Irak is sinds 1980 verwikkeld in een reeks bloedige oorlogen, van de Iran-Irakoorlog en de Amerikaanse invasie in 2003 tot aan de strijd tegen ISIS. Elk Iraaks gezin kent slachtoffers en herdenkt ze persoonlijk. Toch ontbreekt op staatsniveau erkenning van dit geweld. Waarom? Omdat officiële herdenking ervan de legitimiteit van de huidige politieke orde en van de aanwezigheid van buitenlandse troepen in twijfel zou trekken.
Als je alles op een rijtje zet, is Irak al meer dan veertig jaar in staat van oorlog. Het begon in de jaren tachtig met de Iran-Irakoorlog, waarin naar schatting 1 miljoen Iraakse en Iraanse burgers en soldaten omkwamen. Begin jaren negentig volgde de eerste oorlog met directe betrokkenheid van de Verenigde Staten. Door Operation Desert Storm en de opgelegde sancties tegen Irak vielen tussen 1990 en 2003 zo’n 1,7 miljoen directe en indirecte slachtoffers.1 In 2003 viel een door Amerika geleide coalitie, waaraan ook Nederland deelnam, Irak binnen. Na een luchtcampagne resulteerde dit in een langdurige bezetting door Amerika en de NATO, die anno 2024 nog steeds van kracht is. Het aantal doden in de eerste fase van de bezetting (2003-2011) wordt volgens de meest conservatieve schattingen geraamd op minstens 650.000. Binnen deze acute crisissituatie en de politieke voorschriften van de bezetting kon ISIS zich organiseren. In juli 2014 veroverde ISIS de Iraakse stad Mosul, gevolgd door talloze bloedbaden. Meer dan 40.000 Irakezen kwamen om het leven. Veertig jaar oorlog dus, met meer dan 2.5 miljoen doden.
Omgekomen geliefden
Er is in Irak dus oorlogsgeschiedenis te over. Toch zijn er maar weinig officiële herdenkingen. Zo blikten westerse kranten in 2023 veelvuldig terug op de oorlog tegen Irak twintig jaar eerder, maar vond er in Irak zelf geen officiële herdenking plaats. Dit betekent natuurlijk niet dat de oorlog niet doorwerkt in de individuele levens van Irakezen.
Tijdens veldwerk voor mijn onderzoek naar de geschetste reeks oorlogen bezocht ik verschillende mensen thuis. In tal van woonkamers zag ik foto’s hangen van geliefden die zijn omgekomen in een van de vele oorlogen. En ook op andere manieren herdenken mensen regelmatig zelf de impact die oorlog op hun leven heeft gehad. Elk gezin dat ik sprak, vertelde me over hun ervaringen met overleven en verwerken, maar ook met het verzet tegen bijna 40 jaar aan militair geweld. “Elke Irakees werd wakker, denkend: hoe kan ik deze dag doorkomen”, vertelde een bouwkundige me die alle oorlogen van de afgelopen 40 jaar meemaakte. Deze persoonlijke herdenkingen en de impact van oorlog zijn diep geworteld in het leven van Irakezen. Maar waarom vertalen deze publieke sentimenten over oorlog zich niet naar officieel herdenkingsbeleid in Irak?
Voor de goede orde: er bestaan wel monumenten die afzonderlijke slachtoffergroepen van specifieke massamoorden herdenken, zoals de Amariya-bunker in Bagdad, het Halabja-genocidemonument en het Kamp Speicher-monument in Koet. Een algemene herdenking van oorlog blijft echter achterwege. Hoe dat komt is een vraag die mensen in Irak bezighoudt, maar ook relevant is voor Nederland, dat haar deelname aan de interventies in Irak op 4 mei kritiekloos herdenkt als ‘vredesoperaties’, ondanks de grote anti-oorlogprotesten in 2003 tegen Nederlandse deelname in Irak.
Systematische fragmentatie
Uiteraard zijn er veel publicaties over het Ba’ath-tijdperk (1968-2003) en de invasie in 2003 te vinden in de Iraakse traditionele en sociale media, maar deze vinden plaats buiten de Iraakse staat om. Je kunt stellen dat er sprake is van fragmentatie en decentralisatie van het Iraakse collectieve geheugen.
