. De leer heeft tijdens de Sovjettijd en de vorming van de Russische Federatie van vandaag de dag enkel een paar aanpassingen ondergaan. De mythe van de Tweede Wereldoorlog als ‘Grote Vaderlandse Oorlog’ is daar nog altijd springlevend en heeft haast religieuze proporties aangenomen.

In januari 2022 waren er nog duidelijke verschillen in de kijk op de geschiedenis en stemming tussen de inwoners van het zuiden en oosten van Oekraïne aan de ene kant, en het midden en westen aan de andere kant. De aanvang van de huidige Russisch-Oekraïense oorlog heeft die verschillen sterk verminderd. Eén ding is zeker: het al geringe aantal Oekraïense burgers dat nog altijd trouw zwoer aan het propagandistische idee van “één Sovjetvolk” is tot nul gereduceerd. Poetins ideologie is ‘Rashisme’1 gaan heten, een term voor gedachtegoed dat wordt gekenmerkt door onder meer Russisch-orthodox messianisme, Russisch imperialisme en totalitarisme volgens Sovjetmodel.2

Een mozaïek in de Russische Basiliek voor de Strijdkrachten, waarin Russisch-orthodoxe symboliek wordt gecombineerd met militaire Sovjetthematiek. De basiliek is in 2020 geopend. Bron: Natalia Senatoriva op Wikimedia Commons (CC BY-SA 4.0)

De misdaden van het Poetin-regime en de Strijdkrachten van de Russische Federatie3 tegen Oekraïne en zijn bevolking hebben de Oekraïense saamhorigheid versterkt en tegelijk het collectief geheugen wat betreft de Oekraïense geschiedenis hernieuwde relevantie gegeven. Dat geheugen ligt met name verankerd in gebeurtenissen die behoren tot de grootste verschrikkingen van de 20e eeuw: de Holodomor van 1932-1933 (de georkestreerde hongersnood veroorzaakt door het Stalin-regime), de Holocaust en de massadeportatie van Krim-Tataren en andere etnische groepen van de Krim onder leiding van Stalin in 1944.

Nazisme?

In de escalatie van het conflict tussen Rusland en Oekraïne tot een grootschalige invasie na 24 februari 2022, was Oekraïne tot op het bot geschokt. Toen Russische troepen bommen en raketten afvuurden op gewone burgers, toen ze ongewapende inwoners martelden in de bezette gebieden en toen ze legio andere internationale wetten en regels uit het oorlogsrecht overtraden. Dit tastte zelfs de blik op het verleden aan van Oekraïners die Rusland voorheen nog niet zagen als existentiële bedreiging voor Oekraïne.

De daden van het Russische regime zijn inmiddels door de Oekraïense autoriteiten officieel aangemerkt als genocide. Op 14 april 2022 heeft het parlement van Oekraïne een resolutie aangenomen waarin staat dat “de daden van de Strijdkrachten van de Russische Federatie, en haar politiek en militair leiderschap, gedurende de meest recente fase van de invasie van Oekraïne, die begon op 24 februari 2022, kunnen worden gekenmerkt als genocide tegen het Oekraïense volk”.4

De haat van Poetins regime jegens alles wat Oekraïens is, heeft geleid tot harde repressie van iedereen die zich uitspreekt of anderszins in verzet komt tegen de Russische inval. Marteling en moord worden daarbij niet geschuwd. Dergelijke gruweldaden hebben plaatsgevonden rond de Oekraïense hoofdstad, in Boetsja en Irpin, maar ook in andere door Rashistische troepen bezette gebieden. Misdaden die in direct verband worden gezien met oorlogsmisdaden als het Bloedbad van Koriukivka5 en andere massa-executies in Oekraïense steden, dorpen en gehuchten tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Zo worden historische parallellen getrokken tussen de huidige Russisch-Oekraïense oorlog en de Tweede Wereldoorlog, tussen het beleid van het Russische regime nu en het antisemitische beleid van de nazi’s toen. Uiteraard kunnen dergelijke vergelijkingen niet op wetenschappelijke wijze worden onderbouwd, noch zijn de genocidale daden van Rusland van hetzelfde kaliber. Desondanks worden ze gemaakt.

