Het verleden dat niet voorbijgaat

Begin jaren tachtig kon journalist Max van den Berg nauwelijks meer slapen vanwege een terugkerende nachtmerrie. Hij lag in bed en zag boven de rand van de gordijnen het schijnsel van de gedimde lichten van voorbijrijdende auto’s. Zijn huis lag op een hoek, zodat veel auto’s afremden om de hoek om te gaan. Elke keer dat dit gebeurde, vreesde Van den Berg dat de auto zou stoppen voor zijn huis om zijn ondergedoken familie op te komen halen. Zijn Joodse oom, tante en neefje die samen met zijn tweede vader tijdens de Tweede Wereldoorlog waren opgepakt en op 11 juni 1943 in Sobibor waren vermoord.

Oorlog kan een lange schaduw hebben, zoals het voorbeeld van Max van den Berg laat zien. Niet alleen voor de direct betrokkenen, maar ook voor hun nazaten. Deze editie van WO2 Onderzoek uitgelicht staat vanwege het bijna afgelopen themajaar ‘Leven met oorlog’ stil bij de verschillende facetten van die schaduw. Op welke manieren werkt een oorlog door? Wat voor etiket moeten we op die doorwerking plakken? Wat krijgen latere generaties nog mee van het oorlogsleed van hun (groot)ouders? En hoe gaan we als samenleving om met de persoonlijke gevolgen die oorlog heeft?

Trauma en veerkracht

Wie de doorwerking van oorlog wil begrijpen, kan haast niet om het begrip ‘trauma’ heen. Bart Nauta en Arjen van Lil manen in hun bijdrage dat we voorzichtig moeten zijn met het klakkeloze gebruik van dit begrip. Als concept is het gebonden aan een specifieke (culturele) context en tijd. Het kan dan ook niet zomaar worden toegepast in een andere omgeving en periode. Bovendien is het ook belangrijk om aandacht te hebben voor de veerkracht van mensen die schokkende gebeurtenissen hebben meegemaakt. Veruit de meesten van hen krijgen namelijk geen trauma. Dat wij nu overal trauma zien, zegt volgens Nauta en Van Lil iets over onze kijk op de wereld. Lees hier ‘Voorbij de grenzen van trauma’.

Meerdere onderzoeksgroepen zijn bezig met onderzoek naar de doorwerking van oorlogsverhalen en ervaringen over meerdere generaties. De Universiteit voor Humanistiek doet bijvoorbeeld intergenerationeel Holocaustonderzoek naar ervaringen van veerkracht vanuit een existentieel perspectief. Het ARQ Kenniscentrum Oorlog, Vervolging en Geweld kijkt naar de psychologische doorwerking van de Tweede Wereldoorlog over drie generaties. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei gaat het specifiek om de interactie tussen de manier waarop de Tweede Wereldoorlog binnen drie generaties van een familie wordt herinnerd en de collectieve herinnering. Fabienne van Wijngaarden hield een interview met drie onderzoekers van deze organisaties. Voor het trekken van conclusies is het nog te vroeg, maar duidelijk is wel dat de oorlog veel impact kan hebben op volgende generaties, met name de tweede generatie. Ook de invloed van de maatschappelijke omgang met een onderwerp op familieherinneringen is duidelijk. Lees hier ‘Hoe werkt oorlog door op verschillende generaties?’.

Dat laat ook het echtpaar Martine Letterie en Rinke Smedinga mooi zien in het interview dat Larissa Pans met hen had. Beide torsen een zwaarbeladen oorlogsgeschiedenis met zich mee. De grootvader van Letterie stierf in kamp Neuengamme. Smedinga’s vader was een overtuigde nazi, bewaker in kamp Westerbork en lid van de Duitse Ordnungspolizei. Hoewel hun familiegeschiedenis dus in zekere zin tegenovergesteld is, bindt de oorlog hen. Zij voelen allebei de behoefte om er iets mee te doen en vertellen hun verhaal op scholen. Letterie schrijft daarnaast jeugdboeken die vaak over de Tweede Wereldoorlog gaan. Ze vindt het belangrijk dat kinderen de geschiedenis kennen en zo de wereld van nu beter gaan begrijpen. Lees hier “De oorlog is een onderwerp dat ons heel erg bindt”.

Voor het zwaar beschadigde hotel De Tafelberg zit de familie Van Maanen en kolonel Warrack, 1945. Filmopnamen voor ‘Theirs is the Glory’ (Slag om Arnhem). Bron: Fotocollectie Anefo / Nationaal Archief

Nieuw perspectief

Rosa de Jong behandelt in haar bijdrage de tentoonstelling Gevlucht om te vechten in het Airborne Museum in Oosterbeek. Hierin staan 21 Joodse vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk centraal die met de geallieerden meevochten tijdens Operatie Market Garden, aan het einde van de oorlog. Dit biedt een nieuw perspectief, doordat de betreffende Joden voor de verandering niet als slachtoffers neer worden gezet, maar als actoren die handelen. Ook verruimt de tentoonstelling het begrip ‘bevrijders’; dat kan dus ook Duitsers en Oostenrijkers omvatten. Lees hier ‘Duitse en Oostenrijkse Joden als bevrijders bij de Slag om Arnhem’.

In Nederland, maar ook in andere landen, neemt de Tweede Wereldoorlog nog steeds een belangrijke plaats in de maatschappij in. Als het over doorwerking gaat, gaat het dan ook vaak specifiek over de doorwerking van die oorlog. Inmiddels zijn er echter vele oorlogen gevolgd. Tijdens de tweedaagse internationale conferentie Leven met oorlog in Amsterdam en Den Haag stond de vraag centraal hoe musea omgaan met hedendaagse oorlogen, genocides en mensenrechtenschendingen. Een andere vraag was hoe de Tweede Wereldoorlog relevant kan blijven voor de museale praktijk in het heden. Speciaal voor deze editie van WO2 Onderzoek uitgelicht schreef ik een verslag van deze conferentie. Rode lijn in het programma was de nadruk op de veerkracht die de meerderheid van de mensen laat zien, of ze nu de Tweede Wereldoorlog, de Syrische burgeroorlog of slavernij hebben meegemaakt. Een hoopgevende boodschap bij dit zware thema. Lees hier ‘Leven met de schaduw van geweld en oorlog’.

 

Over de auteur

 

Onno Sinke

Onno Sinke werkt als senior beleidsonderzoeker/adviseur voor ARQ Kenniscentrum Oorlog, Vervolging en Geweld. Hij promoveerde op een proefschrift over Radio Oranje en publiceerde daarna meerdere boeken over de Tweede Wereldoorlog.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Foto boven het artikel

Britse paratroepen vullen een C-46 transportvliegtuig om te landen met het First Allied Airborne Army in het door de vijand bezette Nederland, september 1944. Bron: Fotocollectie Spaarnestad Onderwerpen / Nationaal Archief

Leven met oorlog

Jaargang 12, nummer 5, december 2023

Het jaar 2023 stond in het herinneringsveld in het teken van ‘Leven met oorlog’. In deze WO2 Onderzoek uitgelicht blikken we daarom terug. We onderzoeken hoe oorlog doorwerkt in de samenleving, op welke manieren herinneringscentra hiermee omgaan en hoe ervaringen worden doorgegeven van generatie op generatie.

“Het lijkt wel alsof er niet één Oekraïner zonder trauma meer te vinden is”

2023 is uitgeroepen tot themajaar ‘Leven met oorlog’, waarin we focussen op de impact van oorlog op mensen, families en samenleving. In elke editie van WO2 Onderzoek uitgelicht nemen we daarom een persoonlijk verhaal op van iemand die werkzaam is in een oorlogsmuseum, herinneringscentrum of andere organisatie die gelieerd is aan oorlog. Welke rol speelt hun eigen achtergrond in hun werk? Ditmaal spreekt Djuna Kramer met Kateryna Khyzhniak (36). Zij werkt bij ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum als coördinator voor een groot door Giro555 gefinancierd project om psychologen in Oekraïne te ondersteunen.

Kateryna Khyzhniak

Wat houdt uw baan precies in?
“Ik ben het aanspreekpunt voor onze Oekraïense partners: ggz-instellingen, sociaal werkers en centra voor vroegtijdige interventies. Die laatste ondersteunen normaal gesproken kinderen met een ontwikkelingsachterstand, maar nu alle kinderen die door de oorlog zijn getroffen. Ook help ik bij de organisatie van intensieve trainingen voor betrokken professionals, die we tot nu toe hebben gehouden in Hongarije en Polen.”

Wat deed u hiervoor?
“Ik was bezig te promoveren in Oekraïense literatuur en was assistent-professor aan de Polytechnische Universiteit in Charkov. In augustus 2022 ben ik naar Nederland gevlucht, en al in december kon ik beginnen bij ARQ. Daar was ik erg blij mee, ik voel me vereerd dat ik zoiets belangrijks mag doen.”

Wat drijft u in uw werk?
“Zo veel mensen lijden onder deze oorlog, het lijkt wel alsof er niet één Oekraïner zonder trauma meer te vinden is. Eraan bijdragen dat er psychische hulp geboden wordt, voelt als een van de beste dingen die ik nu zou kunnen doen. Ik weet eerlijk gezegd niet wat ik zonder deze baan zou moeten.”

Zijn er ook delen van uw functie die u moeilijk vindt?
“Het kan lastig zijn om onze contactpersonen in Oekraïne te bereiken. Omdat ze het zo enorm druk hebben, maar ook omdat er vaak problemen zijn met de elektriciteit of het internet. Daarnaast is het weleens zwaar om te horen wat voor verschrikkelijke dingen mijn gesprekspartners in Oekraïne meemaken, zelfs de mensen in relatief veilige gebieden. Emotioneel ben ik ook nog daar; mijn ouders wonen er, sommige van mijn vrienden staan op het slagveld. Natuurlijk laat me dat niet koud. Maar ik concentreer me liever op wat ik kan doen om te helpen.”

Komen er bij ARQ thema’s terug die u kent uit uw onderzoek naar Oekraïense literatuur?
“Zeker! De Oekraïense literatuur is doordrongen van trauma, net als onze geschiedenis. Mijn eigen promotieonderzoek ging over contemporaine Oekraïense literatuur die ons totalitaire verleden verbeeldt. Ik heb me ook veel beziggehouden met de gebeurtenissen achter die fictie, zoals Holodomor in 1932, toen miljoenen Oekraïners verhongerden door Sovjetbeleid. Dat was erg moeilijk om over te lezen.”

Tijdens de Holodomor moesten veel inwoners vluchten op zoek naar voedsel. Bron: Alexander Wienerberger op Wikimedia Commons (publiek domein)

Kent u dat totalitaire verleden ook uit uw familiegeschiedenis?
“Ik denk dat elke Oekraïense familie op een bepaalde manier getraumatiseerd is. Veel van de problemen in onze maatschappij, in onze ziel, stammen nog uit het Sovjetverleden. Er zijn zo veel jaren geweest dat zwart wit genoemd werd en wit zwart. Dat je nergens van op aan kon. Dat doet iets met een volk.
Zelf ben ik opgegroeid met mijn grootouders, en hun bewustzijn was heel erg gevormd door die tijd. Het was erg dubbel: ze spraken over de verschrikkingen van de Sovjet-Unie en de angst die ze ervoeren, maar zeiden bijvoorbeeld ook dat alles toen zo goed geregeld en zo goedkoop was.
Veel mensen beginnen nu pas echt wakker te worden en in te zien dat de Russen niet onze broeders zijn. Of in elk geval: dat we zelf het heft in handen moeten nemen en bepalen wat voor land we willen worden, in plaats van de oplossing elders te zoeken.”

