4 en 5 mei als immaterieel erfgoed

Column

door Albert van der Zeijden – leesduur 4 minuten

Het lijkt bijna een trend: rituelen rondom herdenken en herinneren streven steeds vaker naar het predicaat ‘immaterieel erfgoed’. Naast de Nationale Herdenking op 4 mei en de Nationale Viering van de Bevrijding op 5 mei, die in 2019 gezamenlijk werden bijgeschreven in de Inventaris Immaterieel Erfgoed in Nederland, kregen ook de viering van het Leidens Ontzet en de Keti Koti-viering in Rotterdam een plek. Wat betekent het om ‘erkend’ te worden als immaterieel erfgoed? Waar liggen kansen, waar uitdagingen?

Als hoofd Kennisontwikkeling van Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland is immaterieel erfgoed mijn dagelijks werk. Ons centrum is verantwoordelijk voor de implementatie van het UNESCO-verdrag inzake de bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed, dat door Nederland in 2011 werd ondertekend.

Voor een goed begrip is het belangrijk om je te realiseren dat herdenkingen op zichzelf geen immaterieel erfgoed zijn. Het gaat UNESCO om de rituele uitingsvormen die tijdens de herdenking plaatsvinden en die de deelnemers ‘een gevoel van identiteit en continuïteit’ geven, zoals het in het verdrag staat geformuleerd. Bij 4 en 5 mei moet je dan bijvoorbeeld denken aan het ritueel van twee minuten stilte, het blazen van de Taptoe en het ontsteken van het Bevrijdingsvuur.

Het UNESCO-verdrag biedt een helder en inspirerend kader voor een dynamische omgang met immaterieel erfgoed. Zo betekent ‘immaterieel erfgoed behouden’ volgens UNESCO dat je het soms moet veranderen om het op die manier een toekomst te geven. Met andere woorden: immaterieel erfgoed moet steeds weer opnieuw herijkt worden, en daarbij passen soms nieuwe rituele vormen die beter aansluiten bij onze tijd.

Een tweede belangrijke notie van het verdrag is dat UNESCO de verantwoordelijkheid voor dit immaterieel erfgoed legt bij clubs of organisaties als het Nationaal Comité 4 en 5 mei, die als organisatoren of hoeders van dit immaterieel erfgoed willen optreden om het een toekomst te geven. In Nederland bieden organisaties zoals het Kenniscentrum daarbij ondersteuning. Ook doen wij onderzoek.

UNESCO biedt vooral een ondersteunend platform voor nationale en internationale uitwisseling. Zo kan het bijvoorbeeld voor het Nationaal Comité 4 en 5 mei interessant zijn om ervaringen uit te wisselen met de mensen en instellingen die betrokken zijn bij de traditie van The Last Post in Ieper, die op de Vlaamse Inventaris Immaterieel Erfgoed staat.

Leidens Ontzet 1953 (3 oktoberfeest). Er wordt haring en wittebrood uitgedeeld. De viering van Leidens Ontzet is zelf ook een traditie geworden, sinds 1886 tot de dag van vandaag gevierd. Foto: Fotocollectie Anefo/ Nationaal Archief

Toekomstbestendig maken

Bij een herdenking van een historische gebeurtenis als de Tweede Wereldoorlog is naar mijn mening de grote vraag hoe je rituelen zoals de Taptoe of het ontsteken van het Bevrijdingsvuur relevant kan houden voor nieuwe generaties die de oorlog niet hebben meegemaakt. Of voor wie heel andere oorlogen verser in het geheugen liggen – neem een Syrische vluchteling die de burgeroorlog in eigen land ontvluchtte.

Er wordt gelukkig al druk geëxperimenteerd met nieuwe rituele vormen. Om mensen met vele verschillende achtergronden bijeen te brengen, werden bijvoorbeeld in 2012 in Amsterdam de zogenoemde Vrijheidsmaaltijden geïntroduceerd, geïnspireerd op de Pesach-maaltijden uit de joodse traditie. De bedoeling was om mensen met uiteenlopende achtergronden met elkaar in gesprek te laten gaan over de betekenis van vrijheid.

Het is mijn stelling dat dergelijke gezamenlijke maaltijden, waarin uiteenlopende ervaringen kunnen worden gedeeld, bij uitstek passen bij een diverse samenleving. Ze hebben ook een plek gekregen in andere herdenkingen, zoals de viering van Leidens Ontzet en Keti Koti. Met name bij deze laatste herdenking is gebleken dat dergelijke ontmoetingsmomenten ruimte bieden om pijnlijke herinneringen te delen op een manier die voor onze samenleving relevant is.

Corona

Dit jaar moest er om andere redenen worden geïmproviseerd en vernieuwd. Want hoe kun je bij elkaar komen in een tijd van social distancing? Het was fascinerend om te zien hoe geëxperimenteerd werd met rituelen ‘op afstand’. Zelf was ik zeer onder de indruk van de gezamenlijke Taptoe, ieder op een eigen locatie, maar toch in verbondenheid met elkaar dankzij televisie en internet. Corona als nieuw crisismoment maakte 4 en 5 mei misschien wel intenser dan ooit.

Daarbij is natuurlijk de vraag in hoeverre deze nieuwe rituelen zullen beklijven. Mogelijk zullen, al dan niet gedwongen door epidemieën zoals corona, digitale vormen meer en meer het aanzien van onze rituelen gaan bepalen.

Een jonge vrouw voert puja uit voor een klein huisaltaar gewijd aan de god Shiva, die gesymboliseerd wordt door een drietand naast het altaar. Foto: Woudloper op Wikimedia Commons (CC BY-SA 4.0)

Speciaal voor 4 en 5 mei zou dit zeker moeten kunnen, want was de herdenking op de Dam niet altijd al een nationaal televisiemoment? Religiewetenschappers die onderzoek hebben gedaan naar de opkomst van ‘online religion’ beweren echter dat rituelen zonder fysiek contact een dimensie missen en dat je rituelen niet alleen moet zien en horen om ze werkelijk te kunnen beleven, maar ook moet kunnen voelen en aanraken. Een voorbeeld dat vaak genoemd wordt, is de viering van het hindoeïstische Puja-ritueel met de kenmerkende kamfervlam, waarbij ook zintuigen als tast, reuk en geur worden aangesproken.

Maar geldt iets dergelijks niet eveneens voor de Vrijheidsmaaltijd, waarin naast verhalen ook gerechten van uiteenlopende smaak worden gedeeld? Dat ervaren en beleven minstens zo belangrijk is als een beroep doen op de cognitieve zintuigen, blijkt uit het Leidens Ontzet, met de traditionele hutspot- en haringmaaltijd waarmee de honger van toen invoelbaar wordt gemaakt.

Hoe het ook zij, één ding is duidelijk: immaterieel erfgoed wordt altijd gestuurd door hedendaagse betekenissen en bekommernissen. De confrontatie tussen heden en verleden bepaalt bij uitstek de dynamiek van immaterieel erfgoed.

Over de auteur

 

Albert van der Zeijden

Albert van der Zeijden is historicus en hoofd Kennisontwikkeling van Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland. Het kenniscentrum coördineert de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland en doet aan kennisontwikkeling via onderzoekslijnen als ‘immaterieel erfgoed en superdiversiteit’ en ‘controversieel immaterieel erfgoed’.


Foto bovenaan artikel

Herdenken en vieren op 4 en 5 mei bijgeschreven in de Inventaris Immaterieel Erfgoed. Foto: Martijn Beekman