Hardnekkige erfenissen van de Tweede Wereldoorlog in Azië

Achtergond

door Eveline Buchheim – leesduur 9 minuten

Buiten Japan bestaat nog steeds het idee dat Japanners de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog bij voorkeur onbesproken laten en bij de herdenking ervan vooral aandacht hebben voor het eigen slachtofferschap. Maar de manieren waarop Japanners de oorlog herdenken zijn net zo divers en veelzijdig als elders, zo zag Eveline Buchheim tijdens bezoeken aan Japan en in de samenwerking met Japanse onderzoekers. Zolang de Japanse overheid zich echter niet oprecht distantieert van de oorlogsgruwelen, blijft het beeld dat Japanners hun oorlogsverleden ontkennen bestaan.

Elk jaar op 15 augustus vindt in de Yasukuni-tempel in Tokio de jaarlijkse herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog plaats. Het is dezelfde tempel waar al sinds 1869 de soldaten herdacht worden die voor de keizer gesneuveld zijn. En dezelfde tempel waar gedurende het hele jaar extreemrechtse sympathisanten samenkomen om de militaire rol van Japan in de oorlog te verheerlijken. Sympathisanten die ook op 15 augustus altijd in groten getale aanwezig zijn.

Mensen in uniformen van het Japans Keizerlijk Leger bezoeken het Yasukuni-altaar in Tokio, 15 augustus 2019. Dit was de 74e gedenkdag van de Japanse overgave tijdens de Tweede Wereldoorlog. Foto: Yoshio Tsunoda / AFLO / Alamy Live News

Niet voor niets heeft deze shinto-tempel buiten Japan een twijfelachtige reputatie. De belangrijkste reden hiervoor is dat er ook veertien door het Tokio Tribunaal veroordeelde ‘klasse A-oorlogsmisdadigers’ vereerd worden, onder wie de beruchte generaal Hideki Tojo die de aanval op Pearl Harbor beval. Elke keer als vooraanstaande Japanse politici de Yasukuni-tempel bezoeken ontstaat er grote ophef, zeker als het op 15 augustus plaatsvindt. Vooral China en Zuid-Korea, landen die zwaar hebben geleden onder de Japanse agressie tussen 1937 en 1945, ervaren de bezoeken op die dag als een affront. Voor hen is de tempel hét symbool van de Japanse oorlogsagressie.

Zelf woonde ik op 15 augustus 2015 de jaarlijkse herdenking bij Yasukuni bij. Het was precies 70 jaar nadat de Japanse keizer Hirohito voor het eerst direct zijn volk toesprak. Toen Hirohito in 1945 hoogstpersoonlijk de overgave van het Japanse leger en daarmee het einde van de Tweede Wereldoorlog aankondigde, was dat voor Japanners een bijzondere, zelfs schokkende gebeurtenis, die brak met het beeld van de keizer als een goddelijk en ver boven het volk verheven wezen.

Japanse burgers luisteren op de radio naar keizer Hirohito die het volk toespreekt. Foto: Wikimedia Commons

Op de 70e herdenking van dit gedenkwaardige moment bestond de enorme stroom bezoekers vooral uit grote aantallen aanhangers van extreemrechtse nationalistische groeperingen. Uit de harde luidsprekers klonken oorlogsliederen. En hoewel ik voorbereid was op nationalistisch vertoon, was het toch schokkend om de vlaggen, slogans, kraampjes met propaganda en oorlogsuniformen te zien.

Ooggetuigen

Hoe anders was de sfeer ruim een maand eerder in Sendai, de grootste stad in de regio Tohoku in Noordoost-Japan. Ik bezocht daar op 10 juli de Sendai City War Reconstruction Memorial Hall, het museum waar de verwoesting en de wederopbouw van de stad na het bombardement met B-29 bommenwerpers herdacht wordt.

Bij het Amerikaanse bombardement op de stad op 10 juli 1945, onderdeel van de campagne van het Amerikaanse leger waarbij 66 Japanse steden werden verwoest, bleef het grootste deel van het historische centrum in puin achter en lieten duizenden mensen het leven. Maar ook strategisch belangrijke elektriciteitsfabrieken, een gasbedrijf, een radiostation en een treinknooppunt werden vernietigd. Bij deze herdenking waren geen vlaggen of slogans te zien. Bij de herdenkingstoespraken heerste een serene, ingetogen rust. Na de ceremonie gaven ooggetuigen een rondleiding door de tentoonstelling.