U ondersteunt hulpverleners bij het uitvoeren van hun werk. Krijgt u zelf ook ondersteuning?
“Jazeker. Ik heb zelf een goede therapeut en mijn collega’s zijn ook erg ondersteunend. Ze begrijpen dat het voor mij als vluchteling, als expat die hier geen echte vrienden heeft, ook belangrijk is om soms over persoonlijke dingen te kunnen praten. Over kleine, alledaagse dingen. Dat waardeer ik echt.
Sowieso vinden we zelfzorg erg belangrijk bij ARQ. Daar richten we ons ook op in onze trainingen voor hulpverleners. Want als deze strijders vallen, overleeft niemand het.”

Over de auteur

 

Djuna Kramer

Djuna Kramer is cultuurjournalist en schrijft voor onder meer de VolkskrantHet ParoolAD en de Theaterkrant. Ook maakt ze audioproducties, zoals de Vrij Nederland-podcast Nu het nog kan – waarin kleinkinderen hun grootouders interviewen over de Tweede Wereldoorlog  en de documentaire De laatste woorden van Anton Mussert voor Docs (NTR/VPRO).


Foto boven aan artikel

Een flatgebouw in Charkiv is verwoest door een Russisch bombardement. Bron: Website van de president van Oekraïne

“Oekraïne heeft hier niets mee te maken…”

Wanneer ik ’s ochtends naar het station fiets, zie ik een Oekraïense vlag hangen. Uit solidariteit heeft een Leidse horecaondernemer ’m opgehangen aan een van zijn vlaggenmasten. Het is niet de enige blauw-gele vlag in het straatbeeld. Hier en daar zijn kleinere afbeeldingen van diezelfde vlag tegen het raam van een woning geplakt. De zichtbare betrokkenheid met de slachtoffers van de oorlog in Oekraïne blijft in Nederland niet beperkt tot de dagelijkse mediabijdragen met ooggetuigenverslagen en analyses.

Sinds de massale Russische inval op 24 februari vorig jaar is dit conflict prominent aanwezig in het collectieve bewustzijn. We willen onze verontwaardiging uiten, steun aan de Oekraïners betuigen en de gebeurtenissen en ontwikkelingen begrijpen door ze in een vertrouwd kader te plaatsen. Daarvoor ligt een beroep op ons historisch bewustzijn voor de hand. Het beeld van Russen als agressor kennen we uit de Koude Oorlog, een periode waarin de Sovjets met hun imperialistische optreden niet alleen Oost-Europa overheersten, maar tevens als serieuze bedreiging voor het Westen golden.
Toch dient vooral een ander historisch conflict bijna onvermijdelijk als referentiekader: de Tweede Wereldoorlog. Het is een tendens die over de hele wereld zichtbaar is.

Bij een demonstratie tegen de oorlog draagt een deelnemer een geprinte meme mee. Bron: Alisdare Hickson op Wikimedia Commons (CC BY-SA 2.0)

Parallellen

Al snel na aanvang van de invasie werden op social media tal van tekeningen, memes en collages geplaatst die Poetin gelijkstelden aan Hitler (en tevens dienden om zijn beschuldiging dat Oekraïne een nazistaat was te ontkrachten). Ook in Nederland werd en wordt volop verwezen naar mogelijke parallellen en associaties met WO II; in onze herinneringscultuur zijn de ervaringen van de Tweede Wereldoorlog immers dominant.

Onderzoek bij het opiniepanel van EenVandaag voorafgaand aan de herdenking en viering van 4 en 5 mei vorig jaar, dus nauwelijks twee maanden na de Russische inval, liet zien dat bijna de helft van de respondenten de vrede en vrijheid in Nederland meer waardeerde vanwege de oorlog in Oekraïne. Die maakte immers duidelijk “dat een Europees land ook anno 2022 naar de afgrond kan worden gebombardeerd”. Het wekt dan ook geen verbazing dat 31 procent van de respondenten aangaf tijdens de Dodenherdenking juist aan slachtoffers van de oorlog in Oekraïne te zullen denken. Het was immers hun situatie, aldus Trouw, die “ons zoveel aan de Tweede Wereldoorlog doet denken”.

Zelensky-bezoek

De link die zo vanuit Dodenherdenking en Bevrijdingsdag werd gelegd met Oekraïne kon overigens niet op ieders instemming rekenen. “Oekraïne heeft hier niks mee te maken, dit gaat over 1940-1945”, schreef iemand uit het EenVandaag-opiniepanel, en onderstreepte daarmee zowel het verschil in plaats als in tijd. Een jaar later weerklonk een soortgelijk argument toen de BBB bezwaar maakte tegen het bezoek van de Oekraïense president Zelensky aan Nederland op 4 mei; weliswaar niet om acht uur ’s avonds, maar wel op het moment waarop het parlement de Nederlandse doden uit de Tweede Wereldoorlog herdacht.

Het leek er echter op dat dit bezwaar niet door een meerderheid werd gedeeld. Kenmerkender voor de opstelling van veel Nederlanders waren de veelvuldige verwijzingen naar de Oekraïne-oorlog tijdens de herdenkingstoespraken in de meidagen. Muziek onderstreepte die betrokkenheid. Zo kreeg het Oekraïense vluchtelingenkoor Soloveiko (Nachtegaal) een plek in het programma van de Dodenherdenking in Almelo. Bij de herdenking in het raadhuis van Aalsmeer klonk na het Wilhelmus ook het Oekraïense volkslied.

Ook op andere momenten schemerde de herinneringscultuur in vorm of inhoud door. Om aandacht te schenken aan de na één jaar nog voortdurende oorlog, werden eind februari van dit jaar op diverse plaatsen in Nederland bijeenkomsten georganiseerd. In Zwolle leidde een “avondwandeling in stilte” naar het plaatselijke oorlogsmonument; in onder meer Nijmegen en Lochem werden twee minuten stilte in acht genomen. In Vlaardingen werd eveneens teruggegrepen op de herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog met een stille tocht, waarna er bloemen werden gelegd bij het Geuzenmonument, genoemd naar de gelijknamige verzetsgroep. In afwijking van de reguliere stille tocht op 4 mei werden er door sommige Oekraïners en Nederlanders protestborden meegedragen. Dat gaf de Oekraïners een stem die verder reikte dan een ceremonieel aandeel.

Een kapotgeschoten T-72 tank bij het Bevrijdingsmuseum Groesbeek. Bron: 270862 op Flickr.com (CC BY-ND 2.0)

Russische tank

De Oekraïense ervaringen worden inmiddels ook vertolkt in Nederlandse oorlogsmusea en herinneringscentra. In maart trok het Vrijheidsmuseum in Groesbeek de aandacht door een zwaar beschadigde Russische tank, voormalig onderdeel van de invasiemacht, voor de deur te zetten. Het museum deed dit naar eigen zeggen als waarschuwing voor de dreiging die uitgaat van Poetins dictatoriale optreden en om discussie te stimuleren. Op 19 april werd in Kamp Amersfoort de overdracht van het kamp aan het Rode Kruis in 1945 herdacht. Nadat drie generaties nabestaanden van kampgevangenen over de invloed van de oorlog op hun leven hadden gesproken, kreeg de Oekraïense fotograaf Hanna Hrabarska het woord. Zij vertelde hoezeer ze overvallen was door de Russische inval – zoals Nederland op 10 mei 1940 eveneens was verrast.

Ook Nationaal Monument Kamp Vught geeft Oekraïners een stem, maar dan door beelden. Elf Oekraïense fotografen en één filmmaker tonen in de fototentoonstelling Het Pad Naar Vrijheid werk dat vooral ingaat op de voorgeschiedenis van de huidige oorlog. “Diep indrukwekkend”, concludeerde de Volkskrant, juist “op die historisch beladen plek”.

Bittere ervaringen

Wat opvalt is dat de verwijzingen die in deze context worden gemaakt naar de Tweede Wereldoorlog vooral gaan over de toenmalige ervaringen in Nederland. Dat mag vanzelfsprekend zijn vanuit Nederlands perspectief, maar gaat voorbij aan de bittere ervaringen van de Oekraïners zelf in WO II. Toch bestaat ook daar op bescheiden schaal aandacht voor. Dat bleek op 22 juni 2022, toen Oekraïense vluchtelingen zich verzamelden bij het Arnhemse oorlogsmonument Mens tegen Macht, om stil te staan bij het bombardement op Kyiv op 22 juni 1941 door de Luftwaffe, tijdens de Duitse inval in de Sovjet-Unie. In aanwezigheid van burgemeester Marcouch werd daarmee in ballingschap een traditie voortgezet die mogelijk enig houvast kon bieden. De actieve rol die de Oekraïense vluchtelingen in Arnhem pakten, is tot dusverre echter eerder uitzondering dan regel.

We kunnen vaststellen dat de kaders van het herdenken en herinneren vooral van Nederlandse zijde worden bepaald, en daarmee een automatisch vertrekpunt in de Nederlandse geschiedenis vinden. En we zien dat het koppelen van morele en actuele boodschappen aan de nationale oorlogservaringen – een steeds vertrouwder fenomeen, hoewel nog niet voor iedereen – het mogelijk maakt om op levendige wijze aandacht en betrokkenheid te mobiliseren voor oorlog en onrecht elders ter wereld. Dat stimuleert solidariteit, maar blijkt ook niet geheel onomstreden. Mij lijkt dat zich tussen een sec Nederlandse invulling van de oorlogsherdenking en -herinnering en een ruimere agency van Oekraïners een breed scala aan mogelijkheden bevindt. Zouden we bereid zijn om daar iets meer evenwicht in te brengen?

Over de auteur

 

Kees Ribbens

Kees Ribbens is senior onderzoeker bij het NIOD en hoogleraar Populaire historische cultuur & oorlog aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarnaast is hij redacteur van WO2 Onderzoek uitgelicht.


Foto boven aan artikel

De Oekraïense vlag op een molen in Hillegersberg, Rotterdam. Bron: Donald Trung Quoc Don op Wikimedia Commons (CC BY-SA 4.0)

 

 

Lesgeven over een complex conflict

In de eerste maanden na de inval in Oekraïne verschenen er tal van lesbrieven om docenten handvatten te geven om die plotselinge oorlog bespreekbaar te maken in de klas. Hoe praat je met leerlingen over zo’n ‘disruptieve gebeurtenis’? En welke informatie geef je ze over de oorzaken die eraan ten grondslag liggen? Jonathan Even-Zohar, oud-directeur van de Europese vereniging van geschiedenisdocenten EuroClio, onderzocht welke kenniskaders de verschillende lesbrieven aanreiken om het conflict in historisch perspectief te plaatsen.

“Papa, we moeten niet naar vakantie in Oekraïne. Daar is oorlog. Zeker nog 1000 jaar.” Uit het niets deed mijn dochter van 7 jaar deze duit in het zakje bij het bespreken van onze vakantieplannen. Het deed me beseffen hoezeer deze oorlog al ‘normaal’ geworden is. Hoe anders was dit eind februari 2022, toen we plots via liveverbindingen geconfronteerd werden met bombardementen, vluchtelingen, tanks, vliegtuigen en scheepskanonnen. Een disruptief moment, zo stelden de leermiddelenontwikkelaars van TerInfo, een project vanuit de Universiteit Utrecht.

Meerdere leermiddelenmakers brachten in de tien weken die volgden op de invasie van het Russische leger in Oekraïne lesbrieven uit die op de gebeurtenissen inhaakten. In dit stuk neem ik zeven lesbrieven onder de loep die werden ontwikkeld voor het voortgezet onderwijs (VO). Dit vanuit interesse voor de vraag hoe actuele conflicten kunnen worden besproken in de klas en in hoeverre historische kennis en inkadering daarbij behulpzaam of wenselijk zijn.

 

Titel Organisatie Toelichting lesbrieven VO-leerlingen





Oorlog in Oekraïne Amnesty Bedoeld om de oorlog bespreekbaar te maken, met nadruk op vluchtelingen.





Oekraïne & Rusland – de oorsprong en gevolgen van een complex conflict Atlantische Commissie Lesbrief voor docenten en leerlingen, met nadruk op historische en actuele achtergronden.