De ontkenning van het bestaansrecht van het Joodse volk door de nazi’s en de pogingen van het regime om hen te vernietigen, worden aangehaald wanneer het gaat over Poetin en de herhaalde beweringen van zijn regime dat Oekraïne en het Oekraïense volk niet bestaan. Op 9 mei 2022 kwam in het anti-Kremlin-programma Solovinyj Pomjot (‘De onzin van Solovjov’6) bijvoorbeeld een fragment langs waarin Oleg Matveychev, een afgevaardigde van de Russische Staatsdoema en lid van de regerende Jedyna Rossija (Eén Rusland) Partij, de basis van Poetins beleid als volgt uitlegde: “denazificatie… is een gelaagd proces… Ik ben ervan overtuigd dat het idee van een ‘Oekraïne’ in de toekomst niet meer hoort te bestaan, noch het idee van ‘een Oekraïner’.” De video ging viral in Oekraïne.

Na de cynische beschuldigingen van ‘nazisme’ door Poetins propagandamachine aan het adres van de Oekraïense overheid, leeft bij de absolute meerderheid van de Oekraïense bevolking geen enkele twijfel over het Russische regime.  Ze hebben geconcludeerd dat het autoritaire bewind en de misdaden onder de Russische president zélf getuigen van neonazisme.

Koriukivka, 1943. Bron: Euromaiden Press

Taal en identiteit

De parallellen die worden gelegd met de wreedheden van de nazi’s tegen burgers en specifieker hun poging tot het uitmoorden van het Joodse volk, zijn enigszins te begrijpen in de context van de misdaden van de Russische Federatie tegen de Oekraïense bevolking hoewel men zich er terdege van bewust is dat de Rashisten Oekraïners doden ongeacht hun etniciteit, terwijl de Endlösung van de nazi’s specifiek voor Joden bedoeld was. De huidige bezetter richt zijn kogels op iédereen die de Oekraïense identiteit heeft, Oekraïens spreekt of zich inspant om monumenten voor de Oekraïense geschiedenis en cultuur te behouden.

Zoals de nazi’s de Joodse gemeenschap enig recht op een eigen cultuur ontzegden, zo verspreiden ook Russische ideologen en ‘culturele activisten’ hun ‘reflecties’ wat betreft Oekraïners. Neem bijvoorbeeld de filmregisseur Nikita Michalkov, hoofd van de Russische Filmmakersbond en in de laatste jaren een prominent Poetin-sympathisant, die uiteenzette hoe “schadelijk” de Oekraïense taal is:

“De Oekraïense taal is het toonbeeld geworden van Russofobie, dat wil zeggen: de Oekraïense schrijfwijze en de uitspraak zijn voor ons [Russen], en feitelijk voor de rest van de wereld en ook voor henzelf [Oekraïners], een uiting van haat jegens Rusland… Als schoolvakken [in de Donbas-regio] zouden worden gegeven in de Oekraïense taal… Dat zou een ramp zijn! Dat is absoluut een mijn die je legt in de hele geschiedenis.”7

De Oekraïense taal wordt dus gekarakteriseerd als “ontaard en incorrect”. Met die overtuiging zijn verschillende Russische (overheids)instituten ‘correcte’ taalboekjes voor het Oekraïens gaan uitgeven, die worden gepresenteerd als alternatief voor de lesboeken van de onderwijsinstituten van Oekraïne.

Lesboeken gepubliceerd in Rusland, gevonden in een school in de stad Charkiv nadat de bezettende troepen waren verdreven. De vinder was een officier van het Oekraïense leger; historicus Yaroslav Yaroshenko. Bron: foto aangeleverd door de auteur

Ondanks het feit dat er individuen van Oekraïense komaf zijn die het hebben geschopt tot de hogere echelons van de Russische Federatie, is er door het Russisch apparaat duidelijk een poging in gang gezet om alles uit te roeien dat ‘Oekraïens van geest’ is, en om iedereen die een vrij Oekraïens bewustzijn heeft met de grond gelijk te maken in het streven naar Poetins nietsontziende droom van ‘één volk’.

