”There’s no business like Shoah business.” Dat mompelde een collega eens terwijl we een opname bekeken van een Russisch kunstschaatsoptreden waarin de schaatsers gekleed waren in de beruchte gestreepte pakken die gevangenen in concentratiekampen moesten dragen tijdens de Tweede Wereldoorlog, inclusief gele Jodensterren.
Het kijken riep een ongemakkelijk gevoel bij ons op. En vooral veel vragen. Wat had de makers bewogen? Wat hadden ze hierbij te winnen? Mócht dit eigenlijk wel gemaakt worden? Het zijn vragen die ook in meer algemene zin spelen rond de onderwerpen ‘Holokitsch’ en ‘Holocaust-industrie’. In deze editie van WO2 Onderzoek uitgelicht gaan we dieper in op deze thematiek.
Het optreden van de kunstschaatsers (in 2016) veroorzaakte een kleine rel, vooral in westerse media, die met name benadrukten dat een van de schaatsers de echtgenote was van Poetins woordvoerder. Maar deze Tatiana Navka zelf noemde het optreden juist een eerbetoon aan Holocaustslachtoffers, en riep op dat ‘onze kinderen zich deze vreselijke tijd moeten herinneren’. De jury deelde hoge punten uit, en naast verontwaardigde reacties op de sociale media lieten kijkers ook weten tot tranen toe geroerd te zijn door het optreden.
Handelswaar
Deze uiteenlopende reacties illustreren een belangrijke vraag die Kees Ribbens zich in zijn bijdrage aan deze editie stelt: hoe mag het verleden worden toegeëigend en met welke verwachtingen? Ribbens beschrijft de omgang met zogenoemde objecten die verwijzen naar de Holocaust (of naar de Tweede Wereldoorlog) en die als handelswaar dienen. Hij wijst op de frictie tussen uitgesproken ethische beginselen en meer vrijblijvend pragmatisme die dergelijke souvenirs oproepen. Tegelijk laat hij ook zien dat de handel hierin al decennialang bestaat.
Nienke van Leverink geeft vervolgens met een interviewartikel een inkijkje in de praktijk van die handel, en in de afwegingen die betrokkenen – in dit geval enkele Nederlandse oorlogsmusea en herinneringscentra – hierbij maken. Opvallend is dat die afwegingen niet draaien om de vraag óf er souvenirs verkocht mogen worden, maar wélke souvenirs. Interessant is ook dat alle geïnterviewden benadrukken dat de souvenirs de boodschap van de betreffende plek moeten uitdragen, maar de verschillende museumwinkels toch behoorlijk uiteenlopende keuzes maken. Waar de een zich bijvoorbeeld expliciet uitspreekt tegen de verkoop van speelgoedtanks, worden die bij een ander juist wel verkocht.
Leven met oorlog
Het is duidelijk dat er ondanks mogelijke morele bezwaren een behoefte bij het publiek bestaat om objecten in huis te halen die verwijzen naar de Holocaust, de Tweede Wereldoorlog, of meer algemeen naar oorlog. Waar bestaat die behoefte uit? Chrissy Flohr, programmamanager bij Museum Sophiahof, geeft in een bijdrage met als thema ‘Leven met oorlog’ een mogelijke verklaring. Deze nieuwe rubriek, die aansluit bij 2023 als themajaar ‘Leven met oorlog’, laat vrijwilligers en professionals die werkzaam zijn in een herinneringscentrum, oorlogsmuseum of andere WO2-instellingen aan het woord over de relatie tussen hun werk en eigen achtergrond. Flohr wijst erop dat historische objecten die naar een bepaald verleden verwijzen, waardevolle aandenkens kunnen zijn voor families. Hiermee licht ze mogelijk een tipje van de sluier op over de redenen waarom mensen ‘dark souvenirs’ kopen.
Spagaat
De ‘Holocaust-industrie’ en ‘Holokitsch’ brengen ons zo in een spagaat: de morele bezwaren tegen commercialisering en popularisering botsen met de eveneens morele oproep en plicht om de herinnering aan de Holocaust levend te houden. Moeten de tranen van de kijkers van het genoemde kunstschaatsoptreden worden afgewezen als vervlakking en trivialisering? Of juist toegejuicht en gestimuleerd omdat ze een oprechte betrokkenheid bij het Holocaustverleden tonen? Wat we er ook van vinden, de economie van de Holocaust is een feit. Een feit dat meer onderzoek waard is.
Over de auteur
Froukje Demant is senior onderzoeker bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei en redacteur van WO2 Onderzoek uitgelicht.
Foto boven aan pagina
De museumwinkel van Nationaal Monument Oranjehotel. Bron: Nationaal Monument Oranjehotel