Borders and Self-determination: Crimea EuroClio Online bronnenverzameling, met name bedoeld voor docenten om werkvormen mee te ontwikkelen.





Informatie-oorlog / Stelling nemen / Wie is wie ProDemos Lesbrief over (1) de manier waarop informatie en feiten gemaakt, gedeeld en verspreid worden in de context van de oorlog, (2) debat voeren over Nederlands beleid en (3) achtergrondinformatie (tijdlijn, perspectieven en docentenhandleiding) over de verschillende actoren in dit conflict.





Lesbrief naar aanleiding van de Russische invasie in Oekraïne TerInfo Lesbrief voor docenten (inclusief kenniskader en pedagogische handvatten) om docenten en leerlingen direct na de inval van het Russische leger in staat te stellen om te gaan met het disruptieve moment.





Oorlog in Oekraïne, Westerse wereld eensgezind Uitgeverij Deviant; #Trending Lesbrief met werkblad, PowerPoint-presentatie en docentenhandleiding





Oorlog in Oekraïne Uitgeverij Neo; Methode M Onderdeel van een online lesmethode voor Mens & Maatschappijvakken

Oorzaken en aanleidingen

De zeven lesbrieven over de invasie van Oekraïne die ik onder de loep nam, vragen om te beginnen allemaal aandacht voor de leef- en gevoelswereld van de leerling. Ze stimuleren docenten om aandacht te besteden aan de menselijke, alledaagse aspecten van het conflict, zoals vluchten, het leven met tekorten en de omgang met desinformatie. De makers van de lesbrieven bieden docenten ook manieren (werkvormen, type vragen, etc.) om in de klas met gevoeligheden en emoties om te gaan.

Maar een oorlog moet ook verklaard worden, want waarom is deze uitgebroken? Deze vraag omvat tal van dimensies die te maken hebben met het verschil tussen oorzaken en aanleiding, en raakt aan veel verschillende zienswijzen en perspectieven. De lesbrieven bieden informatie hierover soms als achtergrond aan. Ook worden docenten met tijdlijnen, kenniskaders en extra bronnen geholpen om het conflict in historisch perspectief te plaatsen.

Ik bestudeerde de wijze waarop de verschillende lesbrieven historische (kennis)kaders inzetten. In mijn bespreking hieronder focus ik op drie aspecten daarbij: het instrument van de tijdlijn, het opvallende gebrek aan multiperspectiviteit en de nadruk op politiek-militaire dimensies.

Waar begint de tijdlijn?

De chronologische tijdlijn is misschien wel het meest voor de hand liggende instrument waarmee (historische) kennis aangereikt wordt. Maar klip en klaar is een tijdlijn niet bij voorbaat. Want welke gebeurtenissen zet je erop en welke niet? Is er sprake van één lijn of van meerdere lijnen naast elkaar? Wat voor details geef je bij een gebeurtenis? En in welke vorm presenteer je zo’n lijn? Wat vooral in het oog springt is het verschil in de lengtes van de tijdlijnen in de verschillende lesbrieven, en daarmee in de duiding van de oorzaken van en aanloop naar de invasie.

De lesbrief van TerInfo maakt geen gebruik van een fysieke tijdlijn, maar biedt wel historische context vanuit een chronologische insteek. Hij stelt vragen vanuit de actualiteit en beantwoordt sommige daarvan chronologisch. Op deze manier wordt een veelheid aan (chronologische) gegevens op een behapbare manier gepresenteerd. Het hoofdstuk ‘Historische context en duiding’ is met vier pagina’s tekst behoorlijk uitgebreid en gedetailleerd. Zo geeft dit hoofdstuk, vanuit de vraag naar Poetins redenen voor de invasie van Oekraïne, informatie over de extreemrechtse groepen die tegen pro-Russische separatisten vochten na de bezetting van de Krim in 2014. Ook wordt verwezen naar de onafhankelijkheid van Oekraïne als gevolg van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991. Met betrekking tot het schenden van internationaal recht verwijst deze lesbrief naar een aantal belangrijke verdragen als sleutelmomenten.1 De andere vragen en antwoorden gaan over de historische band tussen Oekraïne en Rusland en de directe aanleiding voor het conflict. De nadruk ligt met name op de moeizame relatie in de 20e eeuw2 en de politiek-militaire ontwikkelingen sinds 2008.3

De lesbrief van de Atlantische Commissie staat eveneens uitvoerig stil bij het verleden, maar wel in de vorm van een tijdlijn. Hij geeft als leerdoel mee dat leerlingen zullen leren over “het gedeelde verleden van Oekraïne & Rusland” en “de complexe relatie tussen Oekraïne & Rusland”. In vergelijking met de lesbrief van TerInfo geeft deze lesbrief een meer verfijnde uiteenzetting van de geschiedenis, vanaf het ontstaan van het Kievse Rijk tot aan de Sovjet-Unie. Hij staat stil bij de verschillende ontwikkelingen die het gebied wat betreft taal en religie over een langere periode verdeeld hebben. Ook geeft hij een inkijk in zienswijzen van Russische historici op de complexe historie in vergelijking met die van westerse historici.

De ‘Wie is wie’-lesbrief van ProDemos biedt een tijdlijn in de vorm van een tabel aan, maar deze begint pas in 1991. Hij spoort leerlingen aan kennis te nemen van de verschillende spelers en posities in het conflict. Deze lesbrief verwijst ook naar een vier minuten durend NOS-nieuwsitem uit januari 2022 over Poetins stellingname dat de NAVO te ver naar het Oosten is uitgebreid. Zowel in de lesbrief als in het filmpje is de historische inkadering beperkt tot de periode na 1991, met een sterke nadruk op de afgelopen vijftien à twintig jaar. De video schetst dat de uitbreiding van de NAVO door Rusland als bedreigend is ervaren, en benoemt ook het dieperliggende historische aspect dat Poetin telkens inbrengt: dat er geen sprake is van een Oekraïens volk, aangezien de Russische cultuur in Kiev zou zijn ontstaan. Ook de aanwezigheid van de Russische taal, cultuur en religie in Oekraïne wordt aangedragen als argument voor Poetins positie.

Screenshot uit de video van de NOS uit januari 2022 over Poetins positie dat de NAVO te ver naar het Oosten is uitgebreid. Bron: NOS

De geboden tijdlijn en de achtergrondvideo bieden samen een duidelijk beeld van oplopende geopolitieke spanningen. De tijdlijn geeft veel details over de politieke ontwikkelingen, door bijvoorbeeld het verloop van de Maidan-revolutie en de verschillende verkiezingen in Oekraïne met exacte data aan te bieden. De focus op de afgelopen vijftien à twintig jaar sluit goed aan bij de manier waarop er in de media over dit conflict gesproken wordt.

In 2022 hebben een aantal methodeontwikkelaars ook speciale opdrachten ontwikkeld met betrekking tot deze oorlog, en deze bieden eveneens historische kaders aan. Zo worden leerlingen in de keuzeopdracht ‘Oorlog in Oekraïne: de achtergrond’ van Methode M gevraagd om te kijken naar een zeer beknopte video over de geschiedenis van het communisme en de Sovjet-Unie. Voor een specifiek op Oekraïne gericht kader wordt opnieuw een beroep gedaan op de NOS én op Poetin, dit keer voor een acht minuten durend item over het wereldbeeld van Poetin. Dit item neemt de Koude Oorlog en de dreiging van een nucleaire wereldoorlog als vertrekpunt, om vervolgens in te zoomen op het leven van Poetin, zijn tijd als Sovjet-spion in de DDR en zijn visie op het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en haar militaire macht als een catastrofe. Het item geeft aan dat de uitbreiding van de NAVO en de Europese Unie, de installatie van raketsystemen nabij Rusland en de Europese steun en associatie met Oekraïne Poetin een doorn in het oog zijn.

De overige lesbrieven, zoals ‘Oorlog in Oekraïne’ van #Trending, focussen net als die van ProDemos op recente politieke ontwikkelingen die leidden tot het conflict.

Rusland versus het Westen

Een ander aspect dat opvalt bij het bestuderen van de lesbrieven, is dat de historische kaders die de lesbrieven aanbieden hoofdzakelijk een conflict tussen twee partijen schetsen: Rusland en het Westen. Een aantal lesbrieven biedt wel een beknopte achtergrond van de Oekraïens-Russische relatie, maar veelal in relatie tot het wereldbeeld van Poetin, en minder in relatie tot andere historische lijnen (zoals de Ottomaanse geschiedenis, of de Europese, of de Amerikaanse). Omdat de lesbrieven gemaakt zijn om snel in te haken op de actualiteit, ligt het behandelen van veel verschillende perspectieven natuurlijk ook niet voor de hand. De lesbrief van TerInfo biedt desondanks – als enige – een breder perspectief op het conflict door de aanval op Oekraïne te vergelijken met kolonialisme in Afrika, zoals ook de Keniaanse VN-ambassadeur Martin Kimani onlangs deed.

Wat ook opvalt is dat de meeste lesbrieven die de nadruk leggen op ‘Rusland versus het Westen’ geen verdieping bieden in het ‘westerse’ perspectief. Daar waar men aangeeft dat er in Rusland verschillende zienswijzen zijn op de oorlog (bijvoorbeeld Poetin, gewone Russen, het leger, etc.), en dat ook in Oekraïne het geval is (Maidan-demonstranten, Janoekovitsj, Zelensky, Russisch-sprekenden, de zogeheten volksrepublieken, etc.), blijft het Westen vaak als een moloch gepresenteerd worden. Door geen variëteit in perspectieven en stemmen aan de westerse zijde aan te brengen – denk aan het verschil tussen Oost- en West-Europa of tussen EU-lidstaten die in meer of mindere mate afhankelijk zijn van Russische gasleveranties – lijkt te worden meegegaan in de eenheid die het Westen wil voorwenden in dit conflict.

Een eveneens ontbrekend perspectief is dat waarbij gerefereerd wordt aan westerse invallen in andere landen, zoals je wel tegenkomt in de online comments onder bijvoorbeeld de YouTube-links naar de NOS-video’s of op Twitter. Hier verschijnen met enige regelmaat opmerkingen die aandacht vragen voor de recente westerse invallen in Afghanistan, Irak en Libië, of voor de wijze waarop het Westen Israël van steun voorziet. Het bespreekbaar maken van een perspectief waarbij de NAVO en westerse landen niet ‘automatisch’ de good guys zijn, zou leerlingen mogelijk kunnen helpen om een complexer beeld van de wereld te ontwikkelen. Tegelijk is het maken van versimpelde vergelijkingen natuurlijk ook een valkuil, en een ingewikkelde operatie voor docenten gezien de mogelijk emotionele lading.

Politieke en militaire focus

Bij het bespreken van een conflict is aandacht voor het gevecht aan de frontlinie(s) niet vreemd. Maar kijken de lesbrieven ook naar andere relevante contexten en ontwikkelingen? Een opvallende lesbrief in dit verband is die van Amnesty, die bijzondere aandacht vraagt voor de impact die oorlog heeft op het leven van kinderen en gezinnen. Deze focus wordt gebruikt om leerlingen bewuster te maken van de context met betrekking tot vluchtelingen, opvang, regelgeving en mensenrechten. Dit zet aan het denken: hadden de geboden historische kaders in andere lesbrieven ook niet meer kunnen doen dan ‘slechts’ politieke en militaire contexten bieden?

Het is zeer begrijpelijk dat veel lesbrieven kozen voor een bepaalde focus, omdat meer aspecten toevoegen ten koste zou gaan van de ‘behapbaarheid’ van het materiaal. Toch blijft de vraag hangen waarom geen van de lesbrieven aandacht gaf aan bijvoorbeeld de rol van energie en gas in dit conflict. Juist omdat het gasknooppunt van Groningen een belangrijke rol heeft gespeeld in de Russisch-Europese energiehandel, maar ook omdat Shell veel Russische velden en infrastructuren heeft ontwikkeld, zou een historisch kader hierover nut kunnen hebben. Ook cultuurhistorische aspecten zoals taal en religie komen niet aan bod.