Verenigde Oekraïners

Het Project Exodus (dat wordt gesteund door het in Canada gevestigde Ukrainian Jewish Encounter) verzamelt getuigenissen van Oekraïense Joden die slachtoffer zijn geworden van de huidige oorlog. Bij het verzamelde beeldmateriaal zit ook een interview met Jevhen Chepurnjak, die vertelt over de evacuatie van de stad Dnipro. Hij vertelt dat zijn ouders hebben moeten vluchten voor de nazi-opmars in 1941 en nu weer, voor de agressie van Poetin in 2022.8

Er is nog meer zichtbaar bewijs dat de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog zich herhalen. In 2022 sloeg een Russische raket in op de gedenkplaats voor de slachtoffers van het Bloedbad van Babi Yar in Kyiv. Een spervuur van artillerie bracht ernstige schade toe aan de grote Menora in de Drobystky Yar in Charkiv, nog een plek waar de nazi’s massa-executies hebben uitgevoerd.

De Menora in het monumentencomplex Drobytsky Yar in Charkiv, beschadigd door Russisch artillerievuur op 26 maart 2022. Bron: foto aangeleverd door de auteur

Onder de dragers van recente oorlogstrauma’s zijn ook de kinderen van Oekraïne, die hebben geleden zoals geen enkel kind zou moeten lijden. Dat leed heeft bijgedragen aan de steeds langer wordende lijst van martelaren in dit voortslepende conflict. Hartverscheurende verhalen over hun oorlogservaringen werden tentoongesteld als onderdeel van het Pools-Oekraïense project ‘Mom, I don’t want war!’. Tekeningen uit 1946 van jonge Poolse overlevenden van de Tweede Wereldoorlog en de wrede Duitse bezetting van 1939-1945 zijn uit Poolse archieven opgedoken en vervolgens zij aan zij geëxposeerd met de creaties van Oekraïense kinderen in de huidige oorlog (die eerder waren gebundeld in een digitaal archief getiteld ‘Mom, I See War’).

De agressie van het Russische regime tegen Oekraïne en de Oekraïners heeft alle kenmerken van een oorlog tegen onze collectieve herinnering. De Russische mythe van de ‘Grote Vaderlandse Oorlog’ is haast een religie geworden, die de geschiedenis vervalst in de geest van het imperialisme. Een religie die is gebaseerd op dogma’s als het idee van de ‘eenheid van het Sovjetvolk’. Deze Russische weergave van de geschiedenis doet de ware kennis van het verleden teniet. Onderwijl heeft deze mythe zich ontwikkeld tot een kernonderdeel van het Rashisme en de wens om het Oekraïense collectieve geheugen uit te wissen, samen met zijn dragers – de burgers van Oekraïne.

Het Russisch-Oekraïense conflict heeft ook een herijking en transformatie teweeggebracht in de herinnering van veel Oekraïners aan de Tweede Wereldoorlog. De echo van die verschrikkingen heeft hen samengebracht in het doorleefde besef van het onmenselijke van totalitaire regimes, zowel die uit het verleden als het huidige Rashisme, een ideologie en praktijk gebaseerd op ontheiliging, oorlog en grensoverschrijdend geweld.

Over de auteur

 

Igor Shchupak. Bron: Jewish Memory and Holocaust in Ukraine

Igor Shchupak is directeur van het “Tkuma” (Hebreeuws: herleving) Instituut voor Holocauststudies in Oekraïne. Daarnaast is hij actief in het bestuur van de Ukrainian Jewish Encounter (Canada) en lid van het Internationaal Auschwitz Comité (Polen).


