Voorbij de vertrouwde vrede?

Bij het thema

door Kees Ribbens – leesduur 4 minuten

Bevrijdingsdag biedt Nederlanders jaarlijks de kans om in vrede de vrijheid te vieren die in 1945 werd gerealiseerd. Dat de invulling van die dag regelmatig aan discussie onderhevig is – een discussie die verder reikt dan het vraagstuk of het een vrije dag voor iedereen zou moeten zijn – illustreert in zekere zin de variatie aan posities die vertolkt kunnen en mogen worden in de democratische rechtsstaat. Recent spitste de discussie zich toe op de vraag of we vrijheid eigenlijk wel konden vieren nu er in het oosten van Europa een nieuwe oorlog woedt. Tot een eenduidig antwoord leidde dat niet, al gingen de Bevrijdingsfestivals door.

Dat vrede en vrijheid belangrijk zijn is nauwelijks aan twijfel onderhevig, op 5 mei evenzeer als op andere momenten. Maar hoe we daar invulling aan geven, hoe we het definiëren en het zowel in eigen land als ver buiten de eigen landsgrenzen denken te moeten beschermen en verwezenlijken, daarover lopen de meningen uiteen. De opvattingen daarover gelden als politieke kwesties en eensgezindheid is dan bepaald geen vanzelfsprekendheid. Die opvattingen staan echter niet los van de manier waarop we de oorlog duiden.

In deze WO2 Onderzoek uitgelicht draait het dit keer om de recente geschiedenis van zowel de krijgsmacht als de vredesbeweging – twee ogenschijnlijk tegengestelde fenomenen. Die geschiedenis maakt inzichtelijk hoe opvattingen over vrede en vrijheid en over nauw verwante kwesties als veiligheid en geweld in de naoorlogse decennia werden ingevuld en nu opnieuw om bezinning vragen.

Bescherming van de rechtsorde

Ben Schoenmaker gaat in zijn bijdrage in op de relatie tussen krijgsmacht en maatschappij. Dit is een relatie waarin de beeldvorming decennialang niet altijd goed aansloot op de werkelijkheid, zo toont hij, terwijl de vertrouwdheid met het leger afnam ondanks de toegenomen zichtbaarheid na het einde van de Koude Oorlog.

De kerntaak van de krijgsmacht als beschermer van de internationale rechtsorde werd recent onderstreept door de nieuwe oorlog in Europa. De Russische invasie van Oekraïne wordt nu als keerpunt beschouwd. Het gevaar van militaire escalatie en de gelijktijdige verruiming van het defensiebudget maken duidelijk welke urgentie het heeft om opnieuw na te denken over vrede en vrijheid – en evenzeer over veiligheid.

De vredesbeweging op haar beurt lijkt na de grootschalige protesten tegen kernwapens in de jaren tachtig juist minder zichtbaar geworden. Na die fase van massabeweging professionaliseerde de vredesbeweging tot een welhaast specialistische ontwikkelingsorganisatie, zo laat Maarten van de Bos in zijn bijdrage zien. Gericht als zij nu is op het beschermen van burgers en de rechtsorde in conflictsituaties, zijn er sterke overeenkomsten ontstaan met de krijgsmacht. Juist dat vraagt om kritische reflectie, doet dit artikel beseffen.

Diepe sporen

Een aanzet daartoe wordt geboden door militair historicus Christ Klep en antropoloog Tine Molendijk, die geïnterviewd worden door Else de Jonge. Zij staan samen stil bij de betekenis van vredesoperaties, een instrument waarmee de Nederlandse politiek de internationale rechtsorde tracht te bevorderen in een tijd waarin de krijgsmacht een steeds minder centrale plaats in de (post-militaire) samenleving inneemt.

Dit streven is bovenal een instrument van buitenlandse politiek en vertaalt zich in de inzet van Nederlandse manschappen in uiteenlopende conflictgebieden. Meer dan eens blijkt het moreel verheven zelfbeeld van een vredelievende natie hardgrondig te schuren met de weerbarstige realiteit van de uitvoerbaarheid. Het omgaan met geweld en de gevolgen daarvan trekt net als de morele beoordeling daarvan diepe sporen, zo maken Klep en Molendijk aanschouwelijk. Zowel in het militaire apparaat als in de betrokken samenleving – en niet in de laatste plaats bij de betrokken militairen.

Twee F-16s van de Koninklijke Luchtmacht boven de wolken van Afghanistan, 2003. Foto: Fotovlucht Vliegbasis Soesterberg / Beeldbank NIMH

Kameraadschap

De ervaringen en beweegredenen van die betrokken militairen zijn onderdeel van een complexe realiteit. Het onder woorden brengen van wat zij meemaakten, terwijl zij elders trachtten de politieke ambities te verwezenlijken die in Nederland werden gedefinieerd, is evenmin een gemakkelijke opgave.

In de rubriek ‘Oorlog verbeeld’ laat Jeoffrey van Woensel zien hoezeer muziek voor veteranen van belang kan zijn bij het tot uiting brengen van hun herinneringen en emoties. Dat onderlinge kameraadschap en terugkeer naar het thuisfront daarin een prominente rol innemen, suggereert dat de prioriteiten van politieke opdrachtgevers en militaire uitvoerders niet automatisch overeenkomen. Ook dit wijst erop dat vrede en vrijheid uiteenlopende interpretaties kennen, deels geïnspireerd door historische ervaringen, maar ook sterk beïnvloed door de hedendaagse realiteit in binnen- en buitenland en door uiteenlopende maatschappelijke en persoonlijke verwachtingen.

Opnieuw actueel

Oorlog was nooit uitsluitend een fenomeen van het verleden, al meenden we in Nederland enige tijd in de luxe te verkeren dat we het als iets uit voorbije tijden of uit verre landen konden beschouwen. Nu het bewustzijn is doorgedrongen dat massaal geweld in Europa opnieuw de actualiteit domineert, vragen de thema’s en boodschappen die we eerder verbonden aan de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog – vrede, vrijheid en nog veel meer – aandacht in een veranderende context. Dit nummer van WO2 Onderzoek uitgelicht wil de gedachtewisseling daarover stimuleren.

Over de auteur

 

Kees Ribbens

Kees Ribbens is senior onderzoeker bij het NIOD en hoogleraar Populaire historische cultuur & oorlog aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarnaast is hij redacteur van WO2 Onderzoek uitgelicht.


Foto boven aan pagina

Pax Christi in 1964, circa 3000 deelnemers lopen naar Den Bosch. Bron: Jac. de Nijs / Anefo / Nationaal Archief