Wat een aantal lesbrieven heel goed probeert te doen, is leerlingen zicht geven op vrede. Zo wordt veelvuldig verwezen naar een bijdrage van Clingendael-expert Bob Deen, die in een kort video-item bij de NOS toelicht hoe Nederland, als onderdeel van de EU en de NAVO, zoekt naar diplomatieke uitwegen, en ook aangeeft hoe verschillende diplomatieke platforms (zoals de OVSE) historisch ontwikkeld zijn.

De lesbrief van Amnesty met aandacht voor vluchtelingen en kinderen. Bron: Amnesty International

De actualiteit en de achteruitkijkspiegel

Het inbrengen van de actualiteit in het geschiedenisonderwijs is een vak op zich. Andersom geldt dit ook: hoeveel geschiedenis heb je nodig om de actualiteit te begrijpen?4

Aan de ene kant biedt de actualiteit een kans om, in het geval van een conflict, ‘geschiedenis in wording’ met leerlingen te bestuderen. Wat gebeurt er? Wat zien we? Wat weten we, en hoe menen we dat te weten? Hoe zal hier later op worden teruggekeken? Helpt het ons om conflicten in andere plaatsen en/of andere tijden te beschouwen? Het klaslokaal is de facto een publieke plek die niet in isolatie bestaat. Grote gebeurtenissen, zoals de oorlog in Oekraïne, kunnen er ruimte krijgen. Aan de andere kant lijkt het mij belangrijk dat aanbieders van lesbrieven bewust omgaan met de spaarzame tijd, energie en aandacht die docenten hebben om af te wijken van hun bestaande lesstof, curriculum en planning.

Op algemeen niveau zouden we ons kunnen afvragen of ons geschiedenisonderwijs de geopolitieke aspecten verder zou kunnen thematiseren. Kunnen we ons indenken dat we met betrekking tot de 20e en 21e eeuw het belang van de feitenkennis van de twee wereldoorlogen, de Koude Oorlog, de diverse verdragen, conferenties en akkoorden loslaten, en meer vanuit bredere vragen werken aan (historische en tegenwoordige) cases? Vragen waaraan ik dan bijvoorbeeld denk:

  • Hoe zijn nationale staten ontstaan en welke rol spelen de taal en het verhaal van een natie daarbij?
  • Hoe is de internationale rechtsorde tot stand gekomen en tegen welke problemen loopt deze aan bezien vanuit verschillende machtsblokken?
  • Welke rol speelt geschiedenis zelf in het denken (van politici, en andere mensen met macht) over de toekomst?
  • Hoe ontstaan verdeelde samenlevingen en in welke omstandigheden komt het tot geweld, oorlog en genocide?

Zulke vragen kunnen aan de hand van de actualiteit telkens opnieuw met andere casuïstiek worden behandeld.

Een school in Velyka Kostromka is op 8 augustus 2022 zwaar beschadigd door Russische artillerie. Bron: State Emergency Service of Ukraine op Wikimedia Commons (CC BY 4.0)

Bij de laatste vraag doemt ook een specifieke gedachte op in relatie tot Holocaust- en genocideonderwijs. Een duidelijk aspect van het huidige conflict is het etnische kader dat door Poetin ingebracht is als legitimering van het geweld. In Nederland gaat normaliter relatief veel aandacht uit naar begrip van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. Zou het niet interessant zijn om etnocentrische politiek, en de cultuur van (extreem) nationalisme en imperialisme die daarmee gepaard gaat, veel breder te bestuderen in het onderwijs? Leerlingen kunnen dan leren over de gevaren van etnische geweldspolitiek en deze kennis toepassen in diverse conflicten, zo ook ten aanzien van Poetins retoriek.

Er groeien nu duizenden Oekraïense kinderen en jongeren op in het Nederlandse onderwijs. Voorlopig gaan ze niet terug, en zo blijft de oorlog aanwezig in de klaslokalen. En dit is het geval voor meer conflicten waar kinderen en jongeren, direct of indirect, onderdeel van zijn. In het werken aan een vreedzame wereld zijn onze klaslokalen de radertjes.

Over de auteur

 

Jonathan Even-Zohar. Bron: Nike Liscaljet

Jonathan Even-Zohar is oud-directeur van EuroClio, European Association of History Educators en onderzoeker aan de Reinwardt Academie (Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten).


Meer lesmateriaal

De bronnencollectie die door EuroClio wordt aangeboden op het platform Historiana biedt tientallen (schriftelijke) bronnen, en daarmee een brede verscheidenheid aan perspectieven op de status van de Krim. Deze verzameling wordt aangeboden als een kans voor docenten en leerlingen om te oefenen met multiperspectiviteit, en minder als een noodzakelijke oefening om het huidige conflict te begrijpen.


Noten

1. Deze zijn: het VN-handvest van 1945, het Verdrag van Boedapest van 1994 en het Akkoord van Minsk van 5 september 2014.
2. Met nadruk op de Onafhankelijkheidsverklaring van Oekraïne in 1917, opname in de Sovjet-Unie en speciale status van de Krim, de taalpolitiek van Lenin en Stalins rol in het organiseren van de genocidale hongersnood ‘Holodomor’.
3.. De lesbrief beschrijft de afscheiding van Zuid-Ossetië en Abchazië van Georgië in 2008, en gaat dieper in op de Euromaidan-revolutie (2013-2014) en de inlijving van de Krim door Rusland. Het noemt de neergeschoten MH17 op 17 juli 2014 en vermeldt hier het specifieke aantal van 298 slachtoffers, onder wie 196 Nederlanders.
4. De lesbrief van TerInfo was zelf al voorzien van een enquête gericht op de docenten die de lesbrief zouden gebruiken. De makers van deze lesbrief slaagden er mede hierdoor in om in oktober 2022 een evaluatie te kunnen publiceren. In het vakblad Dimensies (oktober 2022) kwamen een aantal docenten aan het woord met betrekking tot het vraagstuk ‘kennis’. “23 respondenten vonden dat er belangrijke informatie of bepaalde perspectieven in de lesbrief ontbraken”, en “zeven respondenten misten belangrijke historische feiten en waren van mening dat de lesbrief een te eenzijdige lezing gaf van de geschiedenis”. Het onderzoek geeft aan dat dit aansluit op “eerder onderzoek waaruit bleek dat docenten bij disruptieve momenten behoefte hebben aan ingekaderde informatie (Wansink et al., 2021). Het blijkt effectief om bij een disruptief moment uit te zoomen en te kijken naar parallellen met de geschiedenis.”

Foto boven aan artikel

Een school in Serhiivka (in de Donetsk regio) werd op 30 juni 2023 door een Russische raket getroffen. Een leraar en accountant kwamen bij deze aanslag om het leven. Bron: National Police of Ukraine op Wikimedia Commons (CC BY 4.0)

“Zelfs na een nederlaag zal Poetins denken de Russen in z’n greep blijven houden”

Bijna een kwart eeuw is Vladimir Poetin nu aan de macht in Rusland. Na een ‘wild’ decennium, waarin menig burger onzekerder en armer was geworden, werd de voormalige KGB-officier op de laatste dag van het vorige millennium president van deze nucleaire supermacht. Exact 1156 weken later ontketende hij de grootste oorlog in Europa sinds de capitulatie van Hitler-Duitsland. In de tussenliggende 22 jaar tuigde Poetin stap voor stap een op het verleden geënte ideologie op om de Russen klaar te stomen voor de militaire invasie in Oekraïne. Voor het Kremlin waren geschiedenispolitiek (memory politics) en een eenduidige historische canon van ’s lands grootse imperiale verleden net zulke belangrijke investeringen als de gestaag groeiende uitgaven voor het militaire apparaat.

Hoeksteen in dit ideologische fundament is de kijk van Poetin op de geschiedenis van het (Sovjet-) Russische imperium en op de beslissende rol van Rusland in de Tweede Wereldoorlog. In de historische canon die sinds 1999 van staatswege is opgebouwd, draait nagenoeg alles om de heroïsche Russen die tussen 1941 en 1945 zo goed als alleen het fascisme versloegen. De bijdrage van andere Sovjetvolkeren zoals de Oekraïners en Belarussen, is allengs meer verdonkeremaand. Tekenend is ook de uitspraak die Poetins voormalige spindoctor Gleb Pavlovski ooit deed: “In het Kremlin staat de kalender altijd op 22 juni.” Op die dag vond in 1941 de voor de Sovjetleiding toch nog onverhoedse overval van de Wehrmacht plaats. Met verwijzingen naar die 22e juni wordt telkens geboodschapt dat ‘wij Russen nog steeds omringd worden door lafhartige vijanden’.

Duitse troepen lopen langs een Russische grenspaal op 22 juni 1941. Bron: WW2 Photo Archive op Wikimedia Commons (publiek domein)

Voor de helderheid: Poetins historiografie is niet alleen propaganda, maar dient ook repressieve doelen. Nuanceringen zijn namelijk uit den boze. Vergoelijking van het nazisme en ontkenning van het gecanoniseerde heldendom zijn zelfs strafbaar gesteld.

Illusies

Jarenlang dachten veel historici en politicologen dat Poetins straffe geschiedenispolitiek louter voor binnenlands gebruik was. Sinds 24 februari 2022 weten ze beter. Ruslandkundige en slaviste Jade McGlynn, verbonden aan het King’s College in Londen, kreeg het naar eigen zeggen door in 2020, vertelt ze in een telefonisch interview vanuit Engeland. Dat jaar schreef Poetin een lang historisch essay voor het Amerikaanse blad The National Interest.1 Hierin betoogde hij dat het Westen de Tweede Wereldoorlog had uitgelokt met het ‘München-verraad’ – het besluit van Groot-Brittannië en Frankrijk in 1938 om Tsjechoslowakije op te offeren aan Hitler-Duitsland. En dat Polen de eigen bezetting, ruim een jaar later, aan zichzelf had te wijten.

Nadat Poetin in 2021 een tweede essay publiceerde, dit keer over de duizendjarige culturele eenheid van Rusland, Oekraïne en Belarus2, week McGlynns laatste twijfel. In deze beschouwing poneerde de Russische president de stelling dat het huidige Oekraïne een fictie was en is. De soevereine identiteit van dat land was louter het resultaat van een eeuwenoud complot van het Westen tegen Rusland. Volgens Poetin liep er zelfs één doorlopende lijn van het Poolse nationalisme in de negentiende eeuw naar het Duitse nationaalsocialisme tussen 1933 en 1945, uitmondend in Amerikaans globalisme nu. Die gelijkschakeling van Hitler en het Westen kon maar één ding betekenen: oorlog was op til.

Jade McGlynn. Bron: www.jademcglynn.com

“Dat essay over de Tweede Wereldoorlog uit 2020 was meer dan propaganda en cynisme, al voorspelde ook ik toen de aanval op Kyiv nog niet. In dat eerste essay concludeert Poetin dat de westerse geallieerden Rusland in de steek lieten en de Sovjet-Unie wilden laten doodbloeden. In het essay uit 2021 was voor mij de kwintessens: voor wie had hij dit geschreven? Niet alleen voor Russen of westerlingen, maar ook voor de Oekraïners. Juist dat was alarmerend”, blikt McGlynn terug.

Excellente storytelling

Jade McGlynn kent Rusland goed. Ze woonde er tot 2015 en verbleef er tot het begin van de coronapandemie ongeveer drie maanden per jaar. Na de invasie op 24 februari 2022 begon ze met het schrijven van Russia’s War. In dat alom geprezen boek legt McGlynn uit hoe het Kremlin de burgers in Rusland het afgelopen decennium een historisch verhaal heeft voorgespiegeld waarin niet de veelvormige geschiedenis van Rusland centraal staat, maar het idee dat Rusland altijd het goede deed en doet omdat het de historisch-filosofische waarheid aan zijn kant heeft. Ze schetst hoe de Russen door “excellente storytelling” via de massamedia zo “overweldigd” zijn geraakt dat ze niet meer zelf naar de feiten zoeken, maar liever houvast zoeken bij “intuïtieve dingen” zoals nationale identiteit, historische parallellen tussen toen en nu en meer algemene emoties.