Noten

1. Officieel: Вооружённые силы Российской Федерации / Vooruzhjonnyje Sily Rossijskoj Federatsii, ofwel VSRF.
2. Voetnoot van de vertaler: ‘Rashisme’ (Engels: ‘Rashism’) is een portmanteau die sinds halverwege de jaren negentig wordt gebruikt in diverse landen en regio’s in Oost-Europa en Centraal Azië om het Russisch fascisme aan te duiden. Het is een samenvoeging van de Russische uitspraak van “Россия”(Rusland) en de tweede lettergreep uit het woord ‘fascisme’.
3. Meerdere Oekraïense historici, onder wie Sergiy Gromenko, Yaroslav Hrytsak, Vladyslav Hrynevrych, Larysa Yakubova, hebben het ‘Rashisme’ al eerder uitgebreid beschreven.
4. Resolutie nr. 7276, ‘Over de genocide door de Russische Federatie in Oekraïne’.
5. In Koriukivka in de Oekraïense oblast Tsjernihiv werden in de eerste week van maart 1943 ongeveer 6700 mensen vermoord door troepen van de Duitse SS en het Koninklijk Hongaars Leger. Als represaille voor een partizanenopstand onder leiding van Oleksiy Fedorov brandden nazi-soldaten een groot deel van het dorp plat (vaak terwijl bewoners nog binnen waren) en doodden circa 6700 ouderen, vrouwen en kinderen met (machine)geweren, pistolen en knuppels. Hoewel deze massa-executie minder bekend is dan, bijvoorbeeld, de vergelding voor de moord op Reinhard Heydrich in Lidice, wordt geschat dat het Bloedbad van Koriukivka (qua burgerdodenaantal) de meest gruwelijke nazi-vergeldingsactie is geweest uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.
6. Een fragment van een video getiteld ‘Over nazisme in Oekraïne, gepubliceerd in juni 2022 en uitgezonden door de Russische tv-zender 360.
7. Exodus-2022: Getuigenissen van Joodse vluchtelingen van de Russisch-Oekraïense Oorlog. Dit is een opname van een livestream op 26 februari 2023. De verhalen zijn verzameld door Mychailo Gold (uit Oekraïne), professor Joodse Studies Anna Shternshis (uit Canada, geboren in Moskou), activisten van de Joodse Confederatie van Oekraïne gecoördineerd door Alina Teplitska, en anderen.
8. Voetnoot van de vertaler: Vladimir Solovjov is op het moment van schrijven een van Ruslands grootste propagandisten. Oekraïense comedians noemden hun geëngageerde programma daarom ‘Solovinyj Pomjot’, letterlijk vertaald ‘de vogelpoep van Solovjov’. De naam ‘Соловьёв’ (Solovjov) betekent ‘nachtegaal’.


Foto boven aan artikel

Een demonstrant tegen het Ruscism (Rashism). Bron: Alisdare Hickson op Wikimedia Commons (CC BY-SA 2.0)

“Zelfs na een nederlaag zal Poetins denken de Russen in z’n greep blijven houden”

Bijna een kwart eeuw is Vladimir Poetin nu aan de macht in Rusland. Na een ‘wild’ decennium, waarin menig burger onzekerder en armer was geworden, werd de voormalige KGB-officier op de laatste dag van het vorige millennium president van deze nucleaire supermacht. Exact 1156 weken later ontketende hij de grootste oorlog in Europa sinds de capitulatie van Hitler-Duitsland. In de tussenliggende 22 jaar tuigde Poetin stap voor stap een op het verleden geënte ideologie op om de Russen klaar te stomen voor de militaire invasie in Oekraïne. Voor het Kremlin waren geschiedenispolitiek (memory politics) en een eenduidige historische canon van ’s lands grootse imperiale verleden net zulke belangrijke investeringen als de gestaag groeiende uitgaven voor het militaire apparaat.

Hoeksteen in dit ideologische fundament is de kijk van Poetin op de geschiedenis van het (Sovjet-) Russische imperium en op de beslissende rol van Rusland in de Tweede Wereldoorlog. In de historische canon die sinds 1999 van staatswege is opgebouwd, draait nagenoeg alles om de heroïsche Russen die tussen 1941 en 1945 zo goed als alleen het fascisme versloegen. De bijdrage van andere Sovjetvolkeren zoals de Oekraïners en Belarussen, is allengs meer verdonkeremaand. Tekenend is ook de uitspraak die Poetins voormalige spindoctor Gleb Pavlovski ooit deed: “In het Kremlin staat de kalender altijd op 22 juni.” Op die dag vond in 1941 de voor de Sovjetleiding toch nog onverhoedse overval van de Wehrmacht plaats. Met verwijzingen naar die 22e juni wordt telkens geboodschapt dat ‘wij Russen nog steeds omringd worden door lafhartige vijanden’.

