WO2 ‘levend’ houden: de missing link

Column

door Jeroen van den Eijnde, leesduur 4 minuten

In 2025 zal het “grootste oorlogsarchief van Nederland” (3,8 strekkende kilometer!) formeel openbaar worden. Vanaf dat moment zal het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) ook – in fasen – via Oorlog voor de Rechter digitaal toegankelijk worden gemaakt voor een breed publiek. Dan kunnen we dus voortaan van alles (?) te weten komen over het ‘foute’ familieverleden van familie, vrienden en buren. Ik ben héél benieuwd.

Natuurlijk is het een geweldig initiatief, dat zowel particulieren als onderzoekers, onderzoeksinstellingen, musea en herinneringscentra veel gaat bieden. Toch zet dit ‘pioniersproject’ mij – met mijn zeer beperkte kennis van archief- en privacy-wetgeving – aan het denken. Hoe kan het dat ik binnenkort online al het mogelijke kan terugvinden over iedereen die in de periode na de bevrijding als ‘verdacht’ of ‘fout’ werd bestempeld, terwijl we nog steeds grote moeite moeten doen om vergelijkbare informatie over slachtoffers met het publiek te delen?  

Zicht op het archief en de database met gescande documenten van Arolsen Archives. Bron: Arolsen Archives 

Kampcartotheek 

In mijn werkpraktijk merk ik hoezeer het persoonlijke een belangrijke voorwaarde is om een connectie te krijgen en te houden met een verleden dat toch echt een wijkend perspectief kent. Met het verstrijken der jaren en het wegvallen van de eerste generatie oorlogsgetroffenen wordt er anders tegen de Tweede Wereldoorlog aan gekeken en krijgen we een ander, weidser, perspectief. Niet voor niets is in oorlogs- en verzetsmusea en herinneringscentra (maar ook in boeken, theaterproducties, podcasts enzovoort) in de afgelopen decennia het ‘persoonlijke verhaal’ sterk op de voorgrond komen te staan.  

Bij Nationaal Monument Kamp Vught bedachten wij daarom dat het geweldig zou zijn om in onze nieuwe vaste presentatie, eind 2019 geopend, een plek in te richten waar je met wat basisinformatie over jezelf (bijvoorbeeld leeftijd en provincie van herkomst) gekoppeld wordt aan een gevangene uit Kamp Vught. In het SS-concentratiekamp werd nauwkeurig bijgehouden wie wanneer arriveerde en ook wanneer iemand het kamp weer verliet. Deze kampcartotheek met tegen de 28.000 kaarten is bewaard gebleven en vormt een ongelooflijke bron die wij graag zouden gebruiken om het verhaal van Kamp Vught dichter bij de bezoekers van vandaag te brengen. Hierbij zouden we dan de authentieke kampkaart van de aan jou gekoppelde persoon tonen. De ‘match’ die zo ontstaat brengt je heel dicht bij iemand die 80 jaar geleden, in totaal andere omstandigheden dan jij nu, op dezelfde plek rondliep. 

Een geweldig plan, dat vooralsnog stukliep op onoverkomelijke beperkingen die blijkbaar aan het openbaar maken van archiefstukken worden gesteld. Waarom precies dit niet kan, is mij nog altijd niet duidelijk. Veel verder dan dat je moet aantonen dat iemand overleden is, kom ik niet. En dat terwijl op de website van de bij onze oosterburen in Bad Arolsen opererende Arolsen Archives met een paar muisklikken allerlei documentatie en detailinformatie over vrijwel alle Kamp-Vught-gevangenen te vinden is. Voor deze online database is onder meer gebruikgemaakt van documenten en kaarten uit het oorlogsarchief van het Nederlandse Rode Kruis (1,3 kilometer materiaal). In Nederland is dit materiaal niet openbaar raadpleegbaar, maar met enkele muisklikken krijgen we het toch zó op ons scherm. 

Snapt u het nog?

Digitale kaartenbak in Nationaal Monument Kamp Vught. Bron: DigiDaan / Nationaal Monument Kamp Vught

Privacyvragen 

Een kleine rondgang langs collega’s in het WO2-veld en bij een archiefinstelling leert mij dat dit gevoel van gemiste kansen en tegenstrijdige uitvoering waar het gaat om openbaarmaking van persoonsgebonden documentatie en informatie uit de Tweede Wereldoorlog niet alleen bij mij leeft. 

Natuurlijk moet zorgvuldig worden omgegaan met privacygevoelige informatie. Maar moeten bevolkingsregisters van voor 1940 (!) echt offline worden gehaald omdat je daarin kunt lezen of iemand katholiek, protestant of joods is? Op hoeveel andere plekken (denk aan Joods Monument, straks ook in CABR-online?) is die informatie gewoon online te vinden? En wat kan iemand met deze informatie nu werkelijk doen in het heden? Hoe wordt een en ander nu verder geborgd binnen het CABR-project? Wat heeft de voor dat traject gevoerde dialoog met nabestaanden opgeleverd? En is er al wel eens zo’n dialoog gevoerd met nabestaanden van de slachtoffers?  

Ofwel: hoe verhoudt de op allerlei plaatsen wél openbaar beschikbaar gestelde informatie over personen – denk naast het eerdergenoemde Joods Monument ook aan bijvoorbeeld Oorlogsbronnen – zich tot de beperkingen die men nu hanteert voor veel oorlogsarchieven? Een belangrijke voorwaarde voor openbaarmaking is dat de betrokkene met zekerheid moet zijn overleden of zelf toestemming heeft gegeven. Hoe is dat geregeld bij het CABR-archief? En kan niet op dezelfde manier een check worden gedaan op veel materiaal dat nu in oorlogsarchieven zit over slachtoffers?

Talrijke documenten van ontheemden. Bron: Cornelis Gollhardt / Arolsen Archives

Hiaat 

Onlangs werd bekend dat in het concept voor een nieuw Archiefbesluit is opgenomen dat kopieën van documenten die persoonsgegevens bevatten mogen worden verstrekt als het verzoek betrekking heeft op onderzoek naar genocide, misdrijven tegen de menselijkheid of oorlogsmisdrijven die gedurende de Tweede Wereldoorlog heeft of hebben plaatsgevonden. Ik begrijp dat hiermee een hiaat wordt gerepareerd waar veel onderzoekers al jarenlang tegenaanlopen. Maar ik maak hieruit nog niet op dat dit materiaal ook mag worden gebruikt om de jaarlijks honderdduizenden bezoekers van onze musea en herinneringscentra te informeren en vooral ook te raken. 

Terwijl: willen we immers niet allemaal dat de Tweede Wereldoorlog ons blijft motiveren, inspireren, laat leren én ons bewust maakt in het heden!? Het is aan de gezamenlijke Platform WO2-instellingen om in gesprek te gaan over de mogelijke impact van de openbaarmaking. 

Over de auteur

Jeroen van den Eijnde. Bron: Jeroen van Zandvoort

Jeroen van den Eijnde is directeur bij Nationaal Monument Kamp Vught.

 

 

 


Foto boven aan artikel

Mobile met portretten van kinderen die in de zomer van 1943 werden gedeporteerd van Kamp Vught naar Sobibor, vaste expositie Nationaal Monument Kamp Vught. Bron: Jan van de Ven / Nationaal Monument Kamp Vught