Poetin is daarbij subtiel te werk gegaan, volgens McGlynn. Hij dicteert zijn staatscanon niet. Hij is niet uit op “actieve mobilisatie” van de hele samenleving, maar slechts op “defensieve consolidatie”. Door zich de geschiedenis “toe te eigenen” kan iedere Rus in het geschiedverhaal van het Kremlin iets van zijn/haar gading vinden, of de burger nu etno-nationalist is of imperiaal denkt, tot de zwijgende meerderheid hoort dan wel kritischer naar de regering kijkt.

Terwijl ze schreef aan Russia’s War werkte McGlynn gelijktijdig aan een studie over de geschiedenispolitiek van het Kremlin. In Memory Makers: The Politics of the Past in Putin’s Russia, dat begin juni 2023 is verschenen, schetst ze hoe het regime zijn canon heeft opgebouwd en verspreid.

De twee boeken van Jade McGlynn. Bron: Bloomsbury en Polity Press

Onvoorspelbaar verleden

Politisering van de geschiedschrijving kent in Rusland een lange en soms ook dodelijke traditie. In de Sovjet-Unie was het retoucheren van het verleden om personen met terugwerkende kracht zwart te maken schering en inslag. Niet voor niets deed de sarcastische grap er de ronde dat “de Sovjet-Unie een land was met een onvoorspelbaar verleden”. Meent McGlynn dat de huidige politieke historiografie in deze Sovjettraditie staat?

“Zo extreem als tijdens Stalins showprocessen in de jaren dertig is het niet. Met het Brezjnevtijdperk zijn Poetins ‘memory politics’ wel te vergelijken. Maar ook dan is er een verschil. Brezjnev was eropuit om historische waarheden te verbergen voor de bevolking. Nu proberen de Russische autoriteiten de bevolking te laten geloven dat de vraag wat waarheid is geen absolute maar een politieke vraag is. Het Russisch kent twee woorden voor waarheid: ‘istina’ en ‘pravda’. Istina verwijst naar religieuze of spirituele waarheid. Pravda heeft de connotatie dat iets (moreel) juist is. Als het gaat om de ‘historische waarheid’ wordt niet istina maar het woord pravda gebruikt. Dat de vroegere minister van Onderwijs, Dmitri Medinski, in een discussie over een heroïsche oorlogsmythe zei dat legendes waarin de mensen zijn gaan geloven materieel waarheid worden, past in dit post-waarheidconcept.”

Waarom laat het Kremlin het niet bij deze verhalen? Waarom komt het ook met wetten om ‘geschiedvervalsing’ en ‘heldenontkenning’ strafbaar te stellen?
“Die wetten zijn er niet op gericht om iedereen te dwingen hetzelfde te denken, maar om de mensen die de Kremlinpolitiek uitdagen te kunnen aanpakken. Ze zijn bedoeld om een sfeer te scheppen rond een ‘heilige herinnering’ en vervolgens burgers in diskrediet te kunnen brengen als die bijvoorbeeld de oorlog tegen Oekraïne bekritiseren. Het gaat erom een atmosfeer te creëren van ‘waag het niet er zelfs maar over te denken om vragen te stellen’. Rusland is overigens niet het enige land waarin zo’n klimaat bestaat.”

Integendeel. In grote delen van de postindustriële wereld floreert geschiedenispolitiek. Denk aan de Brexit, het Make America Great Again van Trump en het Trianon-revanchisme in Hongarije dat de territoriale verliezen uit 1919 ongedaan wil maken.
“Het is niet louter een postindustrieel verschijnsel. In China en volgens mij ook in India is een vergelijkbare tendens waarneembaar. Geschiedenispolitiek manifesteert zich vooral in landen die hun oude, soms religieuze, ideologie kwijt zijn en daarom hun toekomst in het verleden zoeken. De geschiedenis geeft mensen de wortels die ze naar hun gevoel door de globalisering zijn kwijtgeraakt. Door de geschiedenis kunnen mensen zich weer vereenzelvigen met de natiestaat, kunnen ze zich weer verbonden voelen met de generaties uit het verleden. Zo wordt de geschiedenis ook persoonlijk. Veel Russen zeggen daarom: ‘Wie heeft jullie bevrijd van de nazi’s? Wij!’ Dat ook Amerikanen en anderen een bijdrage hebben geleverd, doet er niet toe. Het gaat erom dat Rusland nu niet mag worden bekritiseerd. Het gaat dus eigenlijk niet over geschiedenis, maar om identiteit.”

Oude Sovjetinstituties

Duitsland voelde zich na de Tweede Wereldoorlog gedwongen tot Wiedergutmachung en Vergangenheitsbewältigung. Ook in Spanje, eind jaren tachtig een lichtend voorbeeld voor de pleitbezorgers van glasnost en perestrojka in de Sovjet-Unie, kwam na Franco’s dood in 1975 uiteindelijk langzaam een maatschappelijk debat over zijn erfenis op gang. Waarom is dat in Rusland de afgelopen drie decennia mislukt?

“De kwestie is niet dat Rusland zich na de ondergang van het Sovjetrijk geen rekenschap heeft gegeven van zijn verleden. Dat is in meer imperiale landen niet gebeurd. De kwestie is dat er in het postcommunistische Rusland niet is afgerekend met de oude Sovjetinstituties, zoals bijvoorbeeld de geheime dienst. Heel snel in de jaren negentig zag je al een tendens om ook in de Goelag-kampen positieve elementen te zien. Schurken konden zo helden zijn.”

In de tijd van Stalin werd de werkelijkheid letterlijk gewijzigd. Op deze foto’s is Nikolai Yezhov weggehaald nadat hij in onmin viel bij Stalin en later is geëxecuteerd. Bron: Wikimedia Commons (publiek domein)

Een inmiddels verboden burgerinitiatief als het historisch genootschap Memorial, dat sinds de glasnost eind jaren tachtig talrijke archieven uit de Stalintijd wist te ontsluiten en de nabestaanden zo een deel van hun geschiedenis teruggaf, probeerde het debat over goed en kwaad in het verleden wel degelijk te voeden.

“Memorial deed ongelooflijk werk. Maar de meeste Russen wisten niet eens dat Memorial bestond. Russen waren bezig met hun eigen problemen. In het reine komen met het verleden was geen issue. Tegelijkertijd slaagden veel liberalen in Rusland die werden gesteund door het Westen er niet in om een gemeenschappelijke taal met de gewone Russen te vinden.”

Hoe zou u het Poetinregime typeren? Als een regime dat wraak wil nemen op de geschiedenis, zoals Italië en Duitsland in het interbellum?
“Ik hanteer de definitie van de Spaanse socioloog Juan Linz die fascisme definieert op grond van zijn mobilisatiekracht. Het Poetinregime kan je dan niet fascistisch noemen omdat het de samenleving niet weet te mobiliseren. Een Poolse wetenschapper heeft een mooie naam voor het Poetinsysteem die ik beter vind: archaïsme.”

Diep trauma

Kan de Russische maatschappij omgaan met een nederlaag in deze oorlog tegen Oekraïne?
“Nee. De samenleving is diep getraumatiseerd. Er zijn geen horizontale banden meer over, zoals die nog wel bestonden in de jaren tachtig. Er zijn wat grassroots organisaties, maar op zo’n laag niveau dat je niet van een basis voor een civil society kunt spreken.”

Ik pin u er niet op vast. Maar kan het zaaisel van twintig jaar Poetin nog twintig jaar bloeien?
“Ja. Voor het komende decennium verwacht ik geen verandering. Of het ook zo doorgaat in het Kremlin is minder voorspelbaar. Politici zijn cynischer. Dus als er een ander aan de macht komt, kan er iets veranderen. Maar in de samenleving is de geschiedenispolitiek een manier van denken geworden, ingebed in het dagelijks leven. Het is zeer moeilijk om zulke denkwijzen af te schudden.”

Over de auteur

 

Hubert Smeets. Foto: Olga Frantova

Hubert Smeets werkte als journalist voor De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad, onder meer als correspondent in Moskou en lid van de hoofdredactie. In 2015 verscheen zijn boek De wraak van Poetin.


Boeken van Jade McGlynn


Noten

1. Vladimir Putin, ‘The Real Lessons of the 75th Anniversary of World War II’, The National Interest, 18 juni 2020.
2. Vladimir Putin, ‘On the Historical Unity of Russians and Ukrainians’, Kremlin, 12 juli 2021.


Foto boven aan artikel

Sovjet-troepen in Berlijn, 1945. Bron: Wikimedia Commons (publiek domein)

Oekraïne: de oorlog toen en nu

Jaargang 12, nummer 3, augustus 2023

Hoe werpt de oorlog in Oekraïne nieuw licht op de traumatische gebeurtenissen van de twintigste eeuw? In deze WO2 Onderzoek uitgelicht onderzoeken we de dynamiek tussen de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog en de huidige oorlog.

‘Mijn opa is tot op de dag van vandaag vermist’

2023 is uitgeroepen tot themajaar ‘Leven met oorlog’, waarin de impact van oorlog op mensen, families en samenleving centraal staat. In het kader daarvan nemen we in elke editie van WO2 Onderzoek uitgelicht een persoonlijk verhaal op van iemand die werkzaam is in een oorlogsmuseum, herinneringscentrum of andere organisatie die gelieerd is aan oorlog. Welke rol speelt hun eigen achtergrond in hun werk? Dit keer Brita Röhl, voorzitter van de Stichting Herdenking April-meistakingen 1943, die zich inzet voor het herdenken van de landelijke staking tegen de gedwongen arbeidsinzet.

Hoe bent u bij de Stichting Herdenking April-meistakingen 1943 betrokken geraakt?
“Mijn grootvader Frits Loep was ingenieur bij machinefabriek Stork & Co in Hengelo. Daar begonnen in 1943 de stakingen, toen de mannen het werk neerlegden uit protest tegen een oproep voor de Arbeitseinsatz. Naar aanleiding van de stakingen is mijn opa in de fabriek opgepakt, verhoord en uiteindelijk op 4 mei afgevoerd richting het bos van Twickel, waar hij is gefusilleerd. Zijn lichaam is nooit meer gevonden. Tot op de dag van vandaag is hij vermist.

Het verhaal van deze stakingen is altijd onderbelicht geweest, hoewel het een belangrijke, landelijke opstand tegen de bezetter was. Van Groningen tot Eindhoven stopten mensen met werken, in de fabrieken, in de mijnen. Het verliep heel vredelievend: machines uit, jas aan en naar huis. Maar het was een duidelijk signaal: de maat is vol.

Toen de stakingen 75 jaar later herdacht werden, in 2018, merkte ik dat het verhaal eindelijk een beetje begon te leven. Dat was voor mij de aanleiding om in actie te komen, ik wilde deze geschiedenis niet weer in de vergetelheid laten raken. In 2019 hebben we de stichting opgericht, met onder anderen historicus Hans Morssinkhof en Gijs Stork, de kleinzoon van Frans Stork. Frans Stork zat tijdens de stakingen in de directie van Stork en was bevriend met mijn opa. Het is erg bijzonder dat wij ons als kleinkinderen nu kunnen inzetten om dit verhaal levend te houden.”

Bakkers in Vriezenveen vergaderen op 30 april of ze mee doen aan de staking. Ze besluiten om te gaan staken. Bron: Beeldbank WO2 – NIOD

Hoe leefde het verhaal over uw opa in de familie?
“Er werd weinig over hem gesproken, maar ik herinner me wel dat de periode april-mei altijd zwaarbeladen was bij ons thuis. Pas naarmate ik ouder werd, begreep ik waar die spanning vandaan kwam. De verdwijning van haar vader heeft ontzettend veel impact gehad op mijn moeder, maar de mores was: je praat er niet meer over, schouders eronder en opbouwen.