Duitse troepen lopen langs een Russische grenspaal op 22 juni 1941. Bron: WW2 Photo Archive op Wikimedia Commons (publiek domein)

Voor de helderheid: Poetins historiografie is niet alleen propaganda, maar dient ook repressieve doelen. Nuanceringen zijn namelijk uit den boze. Vergoelijking van het nazisme en ontkenning van het gecanoniseerde heldendom zijn zelfs strafbaar gesteld.

Illusies

Jarenlang dachten veel historici en politicologen dat Poetins straffe geschiedenispolitiek louter voor binnenlands gebruik was. Sinds 24 februari 2022 weten ze beter. Ruslandkundige en slaviste Jade McGlynn, verbonden aan het King’s College in Londen, kreeg het naar eigen zeggen door in 2020, vertelt ze in een telefonisch interview vanuit Engeland. Dat jaar schreef Poetin een lang historisch essay voor het Amerikaanse blad The National Interest.1 Hierin betoogde hij dat het Westen de Tweede Wereldoorlog had uitgelokt met het ‘München-verraad’ – het besluit van Groot-Brittannië en Frankrijk in 1938 om Tsjechoslowakije op te offeren aan Hitler-Duitsland. En dat Polen de eigen bezetting, ruim een jaar later, aan zichzelf had te wijten.

Nadat Poetin in 2021 een tweede essay publiceerde, dit keer over de duizendjarige culturele eenheid van Rusland, Oekraïne en Belarus2, week McGlynns laatste twijfel. In deze beschouwing poneerde de Russische president de stelling dat het huidige Oekraïne een fictie was en is. De soevereine identiteit van dat land was louter het resultaat van een eeuwenoud complot van het Westen tegen Rusland. Volgens Poetin liep er zelfs één doorlopende lijn van het Poolse nationalisme in de negentiende eeuw naar het Duitse nationaalsocialisme tussen 1933 en 1945, uitmondend in Amerikaans globalisme nu. Die gelijkschakeling van Hitler en het Westen kon maar één ding betekenen: oorlog was op til.

Jade McGlynn. Bron: www.jademcglynn.com

“Dat essay over de Tweede Wereldoorlog uit 2020 was meer dan propaganda en cynisme, al voorspelde ook ik toen de aanval op Kyiv nog niet. In dat eerste essay concludeert Poetin dat de westerse geallieerden Rusland in de steek lieten en de Sovjet-Unie wilden laten doodbloeden. In het essay uit 2021 was voor mij de kwintessens: voor wie had hij dit geschreven? Niet alleen voor Russen of westerlingen, maar ook voor de Oekraïners. Juist dat was alarmerend”, blikt McGlynn terug.

Excellente storytelling

Jade McGlynn kent Rusland goed. Ze woonde er tot 2015 en verbleef er tot het begin van de coronapandemie ongeveer drie maanden per jaar. Na de invasie op 24 februari 2022 begon ze met het schrijven van Russia’s War. In dat alom geprezen boek legt McGlynn uit hoe het Kremlin de burgers in Rusland het afgelopen decennium een historisch verhaal heeft voorgespiegeld waarin niet de veelvormige geschiedenis van Rusland centraal staat, maar het idee dat Rusland altijd het goede deed en doet omdat het de historisch-filosofische waarheid aan zijn kant heeft. Ze schetst hoe de Russen door “excellente storytelling” via de massamedia zo “overweldigd” zijn geraakt dat ze niet meer zelf naar de feiten zoeken, maar liever houvast zoeken bij “intuïtieve dingen” zoals nationale identiteit, historische parallellen tussen toen en nu en meer algemene emoties.

Poetin is daarbij subtiel te werk gegaan, volgens McGlynn. Hij dicteert zijn staatscanon niet. Hij is niet uit op “actieve mobilisatie” van de hele samenleving, maar slechts op “defensieve consolidatie”. Door zich de geschiedenis “toe te eigenen” kan iedere Rus in het geschiedverhaal van het Kremlin iets van zijn/haar gading vinden, of de burger nu etno-nationalist is of imperiaal denkt, tot de zwijgende meerderheid hoort dan wel kritischer naar de regering kijkt.