Dit komt grotendeels voort uit beleid dat werd ingevoerd tijdens de Amerikaanse bezetting. De Amerikaanse invasie resulteerde in de systematische ontmanteling van de Iraakse staat, waardoor de mogelijkheid voor de Iraakse overheid om een collectief narratief over oorlog, slachtofferschap en nationale identiteit te institutionaliseren, werd belemmerd.2 Ook maakten de grootschalige privatisering en bezuinigingen op het onderwijs na 2003 – onder Amerikaanse druk – het bijna onmogelijk om consensus te bereiken over historische feiten.3 Bovendien had het etno-confessionele politieke systeem dat werd geïntroduceerd, waarbij politiek leiderschap vertegenwoordigd en verdeeld moest worden in termen van sjiieten, soennieten en koerden, een fragmenterend effect in de publieke ruimte.
Door de in 2003 hardhandig ingevoerde neoliberale globalisering wordt de Iraakse publieke opinie en debatruimte ook nog eens sterk beïnvloed door transnationale financiering en de focus van westerse ngo’s. Iets waar de verzwakte Iraakse overheid relatief weinig tegen kan doen.4 Wat in het Westen bijvoorbeeld vooral is bijgebleven van de ISIS-oorlog zijn niet de 40.000 Iraakse doden, maar de moord op specifieke etno-religieuze groepen, zoals de afschuwelijke genocide op de Yezidi’s. Telkens blijkt er internationaal meer aandacht voor slachtoffers in Irak te komen wanneer ze worden geportretteerd als een geïsoleerde minderheid. Ngo’s neigen zich te richten op identiteitspolitiek, vooral in het mondiale zuiden, ten koste van de bredere structuren van oorlog die geweld richting minderheden aanwakkeren.5
Politieke zelfmoord
Dit is natuurlijk niet het hele verhaal. Kijkend naar bijvoorbeeld de oorlog van 2003 is er ook politieke druk om deze niet te herdenken. Het introduceren van een formele herdenking van deze oorlog zou de legitimiteit ondermijnen van de aanhoudende westerse bezetting en het Iraakse etno-confessionele politieke systeem waar veel Iraakse politici hun draagvlak vandaan halen. Het herdenken van slachtoffers impliceert immers dat er ook daders waren, wat anti-imperialistische kritiek in de maatschappij zou versterken en legitimeren. Erkennen dat de meerderheid slachtoffer was van de westerse interventie zou een basis scheppen voor een sterkere onderlinge binding onder Irakezen die etnische en sektarische achtergronden overstijgt. Een officieel erkend monument voor de oorlog van 2003 zou bijna onvermijdelijk de aanwezigheid van buitenlandse troepen in een negatief daglicht stellen.
Hoewel verzet tegen westerse interventies altijd onderdeel is geweest van het mainstream culturele Iraakse zelfbeeld, heeft het een nieuwe dynamiek gekregen sinds de overwinning op ISIS in 2017. Het momentum groeit voor Irakezen die de grondbeginselen van de politieke en maatschappelijke orde na 2003 betwisten, en de maatschappelijke roep om het vertrek van de Amerikaanse bezetter neemt toe. Bewijs hiervan zijn de vele protesten sinds 2017 en de uiteindelijke parlementaire stemming voor het vertrek van buitenlandse troepen in 2020. Onder deze hernieuwde maatschappelijke druk en politieke mobilisatie zou het politieke zelfmoord zijn voor de bezetters en haar Iraakse politieke bondgenoten om de oorlog van 2003 officieel te herdenken.
Dit is overigens niet uniek voor Irak. Overal ter wereld is oorlog herdenken een politieke daad. Dit geldt net zozeer voor de vertegenwoordigers van de status quo die meer oorlog willen, als voor al diegenen die er een einde aan willen maken.
Over de auteur
Amir Taha is historicus en PhD kandidaat bij de Amsterdam School for Regional, Transnational and European Studies (UvA) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Zijn PhD project is genaamd ‘Resisting Saddam: The 1991 Uprising in Iraq and Its Repression.
1 Atwan Abdel-Bari, Islamic state: The digital caliphate. California University Press, 2019, p. 33.
2 Amir Taha, ‘Sovereignty and Nationalism in Contemporary Iraq through the Memory of the 1991 Uprising’. International Journal of Middle East Studies 55, nr. 2 (2023), p. 369-376.
3 Shahram Shadbash & Tahir Albakaa, ‘Iraq: An overview’. In: Education in the Arab World, Bloomsbury, 2019, p. 26-32.
4 Mehiyar Kathem, ‘Cultural (dis) continuity, political trajectories and the state in post–2003 Iraq’. International Journal of Heritage Studies 26, nr. 2 (2020), p.163-177.
5 James Petras, ‘NGOs: In the service of imperialism’. Journal of Contemporary Asia 29, nr. 4 (1999), p. 429-440.
Kaarsen aangestoken op de plek van de bominslag op de Amariya-bunker in 1991 in Bagdad, 2021. Bron: Faisal1904 via Wikimedia Commons