Omdat mijn opa nog altijd vermist is, kon mijn moeder het verlies nooit echt verwerken. Dat heeft haar tot allerlei zoekpogingen gebracht, die nooit ergens toe hebben geleid. Mijn moeder leeft niet meer, maar ik zet het zoeken voort. Er kan technisch inmiddels veel meer dan toen, hoewel veel mensen die er iets over zouden kunnen vertellen niet meer leven. Ik weet dat het vijf over twaalf is.

Ik heb me een beeld van mijn opa kunnen vormen door met mensen te spreken die hem hebben gekend. Dat is heel waardevol voor mij. Hij moet een aimabele man zijn geweest, sociaal, rustig. Een mensenmens, zouden we nu zeggen.”

Brita Röhl. Bron: Brita Röhl

Wat drijft u om u te blijven inzetten voor de stichting?
“Zoals de geschiedenis van de staking ons gevormd heeft, zo geldt dat ook voor ontzettend veel andere families. Wij willen een platform zijn waar nabestaanden hun verhalen kunnen delen. Daarnaast is het een eerbetoon aan de slachtoffers en vermisten: we krijgen ze niet terug, maar we kunnen wel zorgen dat ze erkenning krijgen voor wat ze hebben gedaan en waar ze voor hebben gestaan. Laten we er in godsnaam wat van leren.”

Waar denkt u aan bij ‘Leven met oorlog’?
“Het is niet zo dat de oorlog meespeelt bij iedere stap die ik neem, bij mijn moeder was dat ook niet zo. Maar de ervaringen kruipen wel onder de huid en vormen je karakter: je vertrouwen in mensen, je zelfbeeld. Dat werkt generaties lang door.

Daarnaast denk ik aan Oekraïne, waar weer een hele generatie getraumatiseerd raakt. Hoeveel gezinnen moeten er verder zonder vaders en broers, zonder zicht op een toekomst? Hoe lang zal dat doorwerken?”

Staken op leven en dood van Erik Dijkstra en Hans Morssinkhof. Bron: Meulenhoff

Dit themanummer gaat over nieuwe initiatieven bij het herdenken. Wat is uw visie op herdenken?
“Hoe breder je aanpak, hoe beter. Voor de 80-jarige herdenking van de stakingen dit jaar is de stichting betrokken bij ontzettend veel initiatieven in verschillende vormen. Zo maakt BNNVARA een driedelige documentaire, is er het theaterstuk De vergeten Twentse Lente met actrice Johanna ter Steege, komt er in Hengelo een expositie en een film gemaakt door kinderen, komt er een educatieprogramma op scholen en verschijnt er een boek van Erik Dijkstra en Hans Morssinkhof. Die spreiding vind ik belangrijk: de een kijkt een documentaire drie keer terug, de ander neemt zijn kinderen mee naar een toneelstuk. Bij het herdenken is diversiteit in aanbod je kracht.”

Over de auteur

 

Djuna Kramer

Djuna Kramer is cultuurjournalist en schrijft voor onder meer de Volkskrant, Het Parool, AD en de Theaterkrant. Ook maakt ze audioproducties, zoals de Vrij Nederland-podcast Nu het nog kan – waarin kleinkinderen hun grootouders interviewen over de Tweede Wereldoorlog en de documentaire De laatste woorden van Anton Mussert voor Docs (NTR/VPRO).


Foto boven aan pagina

Oproep om te gaan staken. Bron: Beeldbank WO2 – NIOD

“Antisemitisme is een bedreiging voor de Nederlandse identiteit”

Bart Wallet en Eddo Verdoner bekleden allebei sinds 2021 een nie uwe functie. Bart Wallet is benoemd tot hoogleraar Joodse Studies aan de Universiteit van Amsterdam. Eddo Verdoner trad aan als Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding. Beiden proberen bij te dragen aan een sterk en veerkrachtig Joods Nederland; de een vanuit de universiteit en de ander vanuit politiek Den Haag. Lucia Hoenselaars van ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum ging met hen in gesprek over het belang van onderzoek voor het welzijn van de Joodse gemeenschap en de bestrijding van antisemitisme.

Ik tref Bart Wallet en Eddo Verdoner in een hoekkamer op driehoog in het P.C. Hoofthuis, met rondom ramen die uitkijken op het centrum van Amsterdam. Het gebouw met de vele ramen en glazen tussenwanden werd ontworpen in de jaren zeventig, vanuit de gedachte dat de universiteit transparant moest zijn naar de buitenwereld en dus verbonden met de maatschappij, zo vertelt Wallet terwijl we kennismaken. Tussen ons in ligt de Onderzoeksagenda voor Joods Nederland, die ARQ Kenniscentrum Oorlog, Vervolging en Geweld in oktober 2021 samen met JMW Joods Welzijn heeft samengesteld.

Hoe zien jullie de verhouding tussen onderzoek en het welzijn van de Joodse gemeenschap?
Wallet: “Ook al ben je nog zo’n kleine gemeenschap, uiteindelijk kan onderzoek echt helpen om tot beter beleid te komen. Je ziet dat sinds de Tweede Wereldoorlog organisaties als JMW, maar in toenemende mate ook kerkgenootschappen, steeds meer zijn gaan varen op wetenschappelijk onderzoek, vanuit het idee dat er feiten en gegevens nodig zijn om goed beleid te kunnen maken.”

Verdoner: “Ik vind het belangrijk dat er onderzoek gedaan wordt naar de wonden die er tijdens de oorlog geslagen zijn, omdat die tot op de dag van vandaag gevoeld worden. De effecten van de oorlog zijn heel complex en werken vaak ook meerdere generaties door. Veel van de problemen en de manieren waarop mensen naar de samenleving kijken, komen voort uit wat toen heeft plaatsgevonden, en daarom is het van belang dat te blijven onderzoeken.”

Eddo Verdoner. Foto: Sem van der Wal / ANP

In hoeverre zien jullie dat de Tweede Wereldoorlog een rol speelt in de Joodse identiteit? Ook voor jonge Joden?
Wallet: “De Tweede Wereldoorlog en de herinneringscultuur daaromheen is echt een van de weinige punten waarop de enorm diverse groep Joden in Nederland elkaar vindt. De Joodse gemeenschap is over allerlei thema’s tot op het bot verdeeld, maar dit deelt iedereen. Die gedeelde herinnering is niet alleen belangrijk voor de persoonlijke identiteit, maar ook voor de gemeenschap als geheel.”

Verdoner: “Als er een dreiging van buitenaf is, dan verenigt dat mensen. Maar het is ook niet alléén de oorlog die Joden vandaag de dag bindt. De Joodse gemeenschap in Nederland leeft, groeit en bloeit en het is van belang om het hele Joodse leven te zien, niet alleen de dreigingen. Dus het zou verkeerd zijn om te denken dat het louter de oorlog is die Joden in Nederland samenbindt.”

Wallet: “Maar liefst 80% van de Nederlandse Joden is niet meer ingebed in de georganiseerde Joodse gemeenschap, maar dat betekent niet dat ze niets met hun Joodse identiteit doen. Bij onze studenten zie ik dat ze bewust zoeken naar andere aspecten van de Joodse cultuur en in die zin ook hun Joodse identiteit aan het verbreden zijn. Een van de manieren is door heel veel met Joodse geschiedenis en het eigen familieverleden bezig te zijn. Je ziet dat de academische benadering van Jodendom of Joodse studies een hele sterke identiteitsvormende kracht is voor een flinke groep mensen in Nederland.”

Wat is ervoor nodig om het onderzoeksveld en de Joodse gemeenschap elkaar beter te laten vinden in de toekomst?
Wallet: “In andere landen, bijvoorbeeld in Israël en Angelsaksische landen, zie je dat de Joodse gemeenschap vrij makkelijk naar de universiteit stapt met de vraag om onderzoek te doen naar bepaalde thema’s. In de Nederlandse context is dat veel lastiger. We weten elkaar niet altijd goed te vinden. Wij als academici hebben niet altijd helemaal scherp in het vizier wat voor de gemeenschap belangrijk is, en omgekeerd geldt dat denk ik ook.

Bijeenkomsten zoals de presentatie van de onderzoeksagenda in het Joods Historisch Museum die in oktober 2021 plaatsvond, zijn denk ik heel goed. Omdat we dan goed naar elkaar leren luisteren. Uiteindelijk wil je een win-winsituatie: dat iets academisch uitdagend is, maar ook echt de gemeenschap dient. Ik denk dat daar nog wel winst te behalen valt.”

Is het nodig dat de bredere Nederlandse bevolking meer kennisneemt van de rijkdom van de Joodse cultuur?
Verdoner: “Onbekend maakt onbemind. Je moet elkaar als een gelijke beschouwen, elkaar respecteren, en daarvoor is het van belang om te weten wat de culturele gebruiken zijn. Joods leven is al meer dan duizend jaar in Nederland, en de Joodse feestdagen zouden net zo normaal moeten zijn als bijvoorbeeld Kerstmis.

Wat dus belangrijk is in de bestrijding van antisemitisme, is dat Joden in Nederland zichtbaarder worden en de cultuur uitdragen. Het is zodanig belangrijk dat de Europese strategie tegen antisemitisme een apart onderdeel kent: fostering Jewish life.”

Hoe verschilt hedendaags antisemitisme van dat in eerdere eeuwen? Komen antisemitische uitingen zoals we die vandaag de dag zien voort uit een overtuiging, of uit een gebrek aan historisch bewustzijn?
Verdoner: “Antisemitisme is er altijd geweest, maar ik heb het idee dat het nu meer naar de oppervlakte komt. Met name door social media, maar ook door de polarisatie in de samenleving en de verharding van het politieke debat. Op die manier gaat het ook meer aan kracht winnen.

Antisemitisme kan uit allerlei hoeken komen, het kan bijvoorbeeld links, rechts, populistisch of religieus antisemitisme zijn. Waar het ook vandaan komt, antisemitisme is een manier om een groep aan je te binden door een gemeenschappelijk vijandbeeld te creëren.”

Wallet: “In sommige gevallen zal er sprake zijn van een gebrek aan historisch bewustzijn, maar er zijn mensen die heel goed weten wat er tijdens de Tweede Wereldoorlog is gebeurd en die antisemitisme bewust op een manipulatieve manier inzetten voor eigen politieke agenda’s. Daardoor raakt antisemitisme gepolitiseerd: het wordt een actiewapen in de politieke strijd. Er wordt niet bij stilgestaan dat het de Joodse gemeenschap schaadt.”

Bart Wallet bij de presentatie van zijn boek Sam en Henny: een eeuw orthodox-joodse familiegeschiedenis. Foto: Twitter Bart Wallet

“Daarom is het zo belangrijk dat we het thema antisemitisme depolitiseren. Dat het losgemaakt wordt van die politieke strijd. Of je nou links of rechts bent, welke politieke kleur je ook draagt: elk fatsoenlijk mens hoort hier afstand van te nemen.”

Verdoner: “Ze weten dat ze mensen kwetsen, maar de huidige aanjagers van antisemitisme doen het om aandacht te krijgen. Dat maakt het zo lastig: als je erop reageert krijgt het meer aandacht, en dat is precies wat ze willen, maar als je er niet op reageert, laat je langzaam die grens vervagen en dan tolereer je dat het steeds verder gaat. Waar stopt het dan?”

Wallet: “Joden horen bij de geschiedenis van Nederland en bij de Nederlandse samenleving sinds het moment dat Nederland als onafhankelijk land ontstond. Dat betekent dus dat als je Joden gaat uitsluiten van deze samenleving, je eigenlijk een stuk uit je eigen Nederlandse identiteit wegsnijdt en je tegen de Nederlandse samenleving keert. Antisemitisme is in die zin niet alleen een bedreiging voor de Joodse gemeenschap, maar voor de Nederlandse identiteit.”

Zien jullie ook psychosociale gevolgen van antisemitisme?
Verdoner: “Zeker. Op het moment dat er een incident plaatsvindt, zie je dat er bij maatschappelijke hulpdiensten en Joodse organisaties veel meer telefoontjes binnenkomen. Mensen worden van antisemitische incidenten heel onrustig, zeker als het ook over de oorlog gaat. Je ziet aan de andere kant ook de positieve emoties die naar boven komen als er iets goeds gebeurt, denk aan de opening van het Holocaust Namenmonument of de excuses van Rutte. Elke dag leeft het nog.”

Het Holocaust Namenmonument is in September 2021 onthuld. Foto: Martijn Beekman

Wallet: “Ik denk dat de bredere Nederlandse samenleving nauwelijks een idee heeft van de effecten van antisemitisme. Als je in de Joodse gemeenschap een feestje organiseert, is een van de standaard onderdelen daarvan dat je beveiliging moet regelen. Ook in het geval van een familiefeestje. Dat is niet normaal en ik denk dat als de gemiddelde Nederlander daarvan hoort, die dat niet voor mogelijk houdt. Maar dat is het effect van antisemitisme.”

Verdoner: “Mensen lopen ook niet zo vaak meer met een keppel op omdat ze bang zijn voor incidenten. Als dat allemaal achter gesloten deuren blijft, als je er niet gewoon op uit kan en iemand ziet die net zo is als jij, dan doet dat heel veel met je gevoel van identiteitsbeleving en de beleving van vrijheid. De gemeenschap moet zich vrij kunnen voelen om haar identiteit te beleven zonder dat ze moet denken aan de consequenties daarvan.”

De Onderzoeksagenda voor Joods Nederland die ARQ en JMW hebben opgesteld, is een oproep tot nieuw onderzoek. Wat is er volgens jullie nodig om die oproep om te zetten in actie?
Wallet: “Ik zou het mooi vinden als ieder thema in de onderzoeksagenda geadopteerd zou worden door een maatschappelijke organisatie, die vervolgens de samenwerking opzoekt met de academie. Dat sluit ook mooi aan bij de trend in de universiteiten om meer met maatschappelijke partners te werken. Op die manier laten we zien dat het onderzoek dat hier plaatsvindt, niet zomaar gedaan wordt omdat wij dat toevallig interessant vinden, maar een verbinding heeft met de maatschappij, met de bredere samenleving.”

Verdoner: “Het is ook goed om in dit soort samenwerkingen te reflecteren op het onderzoek dat is gedaan – de resultaten en de impact – en te kijken of er een vervolg aan moet worden gegeven. We worden te vaak geregeerd door wat er in de nieuwscyclus gebeurt. Als er een incident is, vindt iedereen dat er iets moet gebeuren, maar even later is de interesse weg. Terwijl die antisemitische incidenten een lange aanloop en een lange nasleep hebben. Onderzoek kan die blik verbreden, en daar moeten we aansluitend ook beleidsmatig vervolg aan zien te geven.”

Jullie hebben allebei sinds dit jaar een belangrijke, nieuwe functie. Wallet als nieuwe hoogleraar, en Verdoner als Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding. Wat hopen jullie te bereiken de komende jaren?
Wallet: “Ik vind het heel belangrijk om te laten zien dat Joodse studies en Joodse geschiedenis niet alleen maar over vroeger gaan. Dat de Joodse gemeenschap nog steeds bestaat en dat we dus ook moeten kijken naar Joods leven ná de Tweede Wereldoorlog.

De Joodse gemeenschap is gedecimeerd, absoluut, maar heeft ook een enorme kracht, vitaliteit en dynamiek waarmee Joods leven weer is opgebouwd. Dus ik wil ook heel graag laten zien hoe die naoorlogse gemeenschap betekenisvol aanwezig is in publieke debatten die in de samenleving spelen. Het publieke en politieke debat moet zijn beloop kunnen hebben, maar het moet wel goed geïnformeerd gebeuren. En daar hoort de inbreng van Joodse studies ook helemaal bij. Joodse studies is een van de lenzen die we nodig hebben om onze samenleving goed te kunnen begrijpen.”

Verdoner: “Ik vind het ook heel belangrijk om te laten zien dat Joden altijd een onderdeel zijn geweest van Nederland en dat de Joodse gemeenschap bij dit land hoort. Dat is de essentie van de bestrijding van antisemitisme. Mijn missie is om ervoor te zorgen dat het voor iedereen duidelijk is dat het normaal is om Joods te zijn, dat het normaal is om daar uiting aan te geven, en dat het een normaal en gelijkwaardig onderdeel is van de Nederlandse samenleving. Mijn uiteindelijke doel is dat niemand zich meer gehinderd zal voelen, of twee keer zal nadenken, voordat hij of zij op een bewuste manier open en bloot zijn Joodse identiteit beleeft.”

Dit artikel verscheen eerder in Impact Magazine (2021-4), een uitgave van ARQ Kenniscentrum Oorlog, Vervolging en Geweld.

Over de auteur

 

Lucia Hoenselaars

Lucia Hoenselaars is historicus en werkt als beleidsonderzoeker/adviseur bij ARQ Kenniscentrum Oorlog, Vervolging en Geweld, onderdeel van ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum. Ze is onder andere eindredacteur bij Impact Magazine, een tijdschrift over de psychosociale gevolgen van ingrijpende gebeurtenissen.


Foto boven aan artikel

De presentatie van de Onderzoeksagenda voor Joods Nederland in het Joods Historisch museum op 14 oktober 2021. Bron: YouTube Joods Historisch Museum

Het Joodse leven in Nederland: een overzicht van naoorlogse ontwikkelingen

Over het naoorlogse Joods-religieuze en Joods-culturele leven in Nederland is onder het bredere publiek maar weinig bekend. Volgens Asjer Waterman is het belangrijk om meer bekendheid over de breedte van de Joodse gemeenschap in Nederland te genereren, om foutieve veronderstellingen en vooroordelen te voorkomen. Met dit doel maakte hij een overzicht van onderzoek naar Joden en Joodse cultuur en religie in naoorlogs Nederland.

In de eerste jaren na de oorlog leefde onder Joden in Nederland sterk de overtuiging dat het Joodse leven hier een aflopende zaak was. Ze zouden emigreren naar Palestina of de Verenigde Staten, of assimileren in de Nederlandse samenleving. Tot het zover was, moest men er in Nederland het beste van maken.1 Dat het zover niet is gekomen moge duidelijk zijn. Anno 2022 is er in Nederland een levendige Joodse gemeenschap die in aantallen voorlopig niet lijkt te krimpen. Desalniettemin zijn niet-Joden in Nederland niet altijd bekend met het Joodse leven.

Velen denken bij het horen van het woord ‘Joden’ aan de Tweede Wereldoorlog of aan het Midden-Oostenconflict. Die associatie is zo sterk, dat zelfs binnen het veld van Holocausteducatie steeds luider de roep klinkt om Joden niet alleen binnen de context van de Holocaust te behandelen.2 Tegelijkertijd neemt de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog in de identiteit van Nederlandse Joden tot op de dag van vandaag in meer of mindere mate een belangrijke plaats in.

Herdenkingsdagen voor de Tweede Wereldoorlog zoals 4 mei en Jom Hasjoa zijn belangrijke momenten op de Joodse kalender en dragen sterk bij aan de gemeenschappelijke Joodse identiteit. Het is de herinnering aan de Shoah die Joden van verschillende achtergronden en verschillende religieuze of politieke huize, in veel gevallen dichter bij elkaar brengt.

Juist omdat de Joodse gemeenschap zich op dit gebied zo duidelijk gemeenschappelijk weet te profileren, is het van belang om daarnaast de veelkleurigheid van het Joodse leven te laten zien, zodat het beeld van Joden in Nederland niet gereduceerd wordt tot dit ene aspect van de Joodse gemeenschap. Wanneer jongeren kennismaken met Joden en met de Joodse cultuur, leidt dat veelal tot een diverser beeld van de Joodse gemeenschap en tot een afname van vooroordelen. Door het Joodse leven van voor de oorlog én het Joodse leven van vandaag de dag te bespreken, wordt het mogelijk om een breder beeld te vormen van wat Jodendom is.3

Dit artikel is een antwoord op die roep om Joden niet alleen binnen de context van de Holocaust te behandelen. Het biedt een kort overzicht van het naoorlogse Joodse leven in Nederland aan de hand van de meest recente historische, demografische en sociaal-culturele literatuur.

Focus op culturele eigenheid

Waar het zionisme voor de Tweede Wereldoorlog nog een impopulaire ideologie was, zorgden de ervaringen ten tijde van de Shoah ervoor dat dit gedachtegoed na de oorlog dominant werd binnen de Joodse gemeenschap. Het idee dat de Joden in Nederland zich het beste konden voorbereiden op emigratie naar Palestina, werd breed gedeeld. Toch bleek het idee dat het afgelopen zou zijn met het Joodse leven in Nederland na de oorlog al redelijk snel voorbarig.

Na de bevrijding verviel de Nederlandse samenleving snel weer in de structuren van de verzuiling van voor de oorlog. Ook de Joodse gemeenschap nam binnen die verzuilde samenleving opnieuw haar plek in als religieuze groep, en de traditionele Joodse kerkgenootschappen keerden terug op hun oude posities als vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap.

De rabbijn spreekt de priesterzegen uit over een kerkelijk meerderjarig geworden jongen in de Synagoge Tesjoengas Israel, Amsterdam. Reproductie. Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Juist de rabbijnen van deze traditionele Joodse gemeenschappen waren voor de oorlog sterk gekant geweest tegen het zionisme. Zij bleven dit standpunt ook na de oorlog uitdragen, omdat ze meenden dat de Nederlands-Joodse identiteit een bijzondere essentie had ten opzichte van andere Joodse gemeenschappen wereldwijd.

Deze insteek stond echter op gespannen voet met het steeds populairder wordende zionisme, dat Joden wereldwijd zag als onderdeel van een internationaal volk dat diende terug te keren naar zijn eigen land, hetgeen met de oprichting van de staat Israël in 1948 voor iedereen mogelijk werd. Terwijl de rabbijnen vooral bezig waren het vooroorlogse Nederlandse Jodendom zo goed en kwaad als het kon te herstellen, zocht de gemeenschap steeds verder aansluiting bij internationale ontwikkelingen in het Joodse leven, met het zionisme voorop.

Het idee van Joden als een internationaal volk met een eigen cultuur sloot ook nauw aan bij het idee van de multiculturele samenleving dat in de jaren zestig opkwam in Nederland. De dekolonisatie en het aantrekken van grote groepen gastarbeiders zorgden ervoor dat Nederland in korte tijd geconfronteerd werd met meerdere voor de samenleving tot dusver onbekende groepen mensen. Joden werden ook gezien als onderdeel van die multiculturele samenleving. Hierbij verschoof het prisma waardoor de samenleving naar de Joodse gemeenschap keek en kwam de nadruk te liggen op hun culturele eigenheid in plaats van hun religiositeit.

Die focus op cultuur in de bredere maatschappij had eveneens tot gevolg dat ook binnen de Joodse gemeenschap cultuur steeds vaker als een zelfstandige component van de Joodse identiteit werd gezien. Het idee dat je in plaats van religieus-Joods ook cultureel-Joods kan zijn en dat een dergelijke identiteit niet onderdoet voor een religieus-Joodse identiteit, kreeg in Nederland voet aan de grond. Zowel bij de traditionele organisaties en kerkgenootschappen als bij minder traditionele Joodse organisaties, leidde dit tot vele culturele initiatieven.

Groei aan Joodse stromingen

Om terug te gaan naar de sterke internationalisering van het Joodse leven: deze zorgde er eveneens voor dat er binnen het religieus-Joodse leven veel verschuivingen plaatsvonden. Voor de Tweede Wereldoorlog was meer dan 90% van de Joden in Nederland aangesloten bij het Asjkenazische (Hoogduitse) Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) of het Sefardische Portugees-Israëlitische Kerkgenootschap.

Na de oorlog groeide het liberale Jodendom – voor de oorlog nog een randverschijnsel in Nederland – onder invloed van ontwikkelingen in Angelsaksische landen uit tot een populair alternatief voor de traditionele orthodoxe gemeenten. Maar ook andere Joodse stromingen die in het buitenland ontstonden, kregen voet aan de grond in Nederland, zoals de nog veel vrijere reconstructionist en Jewish renewal-bewegingen, of de conservative/masorti– bewegingen die het midden houden tussen orthodox en liberaal.

Tegelijkertijd veranderde het orthodox-Joodse leven sterk; de chassidische Chabad-beweging won aan invloed in Nederland en het orthodoxe Jodendom van Oost-Europa kreeg meer invloed op het model van de West-Europese orthodoxie. Hiernaast vond ook de moderne orthodoxie een plek binnen het Nederlandse Jodendom.

Deze groei in diversiteit vond tegelijkertijd plaats met een hoge mate van individualisering in de bredere Nederlandse maatschappij. Dit had ook zijn weerslag op de identiteitsbeleving van Nederlandse Joden: een gemeenschappelijke structuur werd niet meer als noodzakelijk gezien. Demografische ontwikkelingen laten daarnaast zien dat de groep mensen met een Joodse vader en een niet-Joodse moeder groeide. Voor hen gold dat zij wel een Joodse identiteit hadden, maar in religieuze zin geen Joodse status.4

Het gevolg van dit alles? Waar men voor en vlak na de Tweede Wereldoorlog wellicht nog kon spreken over een meer algemene Joodse identiteit die door het overgrote deel van de Joden in Nederland gedeeld werd, is er vandaag de dag een veelheid aan Joodse stromingen en groepen – waarvan vele een onderdeel vormen van een internationale beweging.5

De Hakafot van de Sefardische Joden tijdens soekot in de Portugees-Israëlietische Synagoge in Amsterdam. Foto: Wikimedia commons

Demografische groei

Tegen alle verwachtingen van vlak na de Tweede Wereldoorlog in, is het Joodse leven in Nederland sinds 1945 in omvang toegenomen. En dat geldt in zekere mate ook voor de Joodse bevolking. Volgens het meest recente demografische onderzoek wonen er ruim 52.000 Joden in Nederland. Dat aantal is in de afgelopen jaren licht gestegen.

Bij dat cijfer moet wel een kanttekening worden geplaatst. Als men alleen de zogenaamde halachische Joden telt – het aantal mensen dat volgens de Joodse wet (halacha) als Joods wordt gezien omdat zij een Joodse moeder hebben – neemt het aantal Joden niet toe, maar is het sinds 1945 ongeveer gelijk gebleven. Wel sterk gegroeid is de groep met slechts één Joodse ouder, waaronder dus ook veel mensen met alleen een Joodse vader.6

Vanaf de jaren zeventig neemt ook het aantal Israëliërs in Nederland toe, tot ongeveer 10.000 vandaag de dag – wat betekent dat een op de vijf Joden in Nederland een Israëlische achtergrond heeft. Een derde ontwikkeling die van belang is om te noemen, is de mate waarin Joden in Nederland zijn aangesloten bij een Joods kerkgenootschap. Dat geldt slechts voor 20 procent van hen; heel wat minder dan in de vooroorlogse jaren het geval was.

Hoewel er dus meer diversiteit aan soorten Jodendom en meer Joden zijn in Nederland, beleeft het overgrote deel van de Joodse gemeenschap de Joodse identiteit in privékringen en niet binnen een georganiseerd Joods-Nederlands kader. Maar dat men niet is aangesloten bij een Joodse denominatie, betekent niet dat men geen binding meer heeft met het Jodendom. In veel gevallen betekent het alleen dat men die binding op een andere manier ervaart.

Die verschillende manieren van binding worden uitvoerig beschreven in recent demografisch onderzoek, waarin zes verschillende bindingsterreinen worden onderscheiden: 1) deelname aan religie en de daarbij horende feesten en gebruiken; 2) Joods-culturele belangstelling; 3) binding aan de Joodse gemeenschap; 4) verbondenheid met Israël; 5) binding via gevoeligheid voor antisemitisme en 6) binding via beleving van de Tweede Wereldoorlog.

In het algemeen kan worden gesteld dat vrijwel alle vormen van binding minder sterk gevoeld worden door de jongere generatie. Dat geldt in het bijzonder voor de verbondenheid met Israël en de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog, die juist voor de oudere generaties Joden in Nederland nog relatief sterke bindingsterreinen vormen.7 Iets dat de grote verschillen binnen de Joodse gemeenschap wel weet te overbruggen, is de herinnering aan de Shoah. Voor vrijwel alle herdenkingen geldt dat de Joodse gemeenschap hier eensgezind samenkomt, terwijl dat bij culturele of religieuze bijeenkomsten vaak onmogelijk lijkt.8

Familie van gemeenschappen

Het verschijnsel dat de jongere generaties minder binding ervaren op de verschillende onderscheiden terreinen, wordt ook wel aangeduid als een gevolg van de tijdgeest waarin individualisme en keuzevrijheid centraal staan. Men spreekt in dit verband ook wel van een verschuiving van thick culture naar thin culture. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan aspecten van het Joodse leven die dat Joodse leven kleur geven, zoals het vieren van feestdagen als Pesach of Jom Kipoer (Grote Verzoendag), maar die minder levensbepalend zijn dan bijvoorbeeld een ritueel als besnijdenis.9

De grote diversiteit die sinds enkele decennia zo bepalend is voor het Joodse leven in Nederland, maakt het moeilijk om te spreken van een Joodse gemeenschap. Liever spreekt men in de wetenschappelijke literatuur tegenwoordig over een familie van gemeenschappen. Een ‘familie van gemeenschappen’ wil zeggen dat er wel een relatie is tussen de Joodse gemeenschappen en dat die gemeenschappen bepaalde karakteristieken delen. De Amerikaanse hoogleraar Michael Satlow hanteert een model waarin de diversiteit aan gemeenschappen aan de hand van drie clusters van vragen (maps) gevat kan worden.10

Professor Bart Wallet laat zien dat dit idee van een familie van gemeenschappen ook opgaat voor de Nederlandse situatie van vandaag de dag. Ondanks de grote verschillen vormen een gedeelde canon aan teksten en een gedeelde rituele praktijk verbindende elementen.11 De manier waarop met die teksten wordt omgegaan en invulling wordt gegeven aan de rituelen verschilt sterk. Desalniettemin blijven het karakteristieken die alleen bij Joodse gemeenschappen voorkomen, waardoor wel degelijk gemeenschappelijkheid ontstaat.

Drie generaties van een Joodse familie lezen de Haggada op sederavond. Foto: Inna Reznik / Shutterstock

Bijzondere pluriformiteit

De Joodse gemeenschap heeft zich in de decennia na de oorlog ontwikkeld tot een gemeenschap waarin verschillende stromingen en ideologieën voet aan de grond hebben gekregen. Nederland lijkt daarmee de internationale ontwikkelingen te volgen, waarin landen met een grote Joodse bevolking zoals de Verenigde Staten een voortrekkersrol innemen.

Interessant is om te zien dat deze pluriformiteit van grotendeels religieus-Joodse stromingen in Nederland niet leidt tot een toename van mensen die zich met een religieuze stroming identificeren; het overgrote deel van de Nederlandse Joden is niet aangesloten bij een kerkgenootschap en demografisch onderzoek toont dat hun aantal alleen maar toeneemt. Dit in tegenstelling tot een land als de Verenigde Staten, waar de meerderheid van de Joden zich juist wel met een van de religieuze denominaties identificeert.12

Dit gegeven maakt, samen met de bijzondere plek die de herinnering aan de Shoah nog steeds inneemt in de identiteit van Nederlandse Joden, dat de Nederlandse situatie niet met buitenlandse voorbeelden te vergelijken is. Die eigenheid, en de pluriformiteit van het Joodse leven in Nederland die ik hierboven schetste, verdienen het om bredere bekendheid te krijgen in de Nederlandse samenleving.

Onderzoeksagenda

Ondanks de hier aangestipte wetenschappelijke kennis over de Joodse gemeenschap, is er nog veel ruimte voor nader onderzoek. Om die reden publiceerde JMW in samenwerking met ARQ Kenniscentrum Oorlog en Geweld in oktober 2021 de Onderzoeksagenda voor Joods Nederland. Daarin worden vijf onderzoeksthema’s beschreven die richting moeten geven aan het onderzoek naar hedendaags Joods leven in Nederland. Voor al dit soort onderzoek geldt dat het van belang is voor de Joodse gemeenschap, maar ook voor de Nederlandse samenleving in het algemeen.

Over de auteur

 

Asjer Waterman

Asjer Waterman studeerde in Amsterdam en Jeruzalem en volgt momenteel een opleiding aan het Levisson Instituut. Eerder publiceerde hij samen met Anna E. de Wilde over de naoorlogse geschiedenis van de bibliotheek Ets Haim-Livraria Montezinos. Hij werkt bij JMW waar hij betrokken is bij de onderzoeksagenda voor Joods Nederland.


Noten

1. Bart Wallet, ‘Tussen marge en centrum. Joden in naoorlogs Nederland’. In: H. Blom, D. Wertheim, H. Berg & B. Wallet (red.), Geschiedenis van de Joden in Nederland (Amsterdam, Boom, 2017). Zie ook: H. Berg & B. Wallet (red.), Wie niet weg is, is gezien: Joods Nederland na 1945 (Waanders, 2010), p. 419.

2. Zie bijvoorbeeld: Task Force for International Cooperation on Holocaust Education, Remembrance and Research, Lesgeven over de Holocaust: aanbevelingen voor docenten.

3. M. van der Heijden & L. de Wit, Effecten van het LJG-project leer je buren kennen (Amsterdam, 2014).

4. Het Jodendom wordt volgens de religieus-Joodse wetten doorgegeven door de moeder.

5. Zie noot 1.

6. Zie voor recent onderzoek naar kinderen uit een gemengd-Joodse relatie: B. Tanenbaum & R. Kooyman, Jewish feelings, Jewish practice? Children of Jewish intermarriage in the Netherlands (JDC International Centre for Community Development, 2014).

7. H. van Solinge & M. de Vries (red.), De joden in Nederland anno 2000. Demografisch profiel en binding aan het jodendom (Amsterdam, Aksant, 2001); H. van Solinge & C. van Praag, De Joden in Nederland anno 2009: continuïteit en verandering (Amsterdam, AMB, 2010). Zie voor onderzoek naar Israëliërs in Nederland: C. Kooyman & J. Almagor, De Israeli’s in Nederland. Een sociaal-demografisch onderzoek naar Israëli’s en ex-Israëli’s in Nederland (Amsterdam, JMW, 1995).

8. Bart Wallet, ‘Een familie van gemeenschappen. De dynamiek van joods Nederland in de naoorlogse periode’. In: Peter van Dam, James Kennedy & Friso Wielenga (red.), Achter de zuilen. Op zoek naar religie in naoorlogs Nederland (Amsterdam University Press, 2014), p. 135-154.

9. H. van Solinge & C. van Praag, De Joden in Nederland anno 2009: continuïteit en verandering (Amsterdam, AMB, 2010), p. 4-5.

10. Michael Satlow, ‘Defining Judaism: Accounting for ‘Religions’ in the Study of Religion’. Journal of the American Academy of Religion, vol. 74 nr. 4 (2006), p. 837-860. Zie ook: Michael Satlow, Creating Judaism: History, Tradition, and Practice (New York, Columbia University Press, 2006).

11. Zie noot 8.

12. Pew Research Center, Jewish Americans in 2020 (11 mei 2021).


Foto boven aan artikel

De Hakafot van de Sefardische Joden tijdens soekot in de Portugees-Israëlietische Synagoge in Amsterdam. Bron: Wikimedia Commons