Terwijl ze schreef aan Russia’s War werkte McGlynn gelijktijdig aan een studie over de geschiedenispolitiek van het Kremlin. In Memory Makers: The Politics of the Past in Putin’s Russia, dat begin juni 2023 is verschenen, schetst ze hoe het regime zijn canon heeft opgebouwd en verspreid.

De twee boeken van Jade McGlynn. Bron: Bloomsbury en Polity Press

Onvoorspelbaar verleden

Politisering van de geschiedschrijving kent in Rusland een lange en soms ook dodelijke traditie. In de Sovjet-Unie was het retoucheren van het verleden om personen met terugwerkende kracht zwart te maken schering en inslag. Niet voor niets deed de sarcastische grap er de ronde dat “de Sovjet-Unie een land was met een onvoorspelbaar verleden”. Meent McGlynn dat de huidige politieke historiografie in deze Sovjettraditie staat?

“Zo extreem als tijdens Stalins showprocessen in de jaren dertig is het niet. Met het Brezjnevtijdperk zijn Poetins ‘memory politics’ wel te vergelijken. Maar ook dan is er een verschil. Brezjnev was eropuit om historische waarheden te verbergen voor de bevolking. Nu proberen de Russische autoriteiten de bevolking te laten geloven dat de vraag wat waarheid is geen absolute maar een politieke vraag is. Het Russisch kent twee woorden voor waarheid: ‘istina’ en ‘pravda’. Istina verwijst naar religieuze of spirituele waarheid. Pravda heeft de connotatie dat iets (moreel) juist is. Als het gaat om de ‘historische waarheid’ wordt niet istina maar het woord pravda gebruikt. Dat de vroegere minister van Onderwijs, Dmitri Medinski, in een discussie over een heroïsche oorlogsmythe zei dat legendes waarin de mensen zijn gaan geloven materieel waarheid worden, past in dit post-waarheidconcept.”

Waarom laat het Kremlin het niet bij deze verhalen? Waarom komt het ook met wetten om ‘geschiedvervalsing’ en ‘heldenontkenning’ strafbaar te stellen?
“Die wetten zijn er niet op gericht om iedereen te dwingen hetzelfde te denken, maar om de mensen die de Kremlinpolitiek uitdagen te kunnen aanpakken. Ze zijn bedoeld om een sfeer te scheppen rond een ‘heilige herinnering’ en vervolgens burgers in diskrediet te kunnen brengen als die bijvoorbeeld de oorlog tegen Oekraïne bekritiseren. Het gaat erom een atmosfeer te creëren van ‘waag het niet er zelfs maar over te denken om vragen te stellen’. Rusland is overigens niet het enige land waarin zo’n klimaat bestaat.”

Integendeel. In grote delen van de postindustriële wereld floreert geschiedenispolitiek. Denk aan de Brexit, het Make America Great Again van Trump en het Trianon-revanchisme in Hongarije dat de territoriale verliezen uit 1919 ongedaan wil maken.
“Het is niet louter een postindustrieel verschijnsel. In China en volgens mij ook in India is een vergelijkbare tendens waarneembaar. Geschiedenispolitiek manifesteert zich vooral in landen die hun oude, soms religieuze, ideologie kwijt zijn en daarom hun toekomst in het verleden zoeken. De geschiedenis geeft mensen de wortels die ze naar hun gevoel door de globalisering zijn kwijtgeraakt. Door de geschiedenis kunnen mensen zich weer vereenzelvigen met de natiestaat, kunnen ze zich weer verbonden voelen met de generaties uit het verleden. Zo wordt de geschiedenis ook persoonlijk. Veel Russen zeggen daarom: ‘Wie heeft jullie bevrijd van de nazi’s? Wij!’ Dat ook Amerikanen en anderen een bijdrage hebben geleverd, doet er niet toe. Het gaat erom dat Rusland nu niet mag worden bekritiseerd. Het gaat dus eigenlijk niet over geschiedenis, maar om identiteit.”

