‘Het lichaam heeft een eigen herinnering’

Portret van Dik de Boef (1940) door Arjen van Lil, onderzoeker bij ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum.

Een leven waarin de Tweede Wereldoorlog geen rol speelt: ‘Dat kan niet’, vertelt Dik de Boef. Dik was slechts drie jaar oud toen hij bedolven raakte onder het puin van zijn huis in Arnhem. Twee Amerikaanse vliegtuigbommen troffen op 22 februari 1944 het huis: één in de achtertuin, één aan de voorkant. Het was een vergissingsbombardement: ‘Ik was simpelweg op het verkeerde moment, op de verkeerde plek’, legt hij uit. ‘Dat is vanaf mijn geboorte al zo.’ Toen zijn moeder zwanger was maakte ze namelijk het bombardement van Rotterdam mee. De willekeurigheid van oorlogsgeweld trof Dik en zijn familie meerdere keren.

Dik de Boef © Rogier Fokke

Na het einde van de oorlog stond het perspectief op de toekomst gericht. Werk genoot de centrale aandacht. Dik volgde de koksopleiding, had verschillende banen, en studeerde in de voormalige Duits Democratische Republiek. Maar te midden van deze pogingen om het verleden te ontstijgen, trok de oorlog Dik regelmatig weer terug naar de grond. ‘Vanaf mijn achttiende kreeg ik steeds meer last van mijn rug. Artsen hoopten dit te verhelpen door te opereren, maar de pijn bleef.’ En zijn linker onderarm speelde steeds op: een stekende pijn die deed herinneren aan de deur die tijdens het bombardement door het ingestorte dak op zijn arm lag. ‘Ik was toen maar een kind, dus ik dacht dat ik geen last van de oorlog kon hebben gehad.’ Het was zijn vader die opmerkte dat deze klachten echter wel met de oorlog te maken konden hebben. En met een reden: de vader van Dik had in de jaren ’60 ook meerdere malen met een psychiater gepraat.

‘Daar heb ik nooit iets van geweten’, vertelt Dik. ‘Ik wist wel dat mijn ouders bij de Communistische Partij van Nederland lid waren, en dat mijn vader na de oorlog lange tijd niet werd gerechtigd tot een buitengewoon pensioen.’ Maar de oorlog in het hoofd, dat betrof een persoonlijke zaak. Uiteindelijk kwam Dik bij psychiater Jan Bastiaans terecht. Gedurende de therapie daar werd het hem voor het eerst duidelijk: ‘Het was altijd de oorlog van mijn ouders geweest. Nu werd het mijn oorlog.’

Na jaren therapie nam de pijn in zijn rug af en konden de herinneringen in de mentale ladekast worden opgeborgen. Goede en slechte herinneringen kregen hun plaats terug en Dik pakte zijn leven weer op en ging samenwonen met zijn partner Paul. Hij werd gevraagd om een bestuursfunctie van de Stichting Burgeroorlogsgetroffenen op zich te nemen. ‘Eerst heb ik deze afgewezen, maar later besefte ik dat mensen moeten weten wat een oorlog met een mens kan doen, en heb ik toegezegd.’ Het bleef hier niet bij: Stichting 1940-1945, Verenigd Verzet 1940-1945, het Centraal Orgaan Voormalig Verzet en Slachtoffers, het Internationaal Sachsenhausen Comité, gastlessen op scholen, Stichting 1WO2, en als laatste toevoeging: een plek in de ethische commissie voor de opening van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging.

Oorlog vormt de rode draad in het leven van Dik. Dat was altijd al zo, maar nu heeft hij de regie terug. Vrijwilligerswerk, bestuursfuncties, lessen en lezingen: ‘Zo wordt de oorlog nog meer van mij’, vertelt hij. ‘Lange tijd heb ik het gevoel gehad dat de verhalen van burgerslachtoffers er niet mochten zijn. Nu kan ik goed mijn verhaal doen, dat heeft wel even geduurd.’ Zijn eigen oorlogsverhaal machtig, zijn het juist de verhalen van anderen die hem nog het meest ontregelen. Op momenten speelt zijn linkerarm nog op. Bij de onthulling van het kindermonument in Kamp Vught bijvoorbeeld: ‘Dan komt het heel erg dichtbij. Dat is iets dat blijft: het lichaam heeft een eigen herinnering.’ Dik voegt toe: ‘En ik kan niet huilen of hard lachen. Dat heb ik nooit gekund.’ Fysieke affectie heeft hij nooit veel gekregen, zo blikt Dik nu terug. Dat speelde bij zijn moeder, alsook zijn vader. Als oudste van zes kinderen merkt hij op: ‘We zijn allemaal wel getekend door de oorlog.’

Maar ondanks deze rem op de uiting van zijn emoties, geniet Dik volop van het leven. Muziek, ballet, tentoonstellingen, lezen, reizen, en natuurlijk zijn inzet binnen het WO2-veld. Of hij inmiddels wel genoeg heeft bijgedragen? ‘Nee. Ik vind het nog steeds erg leuk. Hoe komen we samen verder? Hoe gaan we om met ons oorlogsverleden? Ik krijg er energie van’, aldus Dik op 82-jarige leeftijd.