De bezoekers waren vooral oudere inwoners van de stad. Het viel me op hoe geanimeerd ze naast elkaar stonden voor grote overzichtskaarten en foto’s van de stad, herinneringen ophalend aan wat ze destijds hadden meegemaakt. Ze waren hier bij elkaar gekomen om hun persoonlijke ervaringen en die van hun families te delen. Toen ze me vroegen waar ik vandaan kwam, raakten we al snel in gesprek over de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. Ik was verrast door hun belangstelling en empathie voor de lotgevallen van de slachtoffers van de Japanse bezetting.

Deze twee herdenkingen in Japan bevatten verschillende handvatten om de complexiteit van het herdenken van de Tweede Wereldoorlog in Azië te kunnen begrijpen. Het verschil in sfeer tijdens de herdenkingen kon niet groter zijn en is een duidelijke illustratie van de uiteenlopende manieren waarop de oorlog in Japan herdacht wordt en van de kwesties die een rol spelen in de discussies over die oorlog.

Tegelijk ervoer ik aan den lijve wat ik jaren daarvoor al had geleerd van de Britse cultuurwetenschapper Philip Seaton. In Japan’s Contested War Memories – The ‘memory rifts’ in historical consciousness of World War II toont hij dat de aanname dat Japanners hun oorlogsdaden niet willen erkennen, nogal kort door de bocht is. Zoals overal gaan mensen ook in Japan op allerlei manieren om met oorlogsherinneringen, en is het verschil tussen de officiële en de persoonlijke herinneringen er vaak groot. Japan is veel meer dan het ietwat ‘vreemde’ en homogene land met een uniforme taal en cultuur dat er in het Westen vaak van gemaakt wordt.

Sendai na het bombardement in 1945. Foto: Wikimedia Commons

‘Pacific War’

Als er al iets algemeens te zeggen is over de Tweede Wereldoorlog in Azië, is het wel dat de echo’s ervan in de regio nog altijd luid en duidelijk klinken. Met name in de verhouding tussen Japan en Korea en China is zichtbaar dat het WO II-conflict de gemoederen blijft bezighouden. Dat is vooral het gevolg van het feit dat de Japanse regering kwesties rondom de gedwongen legerprostitutie en dwangarbeid nooit echt heeft opgelost.

Maar het vraagstuk begint al bij welke naam er aan de oorlog gegeven moet worden en welke periodisering de juiste is. Na afloop van de oorlog had Japan een voorkeur voor de term ‘Pacific War’, om de oorlog in Azië na Pearl Harbor aan te duiden. Hiermee werd de focus gericht op de periode vanaf 1941 en het conflict met Amerika en andere westerse landen, en werd de aandacht in de richting van het Japanse slachtofferschap geleid. Tegelijk kon zo de periode van de oorlog met China vanaf 1937, waar een Aziatisch buurland het grootste slachtoffer werd van de Japanse agressie, wat op de achtergrond raken.

Meerdere auteurs hebben in de loop der tijd laten zien hoezeer en op welke manieren de oorlog in de Pacific bepalend is geweest voor de geopolitieke verhoudingen in Azië en hoe deze zowel de herinneringen in de regio als de beeldvorming blijven beïnvloeden. Het gaat daarbij niet alleen over hoe de oorlog in Japan en in de regio herinnerd wordt, maar ook over de blijvende economische en politieke implicaties. Zelfs nieuwe conflicten, zoals territoriale disputen, worden in verband gebracht met de Japanse gewelddadige houding tijdens de oorlog.

Koloniale relaties

Nadat Japan vanaf 1931 delen van China bezette, bleven de betrekkingen tussen beide landen lange tijd zeer ijzig. Pas in 1972 werden deze nieuw leven ingeblazen. In de daaropvolgende decennia richtte Japan zich vooral op het stimuleren van economisch herstel en politieke stabiliteit in China. Nu China economisch veel minder afhankelijk geworden is van Japan, treden de conflicten weer meer op de voorgrond.

Sinds 2012 is de territoriale strijd over de strategisch en economisch belangrijke Senkaku-eilanden een belangrijk twistpunt tussen beide landen. In China wordt deze kwestie in de publieke opinie nauw geassocieerd met de Japanse agressie tijdens de Tweede Wereldoorlog, zoals die tijdens het bloedbad in Nanjing of ten opzichte van de vele Chinese vrouwen die gedwongen werden in Japanse militaire bordelen te werken.

De betwiste Senkaku-eilanden. Foto: Jackopoid op Wikimedia Commons / Bewerking Nationaal Comité 4 en 5 mei

Ook het contact van Japan met Korea is getekend door een koloniale relatie. Japan koloniseerde Korea tussen 1910 en 1945. Pas in 1965 werden de betrekkingen met Zuid-Korea genormaliseerd en werden in een officieel verdrag eigendomsclaims tussen de landen geregeld. Persoonlijke schade bleef echter buiten beschouwing, wat tot op heden een twistpunt blijft voor met name Koreaanse dwangarbeiders en vrouwen die in militaire bordelen moesten werken.

In 2018 veroordeelden Koreaanse rechters het Japanse staalbedrijf Nippon Steel Corporation tot herstelbetalingen aan dwangarbeiders. De aandacht voor het proces leidde tot vele protesten in Seoul en het boycotten van Japanse producten door Koreaanse burgers. De relaties tussen Japan en Zuid-Korea bereikten een nieuw dieptepunt.

Excuses

En de Yasukuni-tempel? Ook in 2021 werden de bezoeken van Japanse hoogwaardigheidsbekleders aan Yasukuni rondom 15 augustus met afschuw ontvangen in het buitenland. De huidige minister-president Yoshihide Suga kwam weliswaar niet zelf naar Yasukuni, maar het bezoek van minister van Defensie Nobuo Kishi (de jongere broer van voormalig premier Shinzo Abe) en de minister voor Economisch Herstel Yasutoshi Nishimura wekte desalniettemin wrevel.

China veroordeelde het bezoek en viel er vooral over dat uitgerekend de minister van Defensie de tempel bezocht. Zuid-Korea betreurde het bezoek en uitte ernstige bezorgdheid. Toch gebruikte president Moon Jae-in zijn jaarlijkse herdenkingsspeech over het einde van de Tweede Wereldoorlog ook om te zeggen dat Zuid-Korea ondanks de onopgeloste vetes bereid was in dialoog te blijven met Japan.

Hoewel de deur naar een oplossing van de jarenlange conflicten openblijft, is er meer nodig dan de welwillendheid van individuele burgers om in dialoog te gaan over het oorlogsverleden. China en Korea zien een blijvende tegenzin bij de Japanse regering om zich daadwerkelijk rekenschap te geven van Japanse oorlogsdaden en zich er genereus voor te excuseren. Het officiële standpunt van Japan is dat dit in voldoende mate gedaan is.

De excuses van kabinetschef Yōhei Kōno in 1993 voor het optreden van het Japanse leger, waarin hij erkende dat het Japanse leger vrouwen gedwongen tewerkgesteld had in Japanse militaire bordelen, hebben tot nu toe de meeste indruk gemaakt. Ook omdat Kōno aankondigde dat er meer onderzoek moest komen en de kwestie van deze gedwongen militaire prostitutie een plaats zou moeten krijgen in Japanse schoolboeken. Politici die na hem kwamen, hebben deze belofte echter weer afgezwakt. Het gevolg is dat tot op de dag van vandaag de prostitutiekwestie en het thema van dwangarbeid voor het Japanse leger als een zwarte wolk boven de relaties met de buurlanden hangen.

Over de auteur

 

Eveline Buchheim

Dr. Eveline Buchheim werkt als senior onderzoeker bij het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Ze bracht publicaties uit op het gebied van oorlog en gender, intieme relaties in koloniale contexten en erfgoedtoerisme. Ze is medecoördinator van het project ‘Getuigen & Tijdgenoten’ in het onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950.


Foto boven aan artikel

Bezoekers houden de vlag van het Japans Keizerlijk Leger omhoog om de doden te herdenken bij het Yasukuni-altaar. Tokio, 15 augustus 2016. Bron: Aflo Co. Ltd. / Alamy Live News