Oude Sovjetinstituties

Duitsland voelde zich na de Tweede Wereldoorlog gedwongen tot Wiedergutmachung en Vergangenheitsbewältigung. Ook in Spanje, eind jaren tachtig een lichtend voorbeeld voor de pleitbezorgers van glasnost en perestrojka in de Sovjet-Unie, kwam na Franco’s dood in 1975 uiteindelijk langzaam een maatschappelijk debat over zijn erfenis op gang. Waarom is dat in Rusland de afgelopen drie decennia mislukt?

“De kwestie is niet dat Rusland zich na de ondergang van het Sovjetrijk geen rekenschap heeft gegeven van zijn verleden. Dat is in meer imperiale landen niet gebeurd. De kwestie is dat er in het postcommunistische Rusland niet is afgerekend met de oude Sovjetinstituties, zoals bijvoorbeeld de geheime dienst. Heel snel in de jaren negentig zag je al een tendens om ook in de Goelag-kampen positieve elementen te zien. Schurken konden zo helden zijn.”

In de tijd van Stalin werd de werkelijkheid letterlijk gewijzigd. Op deze foto’s is Nikolai Yezhov weggehaald nadat hij in onmin viel bij Stalin en later is geëxecuteerd. Bron: Wikimedia Commons (publiek domein)

Een inmiddels verboden burgerinitiatief als het historisch genootschap Memorial, dat sinds de glasnost eind jaren tachtig talrijke archieven uit de Stalintijd wist te ontsluiten en de nabestaanden zo een deel van hun geschiedenis teruggaf, probeerde het debat over goed en kwaad in het verleden wel degelijk te voeden.

“Memorial deed ongelooflijk werk. Maar de meeste Russen wisten niet eens dat Memorial bestond. Russen waren bezig met hun eigen problemen. In het reine komen met het verleden was geen issue. Tegelijkertijd slaagden veel liberalen in Rusland die werden gesteund door het Westen er niet in om een gemeenschappelijke taal met de gewone Russen te vinden.”

Hoe zou u het Poetinregime typeren? Als een regime dat wraak wil nemen op de geschiedenis, zoals Italië en Duitsland in het interbellum?
“Ik hanteer de definitie van de Spaanse socioloog Juan Linz die fascisme definieert op grond van zijn mobilisatiekracht. Het Poetinregime kan je dan niet fascistisch noemen omdat het de samenleving niet weet te mobiliseren. Een Poolse wetenschapper heeft een mooie naam voor het Poetinsysteem die ik beter vind: archaïsme.”

Diep trauma

Kan de Russische maatschappij omgaan met een nederlaag in deze oorlog tegen Oekraïne?
“Nee. De samenleving is diep getraumatiseerd. Er zijn geen horizontale banden meer over, zoals die nog wel bestonden in de jaren tachtig. Er zijn wat grassroots organisaties, maar op zo’n laag niveau dat je niet van een basis voor een civil society kunt spreken.”

Ik pin u er niet op vast. Maar kan het zaaisel van twintig jaar Poetin nog twintig jaar bloeien?
“Ja. Voor het komende decennium verwacht ik geen verandering. Of het ook zo doorgaat in het Kremlin is minder voorspelbaar. Politici zijn cynischer. Dus als er een ander aan de macht komt, kan er iets veranderen. Maar in de samenleving is de geschiedenispolitiek een manier van denken geworden, ingebed in het dagelijks leven. Het is zeer moeilijk om zulke denkwijzen af te schudden.”

Over de auteur

 

Hubert Smeets. Foto: Olga Frantova

Hubert Smeets werkte als journalist voor De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad, onder meer als correspondent in Moskou en lid van de hoofdredactie. In 2015 verscheen zijn boek De wraak van Poetin.


Boeken van Jade McGlynn


Noten

1. Vladimir Putin, ‘The Real Lessons of the 75th Anniversary of World War II’, The National Interest, 18 juni 2020.
2. Vladimir Putin, ‘On the Historical Unity of Russians and Ukrainians’, Kremlin, 12 juli 2021.


Foto boven aan artikel

Sovjet-troepen in Berlijn, 1945. Bron: Wikimedia Commons (